Naar aanleiding van mijn vorige column was ik in één klap beroemd. De site GeenStijl schreef namelijk over mij, in niet al te vriendelijke bewoordingen.
Maar dat geeft niet. Ik heb nog nooit zoveel publiek gehad. Langer dan één dag duurde het overigens niet. Toen was het item alweer naar de archiefpagina’s verdwenen en belde er niemand meer om mij te waarschuwen en/of te feliciteren. Zo moet een Idols-finalist zich voelen: even sta je in de schijnwerpers, maar al snel gaat het leven van alledag weer verder met je oude, vertrouwde publiek: al met al een nogal vluchtige ervaring.
Weblogs, Hyves, internetfora, YouTube: er is een plekje voor iedereen in de cybergemeenschap. We maken allemaal continu kans op bekendheid. Je hoeft maar net dat gekke filmpje of die prikkelende weblog op het net te zetten, en als je geluk hebt, weet men je te vinden.
Die ongelimiteerde vrijheid van meningsuiting op het web moet wel goed zijn voor onze democratie. Democratie berust op vrije uitwisseling van gedachten en argumenten en welk instrument is daar beter voor toegerust dan internet? Bovendien is er gelijkheid: iedereen kan aandacht krijgen.
Andrew Keen betoogt in zijn boek ‘The Cult of The Amateur, How Today’s Internet Is Killing Our Culture’ dat internet juist de ondergang is van onze cultuur omdat iedereen er maar alles op kan zetten. Daardoor lijkt iedere amateur een expert. Maar omdat er geen selectiemechanisme is, wordt niet duidelijk welke informatie betrouwbaar is en welke niet. Dat moet wel fout gaan volgens Keen. Kijk maar naar Wikipedia: een uitermate interessante bron van informatie, maar welke wetenschapper durft het bij zijn referenties te zetten? Wikipedia is ondertussen wel de belangrijkste informatiebron voor vele internetgebruikers.
Keen klinkt wel erg somber over de impact van internet. Iedere internetter heeft toegang tot verschillende, soms ook wetenschappelijke, bronnen. Juist die diversiteit in het aanbod kan de gebruiker kritisch maken. Daarbij krijgen mensen het idee dat hun mening er eindelijk toe doet. We stemmen ons rot op internet. Ieder filmpje en ieder weblog krijgt een rating. Het is niet langer de elite die bepaalt wat cultureel en politiek verantwoord is, maar de massa. Zoveel engagement: daar kan de parlementaire politiek alleen maar van dromen. Sterker nog, de stem van ‘het volk’ klinkt inmiddels zo luid op internet, dat de politiek het zich niet kan veroorloven niet te luisteren.
We zouden het parlement en de wetenschappelijke instituties kunnen vervangen door interactieve online stemmingen en Wikipedia. Maar dat gaat denk ik zelfs GeenStijl te ver. Juist die vrijblijvendheid van internet: de relatieve anonimiteit en het gebrek aan verantwoordelijkheid maken het tot zo’n heerlijk medium voor zelfexpressie. Het gaat er niet om hoe realistisch jouw kijk op de wereld is. Het gaat erom dat je gezien wordt door anderen. Dat levert een wonderlijk allegaartje creativiteit op die misschien niet altijd even smakelijk is, maar wel vaak vermakelijk, verrassend en uitermate inzichtelijk. Bovendien beschermt het ons tegen een politiek waarbij de ‘burger’ een abstracte categorie is zonder duidelijk stemgeluid.
Lotte Asveld is gepromoveerd bij de sectie filosofie van de faculteit Techniek, Bestuur en Management en werkt nu bij het Rathenau Instituut.
Comments are closed.