Vrolijke, brakke en dronken studenten bevolken het Owee-terrein tegenover het Sport- en Cultuurcentrum. Ze doen het rustig aan. “Vooral ’s avonds gaan we lekker los.”
“De sfeer is
optimaal. Je kunt iedereen aanspreken en je krijgt een goede respons.
En het weer is natuurlijk ook goed. Ik ga zo zwemmen in de Schie bij
roeivereniging Proteus-Eretes. Ik heb mijn zwempak al aan.
Eergisternacht om half drie heb ik daar ook gezwommen. Een keigoede
glijbaan hebben ze daar.
Wat ik verder nog allemaal heb meegemaakt?
Een docent van Bouwkunde heeft met me gesjanst. Dat was een beetje
raar. En ik heb vuurgespuwd. Het ging allemaal goed. Bij Virgiel hadden
ze trouwens een programma voor mannen, een mannen special, met twee
heel mooie naakte vrouwen. Ik kon ook naar binnen omdat ik met een
grote groep jongens was.
Een kamer heb ik nog niet. Ik heb gisteren wel
een kamer aangeboden gekregen van een homo. Maar hij was niet nuchter.
Ik heb hem gezegd dat ik hem wel eens zou zien bij een homovereniging.”
,
“Deze week is vet. Gisteren had ik teveel op.
Ik herinner me er niet zoveel van, maar het was wel lachen. Bij de
Delftsche Studenten Bond konden we op drank bieden. Een biertje kochten
we voor 18 cent en Apfelkorn voor 20 cent. Ik heb net wat aspirine
gekregen. Gelukkig heb ik geen hoofdpijn meer.
Ik had gedacht dat
de intreeweek anders zou zijn. Ik dacht dat het meer op de TU zelf
gericht zou zijn, maar het gaat er hier juist om dat je zoveel mogelijk
mensen leert kennen.
Ik weet nog niet wat ik ga studeren. Ik heb
me ingeschreven voor zowel industrieel ontwerpen als voor werktuigbouw.
Ik ontwerp graag. Als ik tekenvakken van IO kan volgen binnen de studie
werktuigbouw, dan kies ik voor werktuigbouw.
De sfeer hier is goed. Maar af en toe kom ik arrogante mensen tegen. Sommigen zeggen dat IO een knutselstudie is.”
,
“Vooral ’s avonds gaan we
lekker los. Bij het corps hadden ze een ladies special waarbij mannen
werden ingesmeerd met olie en bij studentenvereniging Sint Jansbrug was
een helium-karaoke.
Of ik ook lid wordt van een studentenvereniging?
Nee, ik heb geen zin in de verplichtingen die dat mee zich meebrengt;
dat je moet opdraven om schoon te maken bijvoorbeeld. Ik besteed mijn
tijd liever anders. Misschien kan ik lid worden van studentenmuziek
vereniging Krashna Musika. Ik speel dwarsfluit.
Deze week bevalt
goed. Maar hij begon wel fout. Mijn groepje had geen mentor toegewezen
gekregen. Gelukkig hebben twee reservementoren, Fleur en Wout, zich
over ons ontfermd. Ze zijn heel leuk. Van hen hebben we deze hoedjes
gekregen. Via kamernet.nl heb woonruimte gevonden. Een eigen slaapkamer
en douche, dat is wel fijn.”
,
“Wat ik
hier allemaal meemaak is ongelooflijk. Gisteren gooide iedereen bier
over elkaar heen. Geweldig. In Australië gebeurt dat niet. Ik heb twee
jaar bij een universiteit aan de Gold Coast werktuigbouw gestudeerd.
Die universiteit was heel saai.
Gisteravond moesten we ons verkleden
als rare beesten. Met vijf anderen heb ik me toen verkleed als Oscar
het moppermonster uit Sesamstraat, het groene beest dat in een
vuilnisbak leeft. Op mijn schouder had ik geloof ik een spin. Maar dat
kan ik me niet goed herinneren. Ik ben nog steeds dronken. Ik heb nog
steeds verf op me van die verkleedpartij. Ik slaap met tweehonderd man
in de sportzaal. De douches daar werken niet.”
