Campus

Ik krijg kippenvel van het imponeerproza aan de TU

Je moet er maar zin in hebben: zevenenveertig jaarverslagen van het IRI lezen. Of de notulen die studentenvereniging Virgiel in honderd jaar heeft verzameld doorploegen.

TU’s ‘hofhistorica’ Frida de Jong draait haar hand er niet voor om. ,,Ik ben een typische 20ste-eeuwse.”

Onlangs kwam het boek ‘Geboeid door straling en strategie’ uit, over veertig jaar geschiedenis van het IRI, dat u samen schreef met Hugo van Dam. Twee jaar lang, twee dagen per week, verdiepte u zich in jaarverslagen en notulen van het IRI. Nooit in slaap gevallen?

,,Je kunt geen dingen overslaan, want soms staan in de voetnoten de leukste of meest veelzeggende dingen. Ik ben begonnen met het jaarverslag uit 1957. Als ik niets interessants vond na een dag zwoegen, dan had ik het gevoel alsof ik niets had gedaan. Dat is vervelend, maar ik weet dat het bij het vak hoort.

Gelukkig heb je bij alle historische boeken leuke vondsten. Die maken veel goed. Bij het IRI-boek was dat bijvoorbeeld een illustratie, of eigenlijk: een kindertekening. Toevallig liep ik met een IRI-onderzoeker over de gang. Hij vertelde dat zijn dochter daar twintig jaar geleden ook was geweest. Dat meisje moest op zaterdagochtend mee naar het IRI, want haar ijverige pappa moest meten. Ze kreeg een vel computerpapier en maakte een tekening van de werkkamer van haar pappa. Moet je zien! De cijfers, de details, de klok… Die klok is weer actueel vanwege tijdsregistratie. Zo’n vondst maakt je dag weer goed.”

U schreef ook het lustrumboek voor studentenvereniging Virgiel. Wat is er zo leuk aan om biograaf van een instituut te zijn?

,,De beste biograaf heeft een haat-liefdeverhouding met het object van zijn studie. Voor een instituutsgeschiedenis geldt hetzelfde. Je gaat je inlezen en inleven en dan zie je dingen die je mooi vindt aan je studieonderwerp. Daarna begint het afstand nemen van je werk. Dan kan de ‘haat’ ontstaan. Als dingen fanatiek gebeuren, en voor een buitenstaander is dat zo bij studentenverenigingen, dan komt mijn terughoudendheid. En je moet er natuurlijk maar zin in hebben om ’s ochtends om tien uur de kast van het bestuur van Virgiel open te trekken om almanakken en notulen door te lezen. Dan zat ik daar aan mijn werk, terwijl verderop het bestuur zat. De bijbehorende bierwalm op de gangen en de sociëteitszaal nam ik voor lief. Ik had natuurlijk mijn spullen kunnen pakken om ze vervolgens in mijn werkkamer te gaan lezen. Alleen, ik vind dat je zo’n onderzoek moet doen op de plek zelf. Dan leert iedereen je kennen en jij hen.”

Ongeveer twintig studenten per jaar volgen uw keuzevak geschiedenis van de techniek. Doet het geen pijn dat er zo weinig studenten op afkomen?

,,De mensen die naar Delft komen, komen niet om geschiedenis te studeren. Dat weet onze sectie ook wel. Bovendien mogen studenten zelf hun afstudeerpakket kiezen. Vaak adviseert hun afstudeerbegeleider, ‘joh, kies iets nuttigs. Geschiedenis is leuk en aardig in je vrije tijd’. Alleen de enkeling die de wetenschapsjournalistiek in wil of een brede blik heeft, volgt dit vak. Jammer, maar de grote massa studenten van de propedeuse maakt het goed. Zoals bij Luchtvaart- en ruimtevaarttechniek. Daar geven we geschiedenis van de luchtvaart, met aandacht voor politiek, nationalisme en koloniale betrekkingen. Ik vertel over de toepassingen. We willen een klein beetje algemene vorming geven. Even die oogkleppen af.

