Luchtvaart- en ruimtevaartstudent Rob Lokate ontwikkelde tijdens zijn stage een ijzersterk en ‘megastijf’ frame voor een tijdracefiets. Van carbon, uit één geheel en ‘met een paar mooie innovaties’.
De champagne werd nog net niet ontkurkt, ’s ochtends in alle vroegte, maar een feest was het wel om het frame uit de mal te halen. “Ik was stipt half negen op het composietenlab om de bouten los te draaien. We stonden er met zeven man omheen. Het was een euforisch moment, we hebben er een hele tijd over staan praten. Het resultaat was boven alle verwachting. Mijn allereerste product uit een mal, ik was razend benieuwd hoe het eruit zou komen.”
Liefdevol houdt hij het frame vast. “Er zitten heel wat innovaties in”, zegt de fietsfanaat enthousiast. Zoals de zitbuis, de stang waar het zadel op komt. Die is aan de bovenkant honderd procent verticaal, waardoor het zadel niet een paar millimeter naar voor of achter verschuift als je het in hoogte verzet. Belangrijk, want de regels van wereldwielerbond UCI zijn zo streng, dat één millimeter horizontale overschrijding al tot diskwalificatie leidt.
Buitengewoon opgetogen is hij over de wulpse kromming waarin de zitbuis naar beneden doorloopt. Die vorm is een idee van Jelle Zijlstra, winnaar van de ontwerpwedstrijd die Lokate met stagebegeleider Kasper Snijders uitschreef onder de leden van studentenwielervereniging Wtos. “Dat zijn allemaal techniekstudenten, dus er kwamen meteen veel ideeën los.” Zijlstra’s tekening werd het uitgangspunt voor de sterkte- en stijfheidsberekeningen van Lokate. “Zo’n kromming heb ik nog op geen enkele andere fiets gezien. Het was een heel gevecht om die goed te krijgen. Als je er iets te dik verf opspuit voldoet hij al niet meer aan de regels van de UCI.”
Omdat het hele frame uit één geheel bestaat, is de sterkte en stijfheid optimaal. “De crux”, zegt Lokate, “zit ‘m in die twee onderste buizen. Die zijn hoger dan bij bestaande frames. De schuine onderbuis heeft een groot binnenoppervlak nodig, tegen de torsie. De liggende achtervork krijgt buigingen te verduren, daarom heb ik die ook hoger dan normaal gemaakt. Vanuit de vorm heb je van nature meer stijfheid.”
In plaats van met een knik loopt de liggende achtervork vloeiend over in de onderbuis. Ook nieuw: er zit geen gat op die overgangsplek voor de trapasbus. “De lichaamsmaten verschillen per persoon. Zo kan iedereen de positie van de trapas voor zijn eigen fiets kiezen. Geen enkele racefietsfabrikant heeft dat.” Lokate doelt op de circa dertig Wtos-leden die allemaal hun eigen fiets op maat krijgen. “We kunnen ook de zitbuis op de juiste hoogte afzagen, afhankelijk van de maten van de berijder.”
Een andere noviteit is de horizontale stuurpen. De aerodynamische winst daarvan is minimaal, erkent Lokate. “Het is meer voor het mooie. Als het snel oogt, dan willen de mensen het.” En dan is er ook nog de plek waar het schakelmechanisme van de derailleurspad wordt aangesloten. Dat is één, met composiet verlijmd geheel.
Aan het uiteindelijke ontwerp gingen enkele discussies vooraf. “Mijn stagebegeleider en ik kijken anders naar de fiets dan de vormgever. Dat is ook het interessante aan het ontwerpproces, een middenweg vinden tussen de tegengestelde belangen. Het valt mij nu pas op hoeveel ik heb gedaan in zo’n korte periode. Je praat met veel mensen, die allemaal ideeën hebben. Je propt er meer in dan je doorhebt.”
De dertig Wtos-leden worden als testteam gebruikt. “Aan de hand daarvan kan de fiets doorontwikkeld worden. Het volgende model zal tweehonderd gram minder wegen. Dan gebruiken we een andere vezel. Tijdritfietsen zijn altijd zwaarder dan gewone wegfietsen. Het totale gewicht van een fiets met dit frame zal onder de acht kilo zijn. Mijn doelstelling is om maximaal 1500 gram aan frame te hebben.”
