Een nieuw fenomeen doet zijn intrede op de Delftse campus. Internet is inmiddels een ingeburgerd begrip; het zijn de Intranetten die nu de show stelen.
Deze bedrijfsnetwerken gebruiken de technieken van Internet, maar zijn slechts toegankelijk voor een bepaalde doelgroep. Het Rekencentrum en de Bibliotheek zijn de koplopers. Maar op het gebied van Intranet-onderzoek gebeurt op de TU nog bijster weinig.
Figuur 1 De Koo en Stappershoef: ,,De papierstromen van het Rekencentrum worden kleiner”
Het beeld van een hiërarchische organisatiestructuur is aan revisie toe. Met het hoge tempo waarmee veranderingen in organisaties dezer dagen worden doorgevoerd, is een betere afstemming tussen afdelingen onderling een noodzaak. Een Intranet speelt daarbij een rol, meent bibliothecaris dr. L.J.M. Waaijers. ,,Intranet op zich is niet meer dan een technisch speeltje, maar het draagt wel bij aan betere horizontale communicatie. Zo kunnen we in lokale nieuwsgroepen met elkaar discussiëren zonder dat je daarvoor fysiek aanwezig moet zijn.” Ir. N.P. de Koo en G.L.E. Stappershoef van het Rekencentrum denken er net zo over. De Koo meent dat de organisatie ,,beslist opener is geworden” en Stappershoef bemerkt dat ,,muurtjes tussen de afdelingen lager zijn dan voorheen”.
Door de inzet van beproefde Internet-technologie is de opzet van een Intranet relatief eenvoudig. De benodigde software is vaak gratis verkrijgbaar en bovendien gesneden koek voor menig systeembeheerder van de TU. Daar komt bij dat een groot deel van de werknemers reeds vertrouwd is met een webbrowser, waarmee naast het Internet nu ook het eigen Intranet wordt ontsloten. De aanschaf van hardware is nauwelijks een kostenpost, weet Waaijers. ,,Iedereen heeft al een pc en de bekabeling ligt er ook al. De investering out of pocket valt reuze mee.”
De werkelijke inspanning ligt eerder op het beheersmatige vlak. De Koo: ,,Je moet mensen zover krijgen dat ze enerzijds het Intranet raadplegen en er anderzijds zelf informatie aan toevoegen. De neuzen moeten in de richting van elektronische informatieverschaffing wijzen.” Bij het Rekencentrum lukt dat al aardig. Stappershoef: ,,Op onze afdeling – marketing en ontwikkeling – worden alle documenten in eerste instantie voor het Intranet opgemaakt. De informatie is direct voor de hele organisatie toegankelijk.” Een lager papierverbruik is een aangenaam neveneffect van deze aanpak. ,,De circulatiemap wordt steeds dunner”, ondervindt De Koo.
Reiskosten
Figuur 2 Prof. Dietz: ,,Het is een lastige klus om bestaande informatiesystemen aan een Intranet te koppelen”
PoeH, het Intranet van het Rekencentrum, bestaat reeds uit duizend pagina’s en groeit nog dagelijks. Op de met hyperlinks doorspekte webpagina’s vinden RC-medewerkers onder meer hetsmoelenboek, vergaderverslagen, managementinformatie en kwaliteitshandboeken. Opvallend is verder het op maat gesneden reiskosten-declaratieformulier dat PoeH automatisch voortbrengt. Een dergelijke toepassing illustreert dat een Intranet meer is dan een elektronisch prikbord. De Koo: ,,Het automatiseren van de administratieve papierstromen is een volgende stap in de ontwikkeling van PoeH.”
Gezien het karakter van het Rekencentrum fungeert PoeH bovendien als proeftuin voor sommige medewerkers. Nieuwe Internet-programma’s die wellicht geschikt zijn voor grootschalig gebruik, worden op PoeH in alle rust getest.
De Bibliotheek, die het Intranet pas officieel op 1 juli in gebruik neemt, is minder vergevorderd dan het Rekencentrum. De rubricering van het naamloze TUB-Intranet is er al, maar het wachten is op de inhoud. Daar heeft Waaijers hoge verwachtingen van: ,,We moeten een hyperlinked organisatie worden. Om dat te bereiken moet het Intranet een lage drempel hebben. Misschien komt het wel in onze beloningsstructuur tot uitdrukking. Mensen die veel aan het Intranet bijdragen, verdienen volgens mij een schouderklopje.”
