Campus

‘Ik heb erger kunnen voorkomen’

(Klik voor grotere foto)Voordat hij voorzitter van de toenmalige hogeschoolraad werd, in 1976, verstrekte Bert Vooijs tien jaar lang informatie over TU-personen aan de Binnenlandse Veiligheids Dienst (BVD) en de geheime dienst van het ministerie van Defensie.

br />
,,Het begon zo: iemand meldde zich bij de conciërge. Zei dat-ie van Binnenlandse Zaken was en een gesprek met mij wilde. Eenmaal binnen kwam het pasje van de BVD uit de zak, met de vraag of ik als informant wilde optreden. Kort daarna stond de geheime dienst van Defensie voor de deur. Zelfde aanpak, andere contactpersoon.”

Het moet als een echo uit het verleden hebben geklonken, toen de 69-jarige Bert Vooijs tijdens de allerlaatste vergadering van de universiteitsraad, krap een maand geleden, even kwijt moest dat hij had ‘gelekt’.

Tussen 1966 en 1976 verstrekte Vooijs ‘dertig informaties’ aan de twee inlichtingendiensten die zich zo doodgemoedereerd bij hem hadden gemeld. De vrijmetselaar heeft er geen probleem mee het boek publiekelijk open te slaan. Het is tenslotte een vergeeld exemplaar en de oud-afdelingssecretaris van Elektrotechniek (tot voor kort secretaris-beheerder geheten) zegt geen slecht geweten te hebben.

Het was in de tijd dat de links angehauchte universiteitsraad – toen nog hogeschoolraad geheten – zich tegoed deed aan zijn nieuw verworven rechten. De Delftse universiteitspolitiek zag blauw van de spijkerpakken. Links had de macht en geëngageerd als iedereen zich voelde, werden moties aangenomen tegen lang vergeten issues als het Berufsverbot of de snelle kweekreactor Kalkar.

,,Ik geef er niet om als iemand links is, maar als alles links is dan trekt mij dat niet”, zegt Vooijs. ,,Dat ging mekaar ineens allemaal tutoyeren. Ik nam daar afstand van. Maar het grootste probleem in die periode was het communisme. Sommige moties gingen sterk die richting op, terwijl je tot circa 1970 geeneens ambtenaar kon worden als je zei dat je lid was van de Communistische Partij. Dat was het tijdsbeeld. De kentering – ingezet door de democratiseringsgolf – ging te snel.”


Drijfveer

Vooijs kwam in 1960 naar de TU, vestigde naam als de beheerder bij wie letterlijk de deur openstond teneinde deze pas in 1987 achter zich dicht te trekken. Nadat hij zijn betrekking als personeelshoofd bij Rijkswaterstaat had ingeruild voor een reorganisatie-opdracht op het hoofdgebouw, werd hij in 1965 hoofd afdelingsbureau van Elektrotechniek. Niet lang daarna werd hij benaderd.

,,Aanvankelijke had ik er natuurlijk wel moeite mee en vroeg: ‘Wat verwacht u van mij?’ Ze wilden dus informatie over mensen – niet over organisaties. Ik zou altijd te maken hebben met dezelfde contactpersonen en kreeg er niet voor betaald, nee.Dat zou ik ook geweigerd hebben. Ik was in dienst van de TU.”

Vooijs motiveert. ,,Mijn innerlijke drijfveer was dat ik de binnenlandse veiligheid niet vertrouwde. Bovendien kon ik zo misschien dingen rechtzetten die waren misgegaan, want hoeveel mensen heeft de BVD wel niet in het verkeerde daglicht gezet. Mogelijk kon ik erger voorkomen. En aangezien ik een mens ben die het goede achter mensen zoekt, heb ik die taak in positieve zin kunnen verrichten.”

Pardon? ,,Twee voorbeelden. Bij Elektrotechniek studeert een jongen af, liep stage in Hongarije en heeft daar contacten aan overgehouden. Solliciteert dan bij Philips, en men denkt dat er een luchtje aan die man zit. Dat komt vervolgens bij mij terecht. Ik heb dat bij de BVD kunnen omdraaien. Anders was die man daar niet gekomen.”

