Na 41 jaar werken bij de TU gaat Adri Sloot met pensioen. Ze kwam binnen als secretaresse en werkte zich via vele functies op tot beleidsmedewerker bij de bestuursondersteuning.
Intussen was ze onder meer voorzitter van de vakbonden op de TU, voorzitter van de universiteitsraad en lid van de ondernemingsraad.
U begon 41 jaar geleden bij de TU (toen TH) als secretaresse van de personeelsraad. Daarna heeft u tientallen functies gehad, altijd ook in de medezeggenschap. Waarom vond u dat belangrijk?
“Deelnemen aan medezeggenschap doe je er niet bij; het is gewoon werk. De personeelsraad was een – niet formeel – medezeggenschapsorgaan voor het niet-wetenschappelijke personeel, dus het ging als vanzelf. Maar ik heb het ook van huis uit meegekregen. Ik kom uit een rood nest. Mijn vader was lid van de vakbond. Toen ik bij de TU ging werken, ben ik daar ook lid van geworden, van de AbvaKabo. De idealen van de bond zitten er bij mij diep in. In elke discussie is de positie van het personeel een belangrijk aandachtspunt voor mij. Niet dat dat altijd de doorslag moet geven, maar toch. Ik heb jaren bij personeelszaken gewerkt en ik ben de meeste affiniteit blijven houden met personeelswerk.”
Welke baan bij de TU vond u de leukste?
“Toen ik bij human resources werkte, heb ik het UFO-project gedaan. UFO staat voor universitair systeem functieordenen. Ik heb dat in 2003 in VSNU-verband helpen opzetten. Daarna heb ik het mede ingevoerd op de TU. Ik heb nooit op een faculteit gewerkt, maar toen heb ik alle faculteiten van binnen gezien. We moesten inventariseren wat voor werk mensen daar deden en dat opnieuw indelen en waarderen. Dat was het meest leerzaam en boeiend.”
Bij uw afscheid van de onderdeelcommissie (odc) van de universiteitsdienst, uw laatste functie in de medezeggenschap, zei collegelid Anka Mulder het bijzonder te vinden dat u altijd banen hebt gehad dichtbij het college van bestuur en dat combineerde met medezeggenschap. Ze zei het knap te vinden hoe u functioneerde op dat ‘scharnierpunt’. Hoe moeilijk was dat?
“Als je er open over bent, valt dat mee. Je kunt in de odc of de ondernemingsraad (or, red.) wel eens dwarsliggen en dat zou het cvb je kwalijk kunnen nemen. Ik heb daar nooit een probleem van gemaakt. Ik heb me nooit anders voorgedaan. Ik zeg niet in de ene kamer iets anders dan in de andere. Ik ben geen vraagteken. Bij mijn afscheid vroeg iemand me of ik bij de keuze voor medezeggenschap nooit aan mijn carrière heb gedacht en of ik die zo niet in gevaar zou brengen. Nee, daar heb ik nooit bij stil gestaan. Waarom zou dat een probleem zijn? Waarom zouden alleen mensen die ver van het cvb af staan in de medezeggenschap kunnen zitten?”
Anka Mulder zei ook dat de medezeggenschap in uw begintijd – de jaren zeventig – sterk politiek gekleurd was en nu niet meer. Ze zei dat de medezeggenschap nu opereert op basis van vertrouwen. Ze noemde dat modern en zei u daarvan een voorbeeld te vinden. Is dat een compliment?
“Zo heb ik het wel opgevat. In de tijd van de universiteitsraad, waar ik voorzitter van ben geweest, bestuurden we mee. De raad stelde de begroting vast. En er zaten inderdaad politieke partijen in de raad. Dat gaf gekonkel. Het lastige aan die universiteitsraad vond ik ook dat die alle belangen moest wegen, van studenten, wetenschappers en ondersteuners. Ik vond: laat het cvb dat doen. Dus ja, ik was voorstander van de invoering van een ondernemingsraad in plaats van een universiteitsraad. Die or heeft veel mogelijkheden om invloed uit te oefenen. Al is hij soms mak, hij heeft niet te weinig te zeggen.”
Sinds de protesten aan de Universiteit van Amsterdam heeft de ondernemingsraad nu nog meer te zeggen. Hij heeft instemmingsrecht op de hoofdlijnen van de begroting. Een goede ontwikkeling?
“De or is er niet veel mee opgeschoten, want waar heb je het over? De hoofdlijnen waar het geld heen gaat liggen vast, omdat de universiteit een heel duidelijke taak heeft uit te voeren. Ik ben er wel een voorstander van dat het personeel meer invloed krijgt op de keuze van leden van het college van bestuur. De meest betrokkenen, medewerkers en studenten, zijn nu eigenlijk niet bij de selectie betrokken. De raad van toezicht, externen dus, bepaalt.
Wat is er in de loop van de 41 jaar die u hier werkte het meest veranderd op de universiteit?
“De TU is zakelijker geworden. Neem de begroting: vroeger werd die uitgedrukt in aantallen fte’s (arbeidsplaatsen, red.). Nu is de situatie gecompliceerder, er zijn meer geldstromen. Valorisatie van onderzoek bestond toen nauwelijks. Wetenschappers hadden veel meer oogkleppen op dan nu.”
In de odc was u van alle leden het meest aan het woord, met veel dossierkennis. Hoe gaat dat verder zonder u?
“Daar lig ik niet wakker van. Andere mensen pakken het op. Ik kan het gemakkelijk loslaten. De rust die ik nu heb, is lekker.”
Comments are closed.