Meerwaarde
Waar de TU als organisatie hier en daar snel reageert op het fenomeen Intranet, blijft het onderzoek vooralsnog achter. Navraag bij Informatica en Elektrotechniek leverde althans weinig opzienbarends op. Zo deelt prof.ir. J.L.G. Dietz van de vakgroep Informatiesystemen mee dat ,,er op dit moment nog geen onderzoek wordt gedaan op het gebied van Intranetten.” Dietz geeft toe dat Informatica wel de plek is waar dergelijk onderzoek thuis hoort. Echter: ,,Om zelfstandig onderzoek te starten zijn we afhankelijk van de eerste geldstroom.” Daarin is nog niet voorzien in Intranet-onderzoek.
Hoewel actieve betrokkenheid dus even achterwege blijft, beseft Dietz dat een Intranet aanzienlijke meerwaarde aan een organisatie kan geven ,,Als je in een Intranet alle bestaande informatiesystemen integreert, krijg je een uniforme gebruikers-interface waarmee ieder systeem kan worden benaderd.” Daar ziet de hoogleraar kans voor onderzoek: ,,De diversiteit in de bestaande systemen is groot. Het is een lastige klus om die allemaal aan een Intranet te koppelen.”
Concreter zijn de plannen bij Elektrotechniek, waar de aanstelling van ‘Internetprofessor’ prof. J. van Till het onderzoek omtrent Internet en Intranetten een positieve stimulans moet geven. Maar Van Till stelt de verwachtingen bij: ,,We zitten hier bij Elektrotechniek. Ik richt me voornamelijk op de infrastructurele aspecten en minder op de toepassingen daarvan, zoals Intranetten. We gaan ons niet bewegen in de applicatie-sfeer.”
Tentamencijfers
Met tientallen jaren ervaring in de automatisering heeft Van Till wel een uitgesproken mening over de opkomst van Intranetten. ,,Het is op zich een modieus effect. Het gaat om technieken die al jaren bestaan en nu ineens in volle bloei komen.”
De vraag rijst of de tijd niet rijp is voor een campuswideTU-Intranet. DUTIS – de website van de TU – kan daarbij een uitgangspunt vormen, ,,maar daar moet dan nog een slag overheen om het bruikbaarder te maken”, meent Van Till. Hij geeft een voorbeeld: ,,Tentamencijfers worden nog steeds op een papieren velletje op een prikbord gehangen. Dat moet anders kunnen.”
Rekencentrum-medewerkster Stappershoef is het daarmee eens: ,,Het barst van de informatie die zich leent voor een TU-Intranet.” Haar collega de Koo is ,,overtuigd dat zo’n Intranet er komt, maar het is niet aan het Rekencentrum om daarover te beslissen.”
,
Een nieuw fenomeen doet zijn intrede op de Delftse campus. Internet is inmiddels een ingeburgerd begrip; het zijn de Intranetten die nu de show stelen. Deze bedrijfsnetwerken gebruiken de technieken van Internet, maar zijn slechts toegankelijk voor een bepaalde doelgroep. Het Rekencentrum en de Bibliotheek zijn de koplopers. Maar op het gebied van Intranet-onderzoek gebeurt op de TU nog bijster weinig.
Figuur 1 De Koo en Stappershoef: ,,De papierstromen van het Rekencentrum worden kleiner”
Het beeld van een hiërarchische organisatiestructuur is aan revisie toe. Met het hoge tempo waarmee veranderingen in organisaties dezer dagen worden doorgevoerd, is een betere afstemming tussen afdelingen onderling een noodzaak. Een Intranet speelt daarbij een rol, meent bibliothecaris dr. L.J.M. Waaijers. ,,Intranet op zich is niet meer dan een technisch speeltje, maar het draagt wel bij aan betere horizontale communicatie. Zo kunnen we in lokale nieuwsgroepen met elkaar discussiëren zonder dat je daarvoor fysiek aanwezig moet zijn.” Ir. N.P. de Koo en G.L.E. Stappershoef van het Rekencentrum denken er net zo over. De Koo meent dat de organisatie ,,beslist opener is geworden” en Stappershoef bemerkt dat ,,muurtjes tussen de afdelingen lager zijn dan voorheen”.