,,Ander voorbeeld. Een opdracht van Defensie. Een lid van het wetenschappelijk personeel wordt als reserve-officier opgeroepen voor herhaling. Doet op een borrel een uitlating die kan worden uitgelegd als communistisch. Dat wordt dan gesignaleerd. Door wie weet ik ook niet. Maar: heb ik kunnen ontzenuwen. Ik kende die man goed, en dat was misschien maar goed ook.”
Risico’s

Wat deed Vooijs als hij ‘de verdachte’ niet kende? ,,Dan zocht ik bij die faculteit of dienst een hoogleraar of andere figuur met een centrale functie binnen de faculteit die zo’n persoon wel kende, en bereid was inlichtingen te geven. Zo werden weer nieuwe contactpersonen gemaakt. Ik neem dus ook aan dat die activiteiten zijn voortgezet, want toen ik voorzitter werd van de hogeschoolraad ben ik ermee gestopt. Die petten kon ik niet met elkaar verenigen.”

Dertig ‘informaties’ in tien jaar tijd dus. ,,Gelukkig heb ik geen enkele keer het gevoel gehad, dat ik niet goed zat met mijn inlichtingen. Want dat risico bestond ook, behalve nog een andere. Namelijk dat zij mij gingen wantrouwen.”

,,Behalve persoonlijk adviseur van staatssecretaris Klein van onderwijs, was ik destijds ook vertrouwensman van de Roemeense ambassadeur in Nederland. Diens zoon zou op een gegeven moment elektrotechniek gaan studeren. Daarom word ik op de ambassade uitgenodigd. Eerst nog toestemming gevraagd bij de TU. Was goed. Ging ook prima, zoon studeert in Delft, totdat de ambassadeur en vrouw ineens worden teruggeroepen en onder onduidelijke omstandigheden bij een vliegtuigongeluk omkomen. Toen moest die zoon ook direct terugkomen.”

,,Afijn, er komt een nieuwe ambassadeur. Met ook een zoon die elektrotechniek moet studeren. Ik er weer heen. Kom daar – het gaat nu met veel politie en beveiliging gepaard -, blijkt er een borrel te zijn voor groot gezelschap, onder wie ook mensen van Onderwijs en Buitenlandse Zaken. Word ik ineens benoemd tot ‘Vriend van Roemenië’. Prima, dacht ik, maar wat zal de BVD er van denken?”

,,Hebben ze met nooit een vraag over gesteld. Want ze wisten vrij veel, moet ik zeggen. Ze werden door weer andere mensen – mensen met kwade bedoelingen – op de feiten gezet. Die vent in Hongarije hoefde natuurlijk geen verrader te zijn. Ja, hij had wel een vriendin daar. En die was ook wel lid van de Communistische Partij, maar dat waren ze allemaal. Dat hoefdenog geen landverrader te zijn. Zo iemand hang ik niet op.”

,


(
Klik voor grotere foto)

Voordat hij voorzitter van de toenmalige hogeschoolraad werd, in 1976, verstrekte Bert Vooijs tien jaar lang informatie over TU-personen aan de Binnenlandse Veiligheids Dienst (BVD) en de geheime dienst van het ministerie van Defensie.

,,Het begon zo: iemand meldde zich bij de conciërge. Zei dat-ie van Binnenlandse Zaken was en een gesprek met mij wilde. Eenmaal binnen kwam het pasje van de BVD uit de zak, met de vraag of ik als informant wilde optreden. Kort daarna stond de geheime dienst van Defensie voor de deur. Zelfde aanpak, andere contactpersoon.”

Het moet als een echo uit het verleden hebben geklonken, toen de 69-jarige Bert Vooijs tijdens de allerlaatste vergadering van de universiteitsraad, krap een maand geleden, even kwijt moest dat hij had ‘gelekt’.

Tussen 1966 en 1976 verstrekte Vooijs ‘dertig informaties’ aan de twee inlichtingendiensten die zich zo doodgemoedereerd bij hem hadden gemeld. De vrijmetselaar heeft er geen probleem mee het boek publiekelijk open te slaan. Het is tenslotte een vergeeld exemplaar en de oud-afdelingssecretaris van Elektrotechniek (tot voor kort secretaris-beheerder geheten) zegt geen slecht geweten te hebben.