,
In restaurants is het lastig communiceren”, vertelt Nathan Volkers uit Delft, over zijn tijd als stagiair in China. “Dan sta je bijvoorbeeld ineens een kip na te doen om uit te beelden wat je wilt eten”, lacht hij. “Je wilt namelijk wel graag zeker weten wat je bestelt.” Volkers is één van een groter aantal Delftse studenten dat zijn stage in China doet. Zijn tijd daar bracht hij door met een andere Delftse student, die stage liep bij Philips. Pas vlak voor het vertrek kwamen ze er van elkaar achter dat ze naar China gingen en huurden daarop samen een appartement in downtown Sjanghai. “Met zijn tweeën is het meteen leuker”, vertelt Volkers. “Dan is het bijvoorbeeld niet gênant om een dier na te doen om je eten te regelen, maar juist heel grappig. Vooral als je de reacties van alle mensen om je heen je ziet.” Toch vormt het taalprobleem voor veel mensen een drempel. Volgens de Chinese universiteiten zelf is hun Engels echter prima. Neem de Guanghua School of Management in Beijing, die bekend staat als de beste business school in Azië. “Ik begrijp best dat studenten aarzelen voor ze besluiten naar China te gaan”, zegt associate dean Xinzhong Xu in vlekkeloos Engels. “Vandaar dat we voor studenten van onze partneruniversiteiten een kort kennismakingsprogramma hebben. Dan kunnen ze twee weken een kijkje nemen en proeven van ons Engelstalige onderwijs. Velen komen terug.”
Mafkees
Zelfs voor Kam Hing Yau, student industrieel ontwerpen, was het qua taal even wennen toen hij in China aankwam. En zijn ouders zijn nog wel Chinees. “Maar zij spreken Kantonees”, legt hij uit. Op uitwisseling in Beijing, leerde hij vervolgens Mandarijn. “Het is qua structuur en grammatica dezelfde taal, maar de uitspraak is anders. Ik heb daarom vooral woordjes moeten leren.” Het begin bleek vanwege zijn Chinese uiterlijk lastig. “Voor buitenlanders doen Chinezen toch vaak geen moeite, heb ik het idee. Dan gaan ze er al vanuit dat ze alleen Engels kunnen. Bij mij lag dat anders. Ze vonden dat ik een raar accent had of dachten dat ik een domme jongen was, een mafkees. Dan bleven ze maar ratelen en ratelen. Als ik geluk had, verstond ik misschien twee woorden.”
Hing Yau volgde vakken in Beijing, maar over het niveau was hij niet zo te spreken. “Dat niveau lag volgens mij lager dan in Delft. Qua studie heb ik daar dus geen dingen geleerd die ik hier niet ook had kunnen leren.” Toch was zijn uitwisseling wel degelijk de moeite waard. “De taal leren ging veel makkelijker en het is natuurlijk ook gewoon erg leuk. Bovendien verbreed je jezelf cultureel. Niet alleen wat betreft China, maar vooral wat betreft andere culturen. Er zijn namelijk héél veel buitenlandse studenten op Chinese universiteiten en die mensen leer je vanzelf kennen.” Wat contact met Chinezen betreft, is het volgens Hing Yau een beetje wat je er zelf van maakt. “De campus is heel groot, een beetje een eigen wereld. Je hoeft die niet af, als je dat niet wilt. In de klas zat ik gewoon samen met Chinese studenten. Dus als je contact wílt maken, dan kan dat.”
Aviva Tierolf trok naar een Chinese universiteit voor haar afstudeeronderzoek in de micro-elektronica. “Vorig jaar liep ik stage in Xi’an en dat beviel mij zeer goed.” Over haar huidige onderzoek is ze ook tevreden. “De begeleiding is goed en al het groepswerk wordt besproken in het Engels, waardoor de samenwerking met andere groepsleden makkelijker verloopt.”
Ze studeert in Hongkong en heeft daar sowieso weinig last van de taalproblemen waar anderen tegenaan liepen. “Hier spreken redelijk veel mensen Engels, waardoor je jezelf verstaanbaar kunt maken.” Net over de grens in China wil het soms wél wat moeilijker zijn, vooral in de kleinere dorpjes. “Maar met een basale kennis van het Chinees en wat gebaren is het me tot nu altijd gelukt om te kunnen communiceren.”
Net als Hing Yau is ook zij blij met haar tijd in China. “De mensen hier zijn gezellig en het sociale leven is belangrijk. De vele activiteiten op de universiteit helpen ook de banden tussen studenten te versterken.” Ook Tierolf vindt de verschillen in cultuur interessant. “Je hebt daardoor voor meerdere gesprekken een goed onderwerp.” Ze kan het, kortom, andere studenten van harte aanraden. “Het is zeker de moeite van het papierwerk waard. De andere cultuur en de nieuwe vriendschappen maken dat het tot nu toe één van de leukste periodes in mijn studententijd is.”