Door de inzet van beproefde Internet-technologie is de opzet van een Intranet relatief eenvoudig. De benodigde software is vaak gratis verkrijgbaar en bovendien gesneden koek voor menig systeembeheerder van de TU. Daar komt bij dat een groot deel van de werknemers reeds vertrouwd is met een webbrowser, waarmee naast het Internet nu ook het eigen Intranet wordt ontsloten. De aanschaf van hardware is nauwelijks een kostenpost, weet Waaijers. ,,Iedereen heeft al een pc en de bekabeling ligt er ook al. De investering out of pocket valt reuze mee.”
De werkelijke inspanning ligt eerder op het beheersmatige vlak. De Koo: ,,Je moet mensen zover krijgen dat ze enerzijds het Intranet raadplegen en er anderzijds zelf informatie aan toevoegen. De neuzen moeten in de richting van elektronische informatieverschaffing wijzen.” Bij het Rekencentrum lukt dat al aardig. Stappershoef: ,,Op onze afdeling – marketing en ontwikkeling – worden alle documenten in eerste instantie voor het Intranet opgemaakt. De informatie is direct voor de hele organisatie toegankelijk.” Een lager papierverbruik is een aangenaam neveneffect van deze aanpak. ,,De circulatiemap wordt steeds dunner”, ondervindt De Koo.
Reiskosten
Figuur 2 Prof. Dietz: ,,Het is een lastige klus om bestaande informatiesystemen aan een Intranet te koppelen”
PoeH, het Intranet van het Rekencentrum, bestaat reeds uit duizend pagina’s en groeit nog dagelijks. Op de met hyperlinks doorspekte webpagina’s vinden RC-medewerkers onder meer hetsmoelenboek, vergaderverslagen, managementinformatie en kwaliteitshandboeken. Opvallend is verder het op maat gesneden reiskosten-declaratieformulier dat PoeH automatisch voortbrengt. Een dergelijke toepassing illustreert dat een Intranet meer is dan een elektronisch prikbord. De Koo: ,,Het automatiseren van de administratieve papierstromen is een volgende stap in de ontwikkeling van PoeH.”
Gezien het karakter van het Rekencentrum fungeert PoeH bovendien als proeftuin voor sommige medewerkers. Nieuwe Internet-programma’s die wellicht geschikt zijn voor grootschalig gebruik, worden op PoeH in alle rust getest.
De Bibliotheek, die het Intranet pas officieel op 1 juli in gebruik neemt, is minder vergevorderd dan het Rekencentrum. De rubricering van het naamloze TUB-Intranet is er al, maar het wachten is op de inhoud. Daar heeft Waaijers hoge verwachtingen van: ,,We moeten een hyperlinked organisatie worden. Om dat te bereiken moet het Intranet een lage drempel hebben. Misschien komt het wel in onze beloningsstructuur tot uitdrukking. Mensen die veel aan het Intranet bijdragen, verdienen volgens mij een schouderklopje.”
Meerwaarde
Waar de TU als organisatie hier en daar snel reageert op het fenomeen Intranet, blijft het onderzoek vooralsnog achter. Navraag bij Informatica en Elektrotechniek leverde althans weinig opzienbarends op. Zo deelt prof.ir. J.L.G. Dietz van de vakgroep Informatiesystemen mee dat ,,er op dit moment nog geen onderzoek wordt gedaan op het gebied van Intranetten.” Dietz geeft toe dat Informatica wel de plek is waar dergelijk onderzoek thuis hoort. Echter: ,,Om zelfstandig onderzoek te starten zijn we afhankelijk van de eerste geldstroom.” Daarin is nog niet voorzien in Intranet-onderzoek.
Hoewel actieve betrokkenheid dus even achterwege blijft, beseft Dietz dat een Intranet aanzienlijke meerwaarde aan een organisatie kan geven ,,Als je in een Intranet alle bestaande informatiesystemen integreert, krijg je een uniforme gebruikers-interface waarmee ieder systeem kan worden benaderd.” Daar ziet de hoogleraar kans voor onderzoek: ,,De diversiteit in de bestaande systemen is groot. Het is een lastige klus om die allemaal aan een Intranet te koppelen.”
