Campus

Integratie

Veel van mijn vrienden zaten het afgelopen halfjaar ergens in het buitenland. De tijd van hun leven! Het enige jammere, zo luidde de collectieve bevinding, was dat ze in zes maanden nauwelijks een Parijsenaar/Kopenhagenaar/Milanees hadden gesproken.

Ze hadden wel vrienden gemaakt, maar voornamelijk met landgenoten. Parijsenaren zijn arrogant. Denen zijn erg op zichzelf. In Milaan denken ze alleen maar aan werk. Allemaal excuses! Maar een beetje interesse tonen in de andere cultuur, een beetje aanpassen – ho maar. Komen we uit zo’n liberaal land. Met zulke goeie integratiecursussen. En dan gaan we zelf in het buitenland een beetje de onbereidwillige allochtoon uithangen!

Ik besloot ze het goede voorbeeld te geven. Want als ik eerlijk was, kon ik het aantal buitenlandse vrienden ook op een hand tellen, zonder vingers. Het eerste wat ik nodig had was een allochtoon. Die zijn nog best moeilijk te vinden, bleek. Na een paar dagen zwoegen had ik er eindelijk een gevonden. Een Belg. Hoewel ik eerst twijfelde of dat wel telde, bleek hij tevens joods, dus dat was eigenlijk twee voor de prijs van een. Bovendien woonde hij in een huis met alleen maar joodse studenten. Het integreren kon beginnen! Na wat formeel gebabbel spraken we af dat ik ’s avonds bij hem zou komen eten. Ik zou hem inpalmen met mijn fameuze pompoensoep en hij deed het toetje.

De Belg deed open. Het huis was van binnen zo brandschoon dat mijn aan smetvrees lijdende oma er een puntje aan kon zuigen. Binnen praatten vijf paar donkere ogen druk in een onbekende taal. “Ze hebben het over jou”, zei de Belg.

Ik voelde me niet extreem op mijn gemak in de smetteloos witte keuken. Ik besloot mij op de soep te storten. “Hij moet worden gepureerd”, zei ik. Terwijl de huisgenoten staarden schepte ik de stukken gekookte pompoen in een miniblender. De Belg drukte op de knop en… het deksel vloog eraf. Grote klodders oranje smurrie vlogen door de keuken, op muren, tegen het plafond, op huisgenoten, op onszelf. Alles oranje! Paniek! Of die rare allochtoon onmiddellijk het pand wilde verlaten! De Belg is daarna dringend gevraagd nooit meer zomaar Nederlandse vriendinnen mee te nemen.

De vraag is misschien niet of Nederlanders wel met buitenlanders willen integreren, maar of de buitenlanders de Nederlanders wel zo gezellig vinden. Morgen vertrek ik naar Kopenhagen. Ik mijn heb mijn staafmixer alvast ingepakt.

Veel van mijn vrienden zaten het afgelopen halfjaar ergens in het buitenland. De tijd van hun leven! Het enige jammere, zo luidde de collectieve bevinding, was dat ze in zes maanden nauwelijks een Parijsenaar/Kopenhagenaar/Milanees hadden gesproken. Ze hadden wel vrienden gemaakt, maar voornamelijk met landgenoten. Parijsenaren zijn arrogant. Denen zijn erg op zichzelf. In Milaan denken ze alleen maar aan werk. Allemaal excuses! Maar een beetje interesse tonen in de andere cultuur, een beetje aanpassen – ho maar. Komen we uit zo’n liberaal land. Met zulke goeie integratiecursussen. En dan gaan we zelf in het buitenland een beetje de onbereidwillige allochtoon uithangen!

Ik besloot ze het goede voorbeeld te geven. Want als ik eerlijk was, kon ik het aantal buitenlandse vrienden ook op een hand tellen, zonder vingers. Het eerste wat ik nodig had was een allochtoon. Die zijn nog best moeilijk te vinden, bleek. Na een paar dagen zwoegen had ik er eindelijk een gevonden. Een Belg. Hoewel ik eerst twijfelde of dat wel telde, bleek hij tevens joods, dus dat was eigenlijk twee voor de prijs van een. Bovendien woonde hij in een huis met alleen maar joodse studenten. Het integreren kon beginnen! Na wat formeel gebabbel spraken we af dat ik ’s avonds bij hem zou komen eten. Ik zou hem inpalmen met mijn fameuze pompoensoep en hij deed het toetje.

De Belg deed open. Het huis was van binnen zo brandschoon dat mijn aan smetvrees lijdende oma er een puntje aan kon zuigen. Binnen praatten vijf paar donkere ogen druk in een onbekende taal. “Ze hebben het over jou”, zei de Belg.

Ik voelde me niet extreem op mijn gemak in de smetteloos witte keuken. Ik besloot mij op de soep te storten. “Hij moet worden gepureerd”, zei ik. Terwijl de huisgenoten staarden schepte ik de stukken gekookte pompoen in een miniblender. De Belg drukte op de knop en… het deksel vloog eraf. Grote klodders oranje smurrie vlogen door de keuken, op muren, tegen het plafond, op huisgenoten, op onszelf. Alles oranje! Paniek! Of die rare allochtoon onmiddellijk het pand wilde verlaten! De Belg is daarna dringend gevraagd nooit meer zomaar Nederlandse vriendinnen mee te nemen.

De vraag is misschien niet of Nederlanders wel met buitenlanders willen integreren, maar of de buitenlanders de Nederlanders wel zo gezellig vinden. Morgen vertrek ik naar Kopenhagen. Ik mijn heb mijn staafmixer alvast ingepakt.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.