Het was in de tijd dat de links angehauchte universiteitsraad – toen nog hogeschoolraad geheten – zich tegoed deed aan zijn nieuw verworven rechten. De Delftse universiteitspolitiek zag blauw van de spijkerpakken. Links had de macht en geëngageerd als iedereen zich voelde, werden moties aangenomen tegen lang vergeten issues als het Berufsverbot of de snelle kweekreactor Kalkar.

,,Ik geef er niet om als iemand links is, maar als alles links is dan trekt mij dat niet”, zegt Vooijs. ,,Dat ging mekaar ineens allemaal tutoyeren. Ik nam daar afstand van. Maar het grootste probleem in die periode was het communisme. Sommige moties gingen sterk die richting op, terwijl je tot circa 1970 geeneens ambtenaar kon worden als je zei dat je lid was van de Communistische Partij. Dat was het tijdsbeeld. De kentering – ingezet door de democratiseringsgolf – ging te snel.”


Drijfveer

Vooijs kwam in 1960 naar de TU, vestigde naam als de beheerder bij wie letterlijk de deur openstond teneinde deze pas in 1987 achter zich dicht te trekken. Nadat hij zijn betrekking als personeelshoofd bij Rijkswaterstaat had ingeruild voor een reorganisatie-opdracht op het hoofdgebouw, werd hij in 1965 hoofd afdelingsbureau van Elektrotechniek. Niet lang daarna werd hij benaderd.

,,Aanvankelijke had ik er natuurlijk wel moeite mee en vroeg: ‘Wat verwacht u van mij?’ Ze wilden dus informatie over mensen – niet over organisaties. Ik zou altijd te maken hebben met dezelfde contactpersonen en kreeg er niet voor betaald, nee.Dat zou ik ook geweigerd hebben. Ik was in dienst van de TU.”

Vooijs motiveert. ,,Mijn innerlijke drijfveer was dat ik de binnenlandse veiligheid niet vertrouwde. Bovendien kon ik zo misschien dingen rechtzetten die waren misgegaan, want hoeveel mensen heeft de BVD wel niet in het verkeerde daglicht gezet. Mogelijk kon ik erger voorkomen. En aangezien ik een mens ben die het goede achter mensen zoekt, heb ik die taak in positieve zin kunnen verrichten.”

Pardon? ,,Twee voorbeelden. Bij Elektrotechniek studeert een jongen af, liep stage in Hongarije en heeft daar contacten aan overgehouden. Solliciteert dan bij Philips, en men denkt dat er een luchtje aan die man zit. Dat komt vervolgens bij mij terecht. Ik heb dat bij de BVD kunnen omdraaien. Anders was die man daar niet gekomen.”

,,Ander voorbeeld. Een opdracht van Defensie. Een lid van het wetenschappelijk personeel wordt als reserve-officier opgeroepen voor herhaling. Doet op een borrel een uitlating die kan worden uitgelegd als communistisch. Dat wordt dan gesignaleerd. Door wie weet ik ook niet. Maar: heb ik kunnen ontzenuwen. Ik kende die man goed, en dat was misschien maar goed ook.”
Risico’s

Wat deed Vooijs als hij ‘de verdachte’ niet kende? ,,Dan zocht ik bij die faculteit of dienst een hoogleraar of andere figuur met een centrale functie binnen de faculteit die zo’n persoon wel kende, en bereid was inlichtingen te geven. Zo werden weer nieuwe contactpersonen gemaakt. Ik neem dus ook aan dat die activiteiten zijn voortgezet, want toen ik voorzitter werd van de hogeschoolraad ben ik ermee gestopt. Die petten kon ik niet met elkaar verenigen.”

Dertig ‘informaties’ in tien jaar tijd dus. ,,Gelukkig heb ik geen enkele keer het gevoel gehad, dat ik niet goed zat met mijn inlichtingen. Want dat risico bestond ook, behalve nog een andere. Namelijk dat zij mij gingen wantrouwen.”

