Campus

‘Ik vaar op mijn boerenverstand’

Paul Vos is de tweede Delftenaar die wist door te dringen tot ‘het diplomatenklasje’ van Van Mierlo, het toegangskaartje tot het Corps Diplomatique.

In een half jaar tijd werd de werktuigbouwer en mede-oprichter van Stip tussen de alfa’s klaargestoomd voor een diplomatieke carrière. Zijn bazen bij het ministerie hebben geen bezwaar tegen een interview, mits hij geen politieke uitspraken doet.


Vreemde eend

door: Ingrid Bonnet

De optimalisatie van een margarinekuipjesvulmachine en een aanvulling op een sofware-pakket voor het simuleren van het contact tussen twee tandwielen. Vos’ afstudeerontwerpen zijn niet de meest gebruikelijke als vooropleiding voor de ‘eerste opleiding overplaatsbare ambtenaren’. ,,De meeste klasgenoten studeerden politicologie, rechten, Europese studies of een taal. Drie jaar geleden werd de eerste Delftenaar aangenomen, een civieler. Ik ben de tweede.”

Zijn afkomst maakte van Vos een vreemde eend in de bijt bij het solliciteren. ,,Dat ik solliciteerde was puur toeval: ik reageerde uit nieuwsgierigheid op een wervingsadvertentie in een krant die ik in de trein had gevonden. Ik heb me er ook nooit op voorbereid. Toen we een opstel moesten schrijven, bleken anderen zelf samengestelde knipselmappen te hebben meegebracht. Mijn voorbereiding bestond uit het meebrengen van een extra vulling voor mijn pen.”

De sollicitatieprocedure is over een half jaar verspreid. ,,In elke ronde laten ze je met lastige vragen alle hoeken van de kamer zien. ‘Wat zijn de twee problemen van Nederland op dit moment?’ Of: ‘Noem drie voorwaarden waaraan een ontwikkelingswerkproject moet voldoen.’ Voor een politicoloog misschien bekende vragen, maar niet voor mij. Mijn feitenkennis schoot tekort en dus moest ik varen op mijn boerenverstand.”

Dat wat verder ontwikkelde boerenverstand is de pré van een Delftenaar, meent Vos. ,,Aan de TU leer je compleet nieuwe dingen aanpakken. Heb je daarvoor feiten nodig, dan zoek je die gewoon even op. Dat is heel anders bij die alfa’s: zij varen op hun feitenkennis. Het had voor mij daarom totaal geen zin om te proberen me op dezelfde manier te presenteren als de anderen. Ik was anders en dat was een voordeel. De keus voor de selecteerders was: nemen we hem wel of niet? En niet: nemen we hem of haar?” Zo simpel lag het niet voor de mededingers van Vos. Nadat hij had uitgeblonken tijdens een deeltestje waarbij in acht minuten van zo’n tachtig uitslagjes de driedimensionale vorm moest worden gegeven, hoorde hij iemand achter zich fluisteren: ‘Ik vind het niet eerlijk, wij solliciteren toch ook niet bij Shell?’
Hectisch

De duizend cijferlijsten die waren opgestuurd voor de eerste ronde in december 1996 resulteerden uiteindelijk in een klasje van 25 pas-afgestudeerden. Eind juli 1997 begon het uitgebreide lesprogramma waarin de studenten in rap tempo bijgespijkerd moesten worden op het gebied van economie, Frans, geschiedenis, buitenlands beleid, etcetera.

Vos: ,,Het is enorm hectisch en heel intensief. Bij het blok economie werd de groep bijvoorbeeld opgedeeld in twee klasjes. Hele dagen kreeg je les in een lokaaltje en ’s avonds was het blokken. Na twee weken het examen: een andere jongen en ik behaalden een hoger cijfer dan de afgestudeerde economen.”

Omdat de achtergronden van de studenten verschilden, werd de groep vaker opgedeeld. Zo moest Vos zijn Frans ophalen. Op het instituut Clingendael werd de geschiedenis van het buitenlands beleid behandeld. ,,Daarbij moet je opdrachten uitvoeren zoals het schrijven van een werkstuk van drie kantjes waarin je antwoord geeft op de vraag in hoeverre kernwapens nog bedreigend zijn in de wereld en wat daarvan de concrete consequenties voor Nederland zijn.”