Weinig avontuurlijk
Directeur Jacques van Vliet van het Neso in Beijing, de voorpost van het Nederlandse hoger onderwijs in China, zou graag zien dat meer studenten het voorbeeld van Hing Yau en Tierolf zouden volgen. Maar Nederlandse studenten blijken weinig avontuurlijk. Op de vaak enorme campussen van de Chinese instellingen liepen vorig jaar maar 750 Nederlanders rond. “Dat aantal moet omhoog”, vindt van Vliet. Hij heeft wat dat betreft de wind in de rug: vergeleken met het collegejaar 2006/07 nam het aantal Chinagangers vorig jaar met twintig procent toe.
Maar wie gaan erheen? En wie zouden erheen moeten gaan? De voorhoede wordt al jaren gevormd door sinologen, ofwel studenten Chinese taal en cultuur. Deze studenten zijn door de Universiteit Leiden min of meer verplicht om tijdens hun bacheloropleiding een jaar in China te bivakkeren. Zij worden – al dan niet met beurs – ondergebracht bij de beste universiteiten van de Volksrepubliek en vinden er relatief eenvoudig hun weg. Ze spreken vaak een aardig woordje Chinees en hebben zich al verdiept in de cultuur.
Toch is het zelfs voor deze groep wennen. “Het onderwijs is hier vaak klassikaal”, zegt Jasper van Holsteijn uit Gouda. “Nederlanders vinden het normaal om elkaar in werkgroepen feedback te geven en dat is men hier niet echt gewend. Maar goed, klassikaal onderwijs is natuurlijk ook een gevolg van mijn studiekeuze: wie de taal goed wil kennen, moet woorden leren en karakters stampen. Dat is lang niet eenvoudig. Ik volg bijvoorbeeld een cursus krantenlezen in het Chinees en dat lukt me echt nog niet. Dat klinkt misschien gek, maar de Chinese taal kent een slordige zestigduizend karakters in plaats van zesentwintig letters.”
Je zou denken dat de universiteiten van China ook andere studenten wel iets te bieden hebben. In de wereldwijde universiteitenranglijst van Times Higher Education staan bijvoorbeeld zes Chinese universiteiten in de top 200. Beijing staat het hoogst genoteerd op nummer vijftig, hoger dan de Nederlandse toppers. Toch vinden uit Delft vooral de stagiairs hun weg naar de opkomende wereldmacht.
Volkers snapt wel waarom: “Stedenbouw gebeurt daar op heel grote schaal, heel anders dan in Europa. Zo was er rond de eeuwwisseling het plan om voor 2020 ongeveer vierhonderd nieuwe steden te bouwen, elk voor meer dan één miljoen inwoners. Dan bouw je dus in twintig jaar zo’n beetje heel Europa opnieuw. Uiteindelijk is dat niet helemaal uit de verf gekomen, maar het geeft wel aan wat de ambities zijn.” Bovendien krijg je in China snel resultaat van je werk. “Misschien had ik mazzel met het bureau waar ik zat, maar ik mocht echt heel veel doen. Ik heb daar in dat half jaar hele projecten kunnen afronden, die bij ons jaren kosten”, vertelt hij. “Dan kwamen ze naar me toe en zeiden: ‘kun jij over twee weken een ontwerp afhebben voor een gebouw dat op dit plein kan komen?’ Als ik ze dan vroeg of ze wel wisten dat ik nog maar student was, bleek dat geen probleem. Ze kwamen eigenlijk mensen tekort. Als ik straks naar China terugga, weet ik zeker dat ik dingen zie die ik getekend heb.”
Ook Hing Yau, die na zijn uitwisseling terugkeerde naar China voor een stage, kan dat onderschrijven. “Ik merkte dat de productie daar veel sneller ging, de drempel was lager. Dan stapte ik de werkplaats van een malmaker binnen met een tekening of model. Nadat de plaatselijke ingenieur er naar gekeken had en wat aanpassingen doorgegeven had, begonnen ze meteen met mallen maken. In Nederland zou dat ontwerp eerst nog tien keer heen en weer gestuurd moeten worden, tussen verschillende mensen. Dat kost veel meer tijd.” Waarom het in China dan zo snel gaat? Volgens Hing Yau komt dat door de concurrentie. “Er zitten rustig twintig malmakers in zo’n straat, dus dan gaan ze sneller met jouw opdracht aan de slag.”
Tot slot merkt ook Tierolf wel wat van de dynamiek van de Chinese technologische vernieuwingsdrang. “Er zijn hier inderdaad redelijk veel grootschalige projecten vergeleken met Europa. Dit komt gedeeltelijk door de andere indeling van de master hier. Ook normale masters duren twee jaar. Studenten doen dan voor bijvoorbeeld een master of philosophy twee jaar onderzoek. Daardoor is er ruimte voor grootschaligere projecten, maar het niveau daarvan kan erg verschillen.”