Vrijdagavond 9 april is het frame te bezichtigen op de ploegenpresentatie van Wtos, in het Sportcafé.
www.wtos.nl
Wat gaat u precies doen?
“De dienstverlening verbeteren en de relatie tussen de universiteitsdienst (UD) en de faculteiten versterken. Op drie manieren. Een: door tien projecten van het college van bestuur uit te voeren, maar dat is niet voldoende. Volgend jaar zijn er misschien weer nieuwe projecten. Daarom moeten we een manier van werken bij de universiteitsdienst invoeren die ervoor zorgt dat die dienst veranderingen beter aankan. Dat is twee. En drie: door betere communicatie.”
Wat is er mis met de communicatie?
“We kunnen meer uitleggen waarom we iets doen. In Delta bijvoorbeeld. Maar ik heb het ook over communicatie met een kleine ‘c’. Je moet weten wat er binnen faculteiten speelt. Iedereen hoort fatsoenlijk te communiceren. Neem mijn eigen dienst onderwijs & studentenzaken (O&S): onze administratie moet weten wat docenten nodig hebben. Of neem personeel & organisatie: die moet weten of een formulier handig is. De relatie verbeteren tussen de faculteiten en de universiteitsdienst is het lastigst. Soms lijkt het of we twee universiteiten zijn in plaats van één: een universiteit van de UD en een universiteit van de faculteiten.”
Hoe uit zich dat?
“Soms wordt in faculteiten met minachting over de UD gesproken. Alsof daar geen professionals werken. Dan hoor je dingen als: ‘dat zijn ondersteuners’ of: ‘de UD kost te veel geld’. Binnen de UD merk je dat diensten klachten soms te gemakkelijk afdoen. De relatie tussen de faculteiten en de UD moet meer diepgang krijgen. Ik wil daar mensen uit de faculteiten bij betrekken. De UD kan niet zonder steun en feedback van de faculteiten. Er is behoefte aan constructieve opmerkingen en zo nodig, kritiek.”
Hoe gaat u draagvlak creëren?
“Laten we eerst maar eens beginnen met punten die wat mij betreft prioriteit hebben. De afdelingen finance & control (F&C) en personeel & organisatie (P&O) kregen in een enquête van TU-medewerkers een krappe voldoende. Het gaat vooral om de shared service centers van beide. Ik zie als klant al verbeteringen. Bij F&C is Basware een enorme verbetering. Bij het shared service centre reageert men alerter als iets niet klopt. Het is ook persoonlijker geworden.”
Dienstverlening moet inderdaad persoonlijker, vindt het college. Hoe gaat u daarvoor zorgen?
“Dat hebben we nog niet precies uitgewerkt, maar er zijn verschillende manieren. Bij O&S hebben we een contactpersoon voor faculteiten. Ik zie bij F&C persoonlijker mails, met een naam er onder. Dat is ook een manier. Je moet een balans vinden. Bij de reorganisatie is veel gecentraliseerd. Het moest kostenefficiënter. Logisch, maar de nadruk ligt op de leveranciers, de diensten. Het vinden van evenwicht in de relatie leverancier/klant zal lastig zijn. Daar zal niet één manier voor zijn.”
Het college van bestuur schrijft in het verbeterplan: ‘In 2009 en 2010 worden de spelregels rond dienstverlening geactualiseerd, dienstverleningsovereenkomsten geactualiseerd en de rol van domeindecanen beschreven’. Help! Wat betekent dit?
“De Dienstverleningsovereenkomsten beschrijven in maximaal twee A4-tjes wat een dienst doet en welke informatie daarvoor nodig is van faculteiten. Een domeindecaan is een van de decanen, die namens alle faculteiten overlegt met een dienst. Zo is de decaan van Bouwkunde de domeindecaan van O&S. Als faculteiten meer van O&S nodig hebben, overleg ik met die decaan over keuzes. Wat je nu ziet, is dat faculteiten vanwege financiële druk minder willen betalen voor diensten. Daar moeten we over nadenken. Ook zijn er veel nieuwe decanen en directeuren, en zie je afspraken verslappen. Verder vullen decanen hun rol als domeindecaan op verschillende manieren in. Sommige decanen vinden het lastig zoveel tijd te besteden aan dienstverlening. Ik ga met decanen kijken hoe we dit kunnen oppakken.”
Comments are closed.