In de propedeuse werken studenten via e-learning aan een technisch-maatschappelijk probleem. Kernenergie bijvoorbeeld, moet dat juist wel of niet worden gestimuleerd? De studenten moeten daarbij uiteindelijk een persoonlijke stelling innemen over de gekozen problematiek. Dat blijkt heel moeilijk voor ze. Delftse studenten leren over de wet van behoud van energie. Einstein zegt dit, en die geleerde zegt dat. En dan kom ik, die zegt: je kunt het zo zien, maar ook op die manier. Sommigen vinden dat buitengewoon irritant. Want die willen maar één oplossing. Eén waarheid.”

Wat ergert u aan de TU Delft?

,,Het imponeerproza. Alle jaarverslagen, rapportages, zelfstudies, de plannenmakerij, de mooie, zware, veelbelovende woorden. Ik krijg er kippenvel van. Als je veel geschiedenis bestudeert, prik je een heleboel van die mooie woorden en opgepoetste begrippen zo door. Wat alle pr-afdelingen telkens uit de kast halen! Ik kan het niemand kwalijk nemen, want iedereen gebruikt deze woorden.

Het is interessant om te zien dat elke tijd zijn eigen modewoorden heeft. In de jaren twintig werd het woord ‘efficiency’ uitgevonden en opgeblazen, tegelijkertijd met de opkomst van de lopende band. In de dertiger jaren was het ‘leiderschap’. Nadat Hitler aan de macht was geweest, kon dat woord niet meer. Toen werd het ‘management’, daarna ‘operational research’. Na een tijdje zijn de woorden versleten, de glans is eraf en dan komen er weer nieuwe woorden. Nu hebben we ‘daadkracht’, ‘verantwoordelijkheid nemen’, ‘profileren’, ‘focussen’, ‘zwaartepunt’. De termen volgen elkaar heel snel op. In personeelsadvertenties vind je zulke woorden terug. Daaruit blijkt dat bescheidenheid geen deugd is van deze tijd. En dat kan soms nog wel eens vervelend uitwerken op mensen. Waarschijnlijk denken veel mensen dat ze niet aan al die mooie woorden kunnen voldoen. Dit geldt overigens voor zowel het bedrijfsleven als universiteiten.”

Waar komt uw liefde voor geschiedenis vandaan?

Ik wil weten hoe de maatschappij zo geworden is. Dat is grotendeels bepaald door wetenschap en techniek. Ik ben een typisch 20ste-eeuwse. Vanaf het industriële tijdperk interesseer ik me voor alles. De middeleeuwen interesseren me minder. Ik begrijp de middeleeuwse mens niet. Om van de farao’s maar niet te spreken.

Ieder zijn vak en het mijne is de geschiedenis van de industriëlemaatschappij. Bovendien bieden de 19de en de 20ste eeuw net iets meer: bronnen. Daarin lees ik hoe mensen drijfveren onder woorden brengen. Geschiedenis is niet: de feiten op een rijtje krijgen. Het is op een kritische manier vragen stellen. Daar heb je feiten voor nodig, en die liggen in bibliotheken en archieven. Daarnaast is geschiedenis ontwikkelingen schetsen. Waar komen ze vandaan? Wie heeft ze bevorderd of tegengewerkt? Waarom? Of wat zijn de alternatieven voor bijvoorbeeld deze nieuwe hijskraan? Waarom is het ene product een succes en het andere niet?

Ik ben benieuwd…

,,Kijk, het is de vraag hoe je een mislukking definieert. Is het verkeersvliegtuig Concorde een mislukking? De Concorde is een mislukking in die zin, dat het niet is geworden wat ingenieurs ermee beoogden. Ze hadden er meer van verwacht, net zoals wetenschappers meer van kernenergie verwachtten. Dat laatste fenomeen hadden we allang uit het stopcontact moeten halen. Tenminste, dat voorspelden onderzoekers in de jaren vijftig. Toen het kernafval nog minder een issue was.”

In het verleden heeft u zich behoorlijk druk gemaakt voor vrouwen aan de TU.

,,Het waren andere tijden. Vroeger kon je vrouwen zo oppiepen. Tijdens het TU-lustrum van 1992, bijvoorbeeld, werd ‘Het mooiste van de TU’ uitgedeeld: een boekje met cartoons met daarin vrouwonvriendelijke grappen. Ik protesteerde en had zo een paar vrouwen paraat die hun handtekeningen zetten onder een brief. Ik vond het storend dat het college van bestuur zo’n boekje aanbood. Het college beweerde: dit is het mooiste van Delft. Als dat zo is, dan vind ik dat raar, want zowel mannen en vrouwen moeten zich hier thuis voelen. Dan moeten ze vervolgens ook niet klagen dat ze geen ‘gewone’ Delftse vrouwelijke hoogleraren kunnen binnenhalen.