Concreter zijn de plannen bij Elektrotechniek, waar de aanstelling van ‘Internetprofessor’ prof. J. van Till het onderzoek omtrent Internet en Intranetten een positieve stimulans moet geven. Maar Van Till stelt de verwachtingen bij: ,,We zitten hier bij Elektrotechniek. Ik richt me voornamelijk op de infrastructurele aspecten en minder op de toepassingen daarvan, zoals Intranetten. We gaan ons niet bewegen in de applicatie-sfeer.”
Tentamencijfers
Met tientallen jaren ervaring in de automatisering heeft Van Till wel een uitgesproken mening over de opkomst van Intranetten. ,,Het is op zich een modieus effect. Het gaat om technieken die al jaren bestaan en nu ineens in volle bloei komen.”
De vraag rijst of de tijd niet rijp is voor een campuswideTU-Intranet. DUTIS – de website van de TU – kan daarbij een uitgangspunt vormen, ,,maar daar moet dan nog een slag overheen om het bruikbaarder te maken”, meent Van Till. Hij geeft een voorbeeld: ,,Tentamencijfers worden nog steeds op een papieren velletje op een prikbord gehangen. Dat moet anders kunnen.”
Rekencentrum-medewerkster Stappershoef is het daarmee eens: ,,Het barst van de informatie die zich leent voor een TU-Intranet.” Haar collega de Koo is ,,overtuigd dat zo’n Intranet er komt, maar het is niet aan het Rekencentrum om daarover te beslissen.”
Een nieuw fenomeen doet zijn intrede op de Delftse campus. Internet is inmiddels een ingeburgerd begrip; het zijn de Intranetten die nu de show stelen. Deze bedrijfsnetwerken gebruiken de technieken van Internet, maar zijn slechts toegankelijk voor een bepaalde doelgroep. Het Rekencentrum en de Bibliotheek zijn de koplopers. Maar op het gebied van Intranet-onderzoek gebeurt op de TU nog bijster weinig.
Figuur 1 De Koo en Stappershoef: ,,De papierstromen van het Rekencentrum worden kleiner”
Het beeld van een hiërarchische organisatiestructuur is aan revisie toe. Met het hoge tempo waarmee veranderingen in organisaties dezer dagen worden doorgevoerd, is een betere afstemming tussen afdelingen onderling een noodzaak. Een Intranet speelt daarbij een rol, meent bibliothecaris dr. L.J.M. Waaijers. ,,Intranet op zich is niet meer dan een technisch speeltje, maar het draagt wel bij aan betere horizontale communicatie. Zo kunnen we in lokale nieuwsgroepen met elkaar discussiëren zonder dat je daarvoor fysiek aanwezig moet zijn.” Ir. N.P. de Koo en G.L.E. Stappershoef van het Rekencentrum denken er net zo over. De Koo meent dat de organisatie ,,beslist opener is geworden” en Stappershoef bemerkt dat ,,muurtjes tussen de afdelingen lager zijn dan voorheen”.
Door de inzet van beproefde Internet-technologie is de opzet van een Intranet relatief eenvoudig. De benodigde software is vaak gratis verkrijgbaar en bovendien gesneden koek voor menig systeembeheerder van de TU. Daar komt bij dat een groot deel van de werknemers reeds vertrouwd is met een webbrowser, waarmee naast het Internet nu ook het eigen Intranet wordt ontsloten. De aanschaf van hardware is nauwelijks een kostenpost, weet Waaijers. ,,Iedereen heeft al een pc en de bekabeling ligt er ook al. De investering out of pocket valt reuze mee.”
De werkelijke inspanning ligt eerder op het beheersmatige vlak. De Koo: ,,Je moet mensen zover krijgen dat ze enerzijds het Intranet raadplegen en er anderzijds zelf informatie aan toevoegen. De neuzen moeten in de richting van elektronische informatieverschaffing wijzen.” Bij het Rekencentrum lukt dat al aardig. Stappershoef: ,,Op onze afdeling – marketing en ontwikkeling – worden alle documenten in eerste instantie voor het Intranet opgemaakt. De informatie is direct voor de hele organisatie toegankelijk.” Een lager papierverbruik is een aangenaam neveneffect van deze aanpak. ,,De circulatiemap wordt steeds dunner”, ondervindt De Koo.