Is China dan the place to be voor Delftenaren op zoek naar een leuke buitenlandstage? Volkers denkt van wel. “China kan voor iedereen uit Delft heel interessant zijn. Zo zijn ze bijvoorbeeld met een aantal heel grote waterbouwkundige projecten bezig.” En naar Volkers verwacht, kan het alleen nog maar beter gaan. “Ze zijn in China op dit moment nog weinig vernieuwend. Maar het zijn geen domme mensen. Sterker nog: ze zijn juist heel slim, maar ze zijn vooral bezig geweest met het inlopen van hun achterstand door veel te kopiëren en door backwards engineering. Maar als straks één miljoen Chinezen écht innovatief bezig zijn, dan tellen wij niet meer mee. In China kan het allemaal gaan gebeuren.”
“De sfeer is optimaal. Je kunt iedereen aanspreken en je krijgt een goede respons. En het weer is natuurlijk ook goed. Ik ga zo zwemmen in de Schie bij roeivereniging Proteus-Eretes. Ik heb mijn zwempak al aan. Eergisternacht om half drie heb ik daar ook gezwommen. Een keigoede glijbaan hebben ze daar.
Wat ik verder nog allemaal heb meegemaakt? Een docent van Bouwkunde heeft met me gesjanst. Dat was een beetje raar. En ik heb vuur gespuwd. Het ging allemaal goed. Bij Virgiel hadden ze trouwens een programma voor mannen, een mannenspecial, met twee heel mooie naakte vrouwen. Ik kon ook naar binnen omdat ik met een grote groep jongens was.
Een kamer heb ik nog niet. Ik heb gisteren wel een kamer aangeboden gekregen van een homo. Maar hij was niet nuchter. Ik heb hem gezegd dat ik hem wel eens zou zien bij een homovereniging.”
“Deze week is vet. Gisteren had ik te veel op. Ik herinner me er niet zoveel van, maar het was wel lachen. Bij de Delftsche Studenten Bond konden we op drank bieden. Een biertje kochten we voor 18 cent en apfelkorn voor 20 cent. Ik heb net wat aspirine gekregen. Gelukkig heb ik geen hoofdpijn meer.
Ik had gedacht dat de intreeweek anders zou zijn. Ik dacht dat het meer op de TU zelf gericht zou zijn, maar het gaat er hier juist om dat je zoveel mogelijk mensen leert kennen.
Ik weet nog niet wat ik ga studeren. Ik heb me ingeschreven voor zowel industrieel ontwerpen als voor werktuigbouwkunde. Ik ontwerp graag. Als ik tekenvakken van IO kan volgen binnen de studie werktuigbouw, dan kies ik voor werktuigbouw.
De sfeer hier is goed. Maar af en toe kom ik arrogante mensen tegen. Sommigen zeggen dat IO een knutselstudie is.”
“Vooral ’s avonds gaan we lekker los. Bij het corps hadden ze een ladies special waarbij mannen werden ingesmeerd met olie en bij studentenvereniging Sint Jansbrug was een helium-karaoke.
Of ik ook lid word van een studentenvereniging? Nee, ik heb geen zin in de verplichtingen die dat mee zich meebrengt; dat je moet opdraven om schoon te maken bijvoorbeeld. Ik besteed mijn tijd liever anders. Misschien kan ik lid worden van studentenmuziekvereniging Krashna Musika. Ik speel dwarsfluit.
Deze week bevalt goed. Maar hij begon wel fout. Mijn groepje had geen mentor toegewezen gekregen. Gelukkig hebben twee reservementoren, Fleur en Wout, zich over ons ontfermd. Ze zijn heel leuk. Van hen hebben we deze hoedjes gekregen. Via kamernet.nl heb woonruimte gevonden. Een eigen slaapkamer en douche, dat is wel fijn.”
“Wat ik hier allemaal meemaak is ongelooflijk. Gisteren gooide iedereen bier over elkaar heen. Geweldig. In Australië gebeurt dat niet. Ik heb twee jaar bij een universiteit aan de Gold Coast werktuigbouw gestudeerd. Die universiteit was heel saai.
Gisteravond moesten we ons verkleden als rare beesten. Met vijf anderen heb ik me toen verkleed als Oscar het moppermonster uit Sesamstraat, het groene beest dat in een vuilnisbak leeft. Op mijn schouder had ik geloof ik een spin. Maar dat kan ik me niet goed herinneren. Ik ben nog steeds dronken. Ik heb nog steeds verf op me van die verkleedpartij. Ik slaap met tweehonderd man in de sportzaal. De douches daar werken niet.”
Comments are closed.