Intussen is iedereen voor het aantrekken van vrouwen naar de TU. Maar het is moeilijk ze te houden: nog steeds zijn er niet veel vrouwelijke hoogleraren aan de TU. Dat versterkt het idee: ‘als je hier als vrouw op een hoge positie werkt, nou, dan moet je wel heel bijzonder zijn’. Dat gaat ten koste van vrouwen die gewoon professorabel zijn.

In de ingenieurswereld hebben vrouwen het moeilijk. Zeker als een schip of chip in een land als Saoedi-Arabië moet worden verkocht. Dat ligt niet aan de vrouw, maar aan de culturele context. En die is moeilijk te veranderen. In Scandinavië bleek uit onderzoek dat als vrouwen subsidieaanvragen doen, ze een kwart binnenhalen van wat mannen binnenhalen. Als uit de aanvraag niet blijkt of het om mannen of vrouwen gaat, valt het verschil weg. Het gaat om de vrijheid om te kiezen. En zulke voorbeelden laten zien dat die vrijheid er nog niet is.”

Wie is Frida de Jong?

Frida de Jong is universitair docent van de sectie geschiedenis der techniek (TBM). Ze studeerde sociaal-economische geschiedenis aande universiteit van Utrecht. Na een kort carrière in de historische pedagogiek kwam ze in 1981 naar de TU Delft.

,,Ik houd ervan zaken in het brede te zien”, zegt ze. Desalniettemin heeft ze een grote interesse voor de geschiedenis van technische instituten – een behoorlijke blik naar binnen, zou je zeggen. ,,Als je interesse én geschiedenis is én techniek, wordt je blik groot genoeg. Zeker als je beide vakken een beetje bijhoudt.” De TU is voor haar dan ook absoluut geen kleine wereld. ,,Ik zie hier een heleboel wereldse dingen. Techniek is zo fascinerend.”

Je moet er maar zin in hebben: zevenenveertig jaarverslagen van het IRI lezen. Of de notulen die studentenvereniging Virgiel in honderd jaar heeft verzameld doorploegen. TU’s ‘hofhistorica’ Frida de Jong draait haar hand er niet voor om. ,,Ik ben een typische 20ste-eeuwse.”

Onlangs kwam het boek ‘Geboeid door straling en strategie’ uit, over veertig jaar geschiedenis van het IRI, dat u samen schreef met Hugo van Dam. Twee jaar lang, twee dagen per week, verdiepte u zich in jaarverslagen en notulen van het IRI. Nooit in slaap gevallen?

,,Je kunt geen dingen overslaan, want soms staan in de voetnoten de leukste of meest veelzeggende dingen. Ik ben begonnen met het jaarverslag uit 1957. Als ik niets interessants vond na een dag zwoegen, dan had ik het gevoel alsof ik niets had gedaan. Dat is vervelend, maar ik weet dat het bij het vak hoort.

Gelukkig heb je bij alle historische boeken leuke vondsten. Die maken veel goed. Bij het IRI-boek was dat bijvoorbeeld een illustratie, of eigenlijk: een kindertekening. Toevallig liep ik met een IRI-onderzoeker over de gang. Hij vertelde dat zijn dochter daar twintig jaar geleden ook was geweest. Dat meisje moest op zaterdagochtend mee naar het IRI, want haar ijverige pappa moest meten. Ze kreeg een vel computerpapier en maakte een tekening van de werkkamer van haar pappa. Moet je zien! De cijfers, de details, de klok… Die klok is weer actueel vanwege tijdsregistratie. Zo’n vondst maakt je dag weer goed.”

U schreef ook het lustrumboek voor studentenvereniging Virgiel. Wat is er zo leuk aan om biograaf van een instituut te zijn?