Reiskosten
Figuur 2 Prof. Dietz: ,,Het is een lastige klus om bestaande informatiesystemen aan een Intranet te koppelen”
PoeH, het Intranet van het Rekencentrum, bestaat reeds uit duizend pagina’s en groeit nog dagelijks. Op de met hyperlinks doorspekte webpagina’s vinden RC-medewerkers onder meer hetsmoelenboek, vergaderverslagen, managementinformatie en kwaliteitshandboeken. Opvallend is verder het op maat gesneden reiskosten-declaratieformulier dat PoeH automatisch voortbrengt. Een dergelijke toepassing illustreert dat een Intranet meer is dan een elektronisch prikbord. De Koo: ,,Het automatiseren van de administratieve papierstromen is een volgende stap in de ontwikkeling van PoeH.”
Gezien het karakter van het Rekencentrum fungeert PoeH bovendien als proeftuin voor sommige medewerkers. Nieuwe Internet-programma’s die wellicht geschikt zijn voor grootschalig gebruik, worden op PoeH in alle rust getest.
De Bibliotheek, die het Intranet pas officieel op 1 juli in gebruik neemt, is minder vergevorderd dan het Rekencentrum. De rubricering van het naamloze TUB-Intranet is er al, maar het wachten is op de inhoud. Daar heeft Waaijers hoge verwachtingen van: ,,We moeten een hyperlinked organisatie worden. Om dat te bereiken moet het Intranet een lage drempel hebben. Misschien komt het wel in onze beloningsstructuur tot uitdrukking. Mensen die veel aan het Intranet bijdragen, verdienen volgens mij een schouderklopje.”
Meerwaarde
Waar de TU als organisatie hier en daar snel reageert op het fenomeen Intranet, blijft het onderzoek vooralsnog achter. Navraag bij Informatica en Elektrotechniek leverde althans weinig opzienbarends op. Zo deelt prof.ir. J.L.G. Dietz van de vakgroep Informatiesystemen mee dat ,,er op dit moment nog geen onderzoek wordt gedaan op het gebied van Intranetten.” Dietz geeft toe dat Informatica wel de plek is waar dergelijk onderzoek thuis hoort. Echter: ,,Om zelfstandig onderzoek te starten zijn we afhankelijk van de eerste geldstroom.” Daarin is nog niet voorzien in Intranet-onderzoek.
Hoewel actieve betrokkenheid dus even achterwege blijft, beseft Dietz dat een Intranet aanzienlijke meerwaarde aan een organisatie kan geven ,,Als je in een Intranet alle bestaande informatiesystemen integreert, krijg je een uniforme gebruikers-interface waarmee ieder systeem kan worden benaderd.” Daar ziet de hoogleraar kans voor onderzoek: ,,De diversiteit in de bestaande systemen is groot. Het is een lastige klus om die allemaal aan een Intranet te koppelen.”
Concreter zijn de plannen bij Elektrotechniek, waar de aanstelling van ‘Internetprofessor’ prof. J. van Till het onderzoek omtrent Internet en Intranetten een positieve stimulans moet geven. Maar Van Till stelt de verwachtingen bij: ,,We zitten hier bij Elektrotechniek. Ik richt me voornamelijk op de infrastructurele aspecten en minder op de toepassingen daarvan, zoals Intranetten. We gaan ons niet bewegen in de applicatie-sfeer.”
Tentamencijfers
Met tientallen jaren ervaring in de automatisering heeft Van Till wel een uitgesproken mening over de opkomst van Intranetten. ,,Het is op zich een modieus effect. Het gaat om technieken die al jaren bestaan en nu ineens in volle bloei komen.”
De vraag rijst of de tijd niet rijp is voor een campuswideTU-Intranet. DUTIS – de website van de TU – kan daarbij een uitgangspunt vormen, ,,maar daar moet dan nog een slag overheen om het bruikbaarder te maken”, meent Van Till. Hij geeft een voorbeeld: ,,Tentamencijfers worden nog steeds op een papieren velletje op een prikbord gehangen. Dat moet anders kunnen.”
Rekencentrum-medewerkster Stappershoef is het daarmee eens: ,,Het barst van de informatie die zich leent voor een TU-Intranet.” Haar collega de Koo is ,,overtuigd dat zo’n Intranet er komt, maar het is niet aan het Rekencentrum om daarover te beslissen.”
Comments are closed.