,,Behalve persoonlijk adviseur van staatssecretaris Klein van onderwijs, was ik destijds ook vertrouwensman van de Roemeense ambassadeur in Nederland. Diens zoon zou op een gegeven moment elektrotechniek gaan studeren. Daarom word ik op de ambassade uitgenodigd. Eerst nog toestemming gevraagd bij de TU. Was goed. Ging ook prima, zoon studeert in Delft, totdat de ambassadeur en vrouw ineens worden teruggeroepen en onder onduidelijke omstandigheden bij een vliegtuigongeluk omkomen. Toen moest die zoon ook direct terugkomen.”

,,Afijn, er komt een nieuwe ambassadeur. Met ook een zoon die elektrotechniek moet studeren. Ik er weer heen. Kom daar – het gaat nu met veel politie en beveiliging gepaard -, blijkt er een borrel te zijn voor groot gezelschap, onder wie ook mensen van Onderwijs en Buitenlandse Zaken. Word ik ineens benoemd tot ‘Vriend van Roemenië’. Prima, dacht ik, maar wat zal de BVD er van denken?”

,,Hebben ze met nooit een vraag over gesteld. Want ze wisten vrij veel, moet ik zeggen. Ze werden door weer andere mensen – mensen met kwade bedoelingen – op de feiten gezet. Die vent in Hongarije hoefde natuurlijk geen verrader te zijn. Ja, hij had wel een vriendin daar. En die was ook wel lid van de Communistische Partij, maar dat waren ze allemaal. Dat hoefdenog geen landverrader te zijn. Zo iemand hang ik niet op.”


(
Klik voor grotere foto)

Voordat hij voorzitter van de toenmalige hogeschoolraad werd, in 1976, verstrekte Bert Vooijs tien jaar lang informatie over TU-personen aan de Binnenlandse Veiligheids Dienst (BVD) en de geheime dienst van het ministerie van Defensie.

,,Het begon zo: iemand meldde zich bij de conciërge. Zei dat-ie van Binnenlandse Zaken was en een gesprek met mij wilde. Eenmaal binnen kwam het pasje van de BVD uit de zak, met de vraag of ik als informant wilde optreden. Kort daarna stond de geheime dienst van Defensie voor de deur. Zelfde aanpak, andere contactpersoon.”

Het moet als een echo uit het verleden hebben geklonken, toen de 69-jarige Bert Vooijs tijdens de allerlaatste vergadering van de universiteitsraad, krap een maand geleden, even kwijt moest dat hij had ‘gelekt’.

Tussen 1966 en 1976 verstrekte Vooijs ‘dertig informaties’ aan de twee inlichtingendiensten die zich zo doodgemoedereerd bij hem hadden gemeld. De vrijmetselaar heeft er geen probleem mee het boek publiekelijk open te slaan. Het is tenslotte een vergeeld exemplaar en de oud-afdelingssecretaris van Elektrotechniek (tot voor kort secretaris-beheerder geheten) zegt geen slecht geweten te hebben.

Het was in de tijd dat de links angehauchte universiteitsraad – toen nog hogeschoolraad geheten – zich tegoed deed aan zijn nieuw verworven rechten. De Delftse universiteitspolitiek zag blauw van de spijkerpakken. Links had de macht en geëngageerd als iedereen zich voelde, werden moties aangenomen tegen lang vergeten issues als het Berufsverbot of de snelle kweekreactor Kalkar.

,,Ik geef er niet om als iemand links is, maar als alles links is dan trekt mij dat niet”, zegt Vooijs. ,,Dat ging mekaar ineens allemaal tutoyeren. Ik nam daar afstand van. Maar het grootste probleem in die periode was het communisme. Sommige moties gingen sterk die richting op, terwijl je tot circa 1970 geeneens ambtenaar kon worden als je zei dat je lid was van de Communistische Partij. Dat was het tijdsbeeld. De kentering – ingezet door de democratiseringsgolf – ging te snel.”


Drijfveer

Vooijs kwam in 1960 naar de TU, vestigde naam als de beheerder bij wie letterlijk de deur openstond teneinde deze pas in 1987 achter zich dicht te trekken. Nadat hij zijn betrekking als personeelshoofd bij Rijkswaterstaat had ingeruild voor een reorganisatie-opdracht op het hoofdgebouw, werd hij in 1965 hoofd afdelingsbureau van Elektrotechniek. Niet lang daarna werd hij benaderd.