,,De beste biograaf heeft een haat-liefdeverhouding met het object van zijn studie. Voor een instituutsgeschiedenis geldt hetzelfde. Je gaat je inlezen en inleven en dan zie je dingen die je mooi vindt aan je studieonderwerp. Daarna begint het afstand nemen van je werk. Dan kan de ‘haat’ ontstaan. Als dingen fanatiek gebeuren, en voor een buitenstaander is dat zo bij studentenverenigingen, dan komt mijn terughoudendheid. En je moet er natuurlijk maar zin in hebben om ’s ochtends om tien uur de kast van het bestuur van Virgiel open te trekken om almanakken en notulen door te lezen. Dan zat ik daar aan mijn werk, terwijl verderop het bestuur zat. De bijbehorende bierwalm op de gangen en de sociëteitszaal nam ik voor lief. Ik had natuurlijk mijn spullen kunnen pakken om ze vervolgens in mijn werkkamer te gaan lezen. Alleen, ik vind dat je zo’n onderzoek moet doen op de plek zelf. Dan leert iedereen je kennen en jij hen.”

Ongeveer twintig studenten per jaar volgen uw keuzevak geschiedenis van de techniek. Doet het geen pijn dat er zo weinig studenten op afkomen?

,,De mensen die naar Delft komen, komen niet om geschiedenis te studeren. Dat weet onze sectie ook wel. Bovendien mogen studenten zelf hun afstudeerpakket kiezen. Vaak adviseert hun afstudeerbegeleider, ‘joh, kies iets nuttigs. Geschiedenis is leuk en aardig in je vrije tijd’. Alleen de enkeling die de wetenschapsjournalistiek in wil of een brede blik heeft, volgt dit vak. Jammer, maar de grote massa studenten van de propedeuse maakt het goed. Zoals bij Luchtvaart- en ruimtevaarttechniek. Daar geven we geschiedenis van de luchtvaart, met aandacht voor politiek, nationalisme en koloniale betrekkingen. Ik vertel over de toepassingen. We willen een klein beetje algemene vorming geven. Even die oogkleppen af.

In de propedeuse werken studenten via e-learning aan een technisch-maatschappelijk probleem. Kernenergie bijvoorbeeld, moet dat juist wel of niet worden gestimuleerd? De studenten moeten daarbij uiteindelijk een persoonlijke stelling innemen over de gekozen problematiek. Dat blijkt heel moeilijk voor ze. Delftse studenten leren over de wet van behoud van energie. Einstein zegt dit, en die geleerde zegt dat. En dan kom ik, die zegt: je kunt het zo zien, maar ook op die manier. Sommigen vinden dat buitengewoon irritant. Want die willen maar één oplossing. Eén waarheid.”

Wat ergert u aan de TU Delft?

,,Het imponeerproza. Alle jaarverslagen, rapportages, zelfstudies, de plannenmakerij, de mooie, zware, veelbelovende woorden. Ik krijg er kippenvel van. Als je veel geschiedenis bestudeert, prik je een heleboel van die mooie woorden en opgepoetste begrippen zo door. Wat alle pr-afdelingen telkens uit de kast halen! Ik kan het niemand kwalijk nemen, want iedereen gebruikt deze woorden.

Het is interessant om te zien dat elke tijd zijn eigen modewoorden heeft. In de jaren twintig werd het woord ‘efficiency’ uitgevonden en opgeblazen, tegelijkertijd met de opkomst van de lopende band. In de dertiger jaren was het ‘leiderschap’. Nadat Hitler aan de macht was geweest, kon dat woord niet meer. Toen werd het ‘management’, daarna ‘operational research’. Na een tijdje zijn de woorden versleten, de glans is eraf en dan komen er weer nieuwe woorden. Nu hebben we ‘daadkracht’, ‘verantwoordelijkheid nemen’, ‘profileren’, ‘focussen’, ‘zwaartepunt’. De termen volgen elkaar heel snel op. In personeelsadvertenties vind je zulke woorden terug. Daaruit blijkt dat bescheidenheid geen deugd is van deze tijd. En dat kan soms nog wel eens vervelend uitwerken op mensen. Waarschijnlijk denken veel mensen dat ze niet aan al die mooie woorden kunnen voldoen. Dit geldt overigens voor zowel het bedrijfsleven als universiteiten.”

Waar komt uw liefde voor geschiedenis vandaan?