,,Het leukste kwam aan het eind van dat blok: een Euro-top naspelen. Iedereen kreeg een land en te horen wat-ie moest zien te regelen en welke afspraken zeker niet mochten worden gemaakt. Nadat iedereen een toespraakje had gehouden, begon de onderhandeling. Daarvoor werden we om acht uur ’s avonds opgesloten. Om vijf uur de volgende ochtend waren we eruit en konden we de slotverklaring opstellen. Ook dan moet je nog opletten dat alles wel goed wordt vastgelegd.”

De overeenkomsten met de echte politiek openbaarden zich duidelijk: ,,Waar de algemene slotverklaring eigenlijk heel vaag is, worden in de afzonderlijke persberichten van de politici de kleine binnengehaalde puntjes enorm opgeblazen. Zo ook bij ons.”
Neus

Mocht het diplomatieke leven Vos niet bevallen, dan zoekt hij zijn heil in het bedrijfsleven. ,,De deur naar het puur technische R&D-werk heb ik nu dichtgegooid, maar binnen Philips of Unilever is het werk toch feitelijk hetzelfde: je houdt je gewoon bezig met mensen. Het diplomatieke werk staat niet zo ver weg als je in eerste instantie denkt.”

Wat dat betreft kunnen de Delftse studenten nog wel wat leren, vindt Vos. ,,Zij hebben een nogal beperkt beeld van hun toekomstige werkplaats. Ze durven niet verder te kijken dan hun neus lang is. Bij de prijsuitreiking voor beste afstudeerder van je studierichting, hadden mensen uit de R&D-hoek veel moeite met mijn keuze om het werkterrein te verlaten.”

Deze maand krijgt Vos te horen wat zijn baas, nu nog de afdeling personeelszaken van het ministerie van Buitenlandse Zaken, voor hem in petto heeft. ,,Dat vinden veel mensen raar, maar inderdaad over mijn toekomst wordt beslist. Je kunt wel wat invloed uitoefenen, maar elke drie jaar kun je van standplaats gewisseld worden.”

Paul Vos is de tweede Delftenaar die wist door te dringen tot ‘het diplomatenklasje’ van Van Mierlo, het toegangskaartje tot het Corps Diplomatique. In een half jaar tijd werd de werktuigbouwer en mede-oprichter van Stip tussen de alfa’s klaargestoomd voor een diplomatieke carrière. Zijn bazen bij het ministerie hebben geen bezwaar tegen een interview, mits hij geen politieke uitspraken doet.


Vreemde eend

door: Ingrid Bonnet

De optimalisatie van een margarinekuipjesvulmachine en een aanvulling op een sofware-pakket voor het simuleren van het contact tussen twee tandwielen. Vos’ afstudeerontwerpen zijn niet de meest gebruikelijke als vooropleiding voor de ‘eerste opleiding overplaatsbare ambtenaren’. ,,De meeste klasgenoten studeerden politicologie, rechten, Europese studies of een taal. Drie jaar geleden werd de eerste Delftenaar aangenomen, een civieler. Ik ben de tweede.”

Zijn afkomst maakte van Vos een vreemde eend in de bijt bij het solliciteren. ,,Dat ik solliciteerde was puur toeval: ik reageerde uit nieuwsgierigheid op een wervingsadvertentie in een krant die ik in de trein had gevonden. Ik heb me er ook nooit op voorbereid. Toen we een opstel moesten schrijven, bleken anderen zelf samengestelde knipselmappen te hebben meegebracht. Mijn voorbereiding bestond uit het meebrengen van een extra vulling voor mijn pen.”

De sollicitatieprocedure is over een half jaar verspreid. ,,In elke ronde laten ze je met lastige vragen alle hoeken van de kamer zien. ‘Wat zijn de twee problemen van Nederland op dit moment?’ Of: ‘Noem drie voorwaarden waaraan een ontwikkelingswerkproject moet voldoen.’ Voor een politicoloog misschien bekende vragen, maar niet voor mij. Mijn feitenkennis schoot tekort en dus moest ik varen op mijn boerenverstand.”