,,Aanvankelijke had ik er natuurlijk wel moeite mee en vroeg: ‘Wat verwacht u van mij?’ Ze wilden dus informatie over mensen – niet over organisaties. Ik zou altijd te maken hebben met dezelfde contactpersonen en kreeg er niet voor betaald, nee.Dat zou ik ook geweigerd hebben. Ik was in dienst van de TU.”

Vooijs motiveert. ,,Mijn innerlijke drijfveer was dat ik de binnenlandse veiligheid niet vertrouwde. Bovendien kon ik zo misschien dingen rechtzetten die waren misgegaan, want hoeveel mensen heeft de BVD wel niet in het verkeerde daglicht gezet. Mogelijk kon ik erger voorkomen. En aangezien ik een mens ben die het goede achter mensen zoekt, heb ik die taak in positieve zin kunnen verrichten.”

Pardon? ,,Twee voorbeelden. Bij Elektrotechniek studeert een jongen af, liep stage in Hongarije en heeft daar contacten aan overgehouden. Solliciteert dan bij Philips, en men denkt dat er een luchtje aan die man zit. Dat komt vervolgens bij mij terecht. Ik heb dat bij de BVD kunnen omdraaien. Anders was die man daar niet gekomen.”

,,Ander voorbeeld. Een opdracht van Defensie. Een lid van het wetenschappelijk personeel wordt als reserve-officier opgeroepen voor herhaling. Doet op een borrel een uitlating die kan worden uitgelegd als communistisch. Dat wordt dan gesignaleerd. Door wie weet ik ook niet. Maar: heb ik kunnen ontzenuwen. Ik kende die man goed, en dat was misschien maar goed ook.”
Risico’s

Wat deed Vooijs als hij ‘de verdachte’ niet kende? ,,Dan zocht ik bij die faculteit of dienst een hoogleraar of andere figuur met een centrale functie binnen de faculteit die zo’n persoon wel kende, en bereid was inlichtingen te geven. Zo werden weer nieuwe contactpersonen gemaakt. Ik neem dus ook aan dat die activiteiten zijn voortgezet, want toen ik voorzitter werd van de hogeschoolraad ben ik ermee gestopt. Die petten kon ik niet met elkaar verenigen.”

Dertig ‘informaties’ in tien jaar tijd dus. ,,Gelukkig heb ik geen enkele keer het gevoel gehad, dat ik niet goed zat met mijn inlichtingen. Want dat risico bestond ook, behalve nog een andere. Namelijk dat zij mij gingen wantrouwen.”

,,Behalve persoonlijk adviseur van staatssecretaris Klein van onderwijs, was ik destijds ook vertrouwensman van de Roemeense ambassadeur in Nederland. Diens zoon zou op een gegeven moment elektrotechniek gaan studeren. Daarom word ik op de ambassade uitgenodigd. Eerst nog toestemming gevraagd bij de TU. Was goed. Ging ook prima, zoon studeert in Delft, totdat de ambassadeur en vrouw ineens worden teruggeroepen en onder onduidelijke omstandigheden bij een vliegtuigongeluk omkomen. Toen moest die zoon ook direct terugkomen.”

,,Afijn, er komt een nieuwe ambassadeur. Met ook een zoon die elektrotechniek moet studeren. Ik er weer heen. Kom daar – het gaat nu met veel politie en beveiliging gepaard -, blijkt er een borrel te zijn voor groot gezelschap, onder wie ook mensen van Onderwijs en Buitenlandse Zaken. Word ik ineens benoemd tot ‘Vriend van Roemenië’. Prima, dacht ik, maar wat zal de BVD er van denken?”

,,Hebben ze met nooit een vraag over gesteld. Want ze wisten vrij veel, moet ik zeggen. Ze werden door weer andere mensen – mensen met kwade bedoelingen – op de feiten gezet. Die vent in Hongarije hoefde natuurlijk geen verrader te zijn. Ja, hij had wel een vriendin daar. En die was ook wel lid van de Communistische Partij, maar dat waren ze allemaal. Dat hoefdenog geen landverrader te zijn. Zo iemand hang ik niet op.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.