Ik wil weten hoe de maatschappij zo geworden is. Dat is grotendeels bepaald door wetenschap en techniek. Ik ben een typisch 20ste-eeuwse. Vanaf het industriële tijdperk interesseer ik me voor alles. De middeleeuwen interesseren me minder. Ik begrijp de middeleeuwse mens niet. Om van de farao’s maar niet te spreken.

Ieder zijn vak en het mijne is de geschiedenis van de industriëlemaatschappij. Bovendien bieden de 19de en de 20ste eeuw net iets meer: bronnen. Daarin lees ik hoe mensen drijfveren onder woorden brengen. Geschiedenis is niet: de feiten op een rijtje krijgen. Het is op een kritische manier vragen stellen. Daar heb je feiten voor nodig, en die liggen in bibliotheken en archieven. Daarnaast is geschiedenis ontwikkelingen schetsen. Waar komen ze vandaan? Wie heeft ze bevorderd of tegengewerkt? Waarom? Of wat zijn de alternatieven voor bijvoorbeeld deze nieuwe hijskraan? Waarom is het ene product een succes en het andere niet?

Ik ben benieuwd…

,,Kijk, het is de vraag hoe je een mislukking definieert. Is het verkeersvliegtuig Concorde een mislukking? De Concorde is een mislukking in die zin, dat het niet is geworden wat ingenieurs ermee beoogden. Ze hadden er meer van verwacht, net zoals wetenschappers meer van kernenergie verwachtten. Dat laatste fenomeen hadden we allang uit het stopcontact moeten halen. Tenminste, dat voorspelden onderzoekers in de jaren vijftig. Toen het kernafval nog minder een issue was.”

In het verleden heeft u zich behoorlijk druk gemaakt voor vrouwen aan de TU.

,,Het waren andere tijden. Vroeger kon je vrouwen zo oppiepen. Tijdens het TU-lustrum van 1992, bijvoorbeeld, werd ‘Het mooiste van de TU’ uitgedeeld: een boekje met cartoons met daarin vrouwonvriendelijke grappen. Ik protesteerde en had zo een paar vrouwen paraat die hun handtekeningen zetten onder een brief. Ik vond het storend dat het college van bestuur zo’n boekje aanbood. Het college beweerde: dit is het mooiste van Delft. Als dat zo is, dan vind ik dat raar, want zowel mannen en vrouwen moeten zich hier thuis voelen. Dan moeten ze vervolgens ook niet klagen dat ze geen ‘gewone’ Delftse vrouwelijke hoogleraren kunnen binnenhalen.

Intussen is iedereen voor het aantrekken van vrouwen naar de TU. Maar het is moeilijk ze te houden: nog steeds zijn er niet veel vrouwelijke hoogleraren aan de TU. Dat versterkt het idee: ‘als je hier als vrouw op een hoge positie werkt, nou, dan moet je wel heel bijzonder zijn’. Dat gaat ten koste van vrouwen die gewoon professorabel zijn.

In de ingenieurswereld hebben vrouwen het moeilijk. Zeker als een schip of chip in een land als Saoedi-Arabië moet worden verkocht. Dat ligt niet aan de vrouw, maar aan de culturele context. En die is moeilijk te veranderen. In Scandinavië bleek uit onderzoek dat als vrouwen subsidieaanvragen doen, ze een kwart binnenhalen van wat mannen binnenhalen. Als uit de aanvraag niet blijkt of het om mannen of vrouwen gaat, valt het verschil weg. Het gaat om de vrijheid om te kiezen. En zulke voorbeelden laten zien dat die vrijheid er nog niet is.”

Wie is Frida de Jong?

Frida de Jong is universitair docent van de sectie geschiedenis der techniek (TBM). Ze studeerde sociaal-economische geschiedenis aande universiteit van Utrecht. Na een kort carrière in de historische pedagogiek kwam ze in 1981 naar de TU Delft.

,,Ik houd ervan zaken in het brede te zien”, zegt ze. Desalniettemin heeft ze een grote interesse voor de geschiedenis van technische instituten – een behoorlijke blik naar binnen, zou je zeggen. ,,Als je interesse én geschiedenis is én techniek, wordt je blik groot genoeg. Zeker als je beide vakken een beetje bijhoudt.” De TU is voor haar dan ook absoluut geen kleine wereld. ,,Ik zie hier een heleboel wereldse dingen. Techniek is zo fascinerend.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.