Dat wat verder ontwikkelde boerenverstand is de pré van een Delftenaar, meent Vos. ,,Aan de TU leer je compleet nieuwe dingen aanpakken. Heb je daarvoor feiten nodig, dan zoek je die gewoon even op. Dat is heel anders bij die alfa’s: zij varen op hun feitenkennis. Het had voor mij daarom totaal geen zin om te proberen me op dezelfde manier te presenteren als de anderen. Ik was anders en dat was een voordeel. De keus voor de selecteerders was: nemen we hem wel of niet? En niet: nemen we hem of haar?” Zo simpel lag het niet voor de mededingers van Vos. Nadat hij had uitgeblonken tijdens een deeltestje waarbij in acht minuten van zo’n tachtig uitslagjes de driedimensionale vorm moest worden gegeven, hoorde hij iemand achter zich fluisteren: ‘Ik vind het niet eerlijk, wij solliciteren toch ook niet bij Shell?’
Hectisch

De duizend cijferlijsten die waren opgestuurd voor de eerste ronde in december 1996 resulteerden uiteindelijk in een klasje van 25 pas-afgestudeerden. Eind juli 1997 begon het uitgebreide lesprogramma waarin de studenten in rap tempo bijgespijkerd moesten worden op het gebied van economie, Frans, geschiedenis, buitenlands beleid, etcetera.

Vos: ,,Het is enorm hectisch en heel intensief. Bij het blok economie werd de groep bijvoorbeeld opgedeeld in twee klasjes. Hele dagen kreeg je les in een lokaaltje en ’s avonds was het blokken. Na twee weken het examen: een andere jongen en ik behaalden een hoger cijfer dan de afgestudeerde economen.”

Omdat de achtergronden van de studenten verschilden, werd de groep vaker opgedeeld. Zo moest Vos zijn Frans ophalen. Op het instituut Clingendael werd de geschiedenis van het buitenlands beleid behandeld. ,,Daarbij moet je opdrachten uitvoeren zoals het schrijven van een werkstuk van drie kantjes waarin je antwoord geeft op de vraag in hoeverre kernwapens nog bedreigend zijn in de wereld en wat daarvan de concrete consequenties voor Nederland zijn.”

,,Het leukste kwam aan het eind van dat blok: een Euro-top naspelen. Iedereen kreeg een land en te horen wat-ie moest zien te regelen en welke afspraken zeker niet mochten worden gemaakt. Nadat iedereen een toespraakje had gehouden, begon de onderhandeling. Daarvoor werden we om acht uur ’s avonds opgesloten. Om vijf uur de volgende ochtend waren we eruit en konden we de slotverklaring opstellen. Ook dan moet je nog opletten dat alles wel goed wordt vastgelegd.”

De overeenkomsten met de echte politiek openbaarden zich duidelijk: ,,Waar de algemene slotverklaring eigenlijk heel vaag is, worden in de afzonderlijke persberichten van de politici de kleine binnengehaalde puntjes enorm opgeblazen. Zo ook bij ons.”
Neus

Mocht het diplomatieke leven Vos niet bevallen, dan zoekt hij zijn heil in het bedrijfsleven. ,,De deur naar het puur technische R&D-werk heb ik nu dichtgegooid, maar binnen Philips of Unilever is het werk toch feitelijk hetzelfde: je houdt je gewoon bezig met mensen. Het diplomatieke werk staat niet zo ver weg als je in eerste instantie denkt.”

Wat dat betreft kunnen de Delftse studenten nog wel wat leren, vindt Vos. ,,Zij hebben een nogal beperkt beeld van hun toekomstige werkplaats. Ze durven niet verder te kijken dan hun neus lang is. Bij de prijsuitreiking voor beste afstudeerder van je studierichting, hadden mensen uit de R&D-hoek veel moeite met mijn keuze om het werkterrein te verlaten.”

Deze maand krijgt Vos te horen wat zijn baas, nu nog de afdeling personeelszaken van het ministerie van Buitenlandse Zaken, voor hem in petto heeft. ,,Dat vinden veel mensen raar, maar inderdaad over mijn toekomst wordt beslist. Je kunt wel wat invloed uitoefenen, maar elke drie jaar kun je van standplaats gewisseld worden.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.