Campus

IJzer

Wie mooie kansen niet laat lopen, smeedt het ijzer als het heet is. De ijzer- en staalindustrie wordt in veel landen nog steeds beschouwd als een belangrijke motor voor de industriële ontwikkeling.

Lange tijd ontleenden industriële naties zelfs een belangrijk deel van hun nationaal bewustzijn aan deze bedrijfstak. IJzer en staal waren immers onmisbare bouwstoffen voor het verwezenlijken van de grootse toekomstvisies van de vroege Industriële Revolutie. Mocht dat niet lukken, dan konden er nog altijd kanonnen van gemaakt worden.

IJzer biedt dus nieuwe kansen, en maakte de mens daarbij minder afhankelijk van natuurlijke constructiematerialen. Hoewel ijzer al in de prehistorie toegepast werd, duurde het tot de Middeleeuwen voordat de smeltovens heet genoeg waren om het materiaal in gesmolten vorm te winnen. Het woord ijzer is ook afgeleid van het middeleeuwse isen, dat weer afkomstig is van het Gothische eisarn en het Keltisch-Illyrische isarno.

IJzer wordt voornamelijk verwerkt tot gietijzer en staal, beide legeringen van ijzer met koolstof. Smeedijzer, een verouderde term voor smeedstaal, bevat minder dan pakweg anderhalf procent koolstof en kan in warme toestand vervormd worden. De vloeigrens daalt door de verhitting sterk, maar het metaal is tijdens het smeden plastisch, nooit vloeibaar.

Behalve een methode van vormgeving, is smeden ook een manier om de materiaalstruktuur van het staal te bevloeden. Met de juiste warmtebehandeling kunnen staallegeringen zo een hoge sterkte en taaiheid verkrijgen. Vooral de Japanse wapensmeden bereikten hierin een hoge graad van verfijning. De kunst van het ijzersmeden werd echter al beoefend door de Kelten, maar er is geen smeedwerk bewaard gebleven dat van voor de 11e eeuw dateert. De vroegst bekende producten waren vooral bedoeld om deuren, kisten en koffers te verstevingen en op te sieren.

Heet ijzer is overigens een betrekkelijk begrip. De optimale smeedtemperatuur is onder meer afhankelijk van sterkte, taaiheid en stijfheid van het metaal, maar vooral van het toestandsdiagram van de legering legt gewicht in de schaal. Zo moet koolstofarm staal bij voorkeur gesmeed worden bij een temperatuur van 900 tot 1200 graden celcius.

Gesmeed staal is in elk nog steeds een symbool voor kracht en onbuigzaamheid. Dat laatste is ook typerend voor de staalindustrie, die door haar inflexibiliteit bij iedere recessie weer harde klappen te verduren krijgt. De gesel van de markt is harder dan de smeedhamer.

De ijzer- en staalindustrie wordt in veel landen nog steeds beschouwd als een belangrijke motor voor de industriële ontwikkeling. Lange tijd ontleenden industriële naties zelfs een belangrijk deel van hun nationaal bewustzijn aan deze bedrijfstak. IJzer en staal waren immers onmisbare bouwstoffen voor het verwezenlijken van de grootse toekomstvisies van de vroege Industriële Revolutie. Mocht dat niet lukken, dan konden er nog altijd kanonnen van gemaakt worden.

IJzer biedt dus nieuwe kansen, en maakte de mens daarbij minder afhankelijk van natuurlijke constructiematerialen. Hoewel ijzer al in de prehistorie toegepast werd, duurde het tot de Middeleeuwen voordat de smeltovens heet genoeg waren om het materiaal in gesmolten vorm te winnen. Het woord ijzer is ook afgeleid van het middeleeuwse isen, dat weer afkomstig is van het Gothische eisarn en het Keltisch-Illyrische isarno.

IJzer wordt voornamelijk verwerkt tot gietijzer en staal, beide legeringen van ijzer met koolstof. Smeedijzer, een verouderde term voor smeedstaal, bevat minder dan pakweg anderhalf procent koolstof en kan in warme toestand vervormd worden. De vloeigrens daalt door de verhitting sterk, maar het metaal is tijdens het smeden plastisch, nooit vloeibaar.

Behalve een methode van vormgeving, is smeden ook een manier om de materiaalstruktuur van het staal te bevloeden. Met de juiste warmtebehandeling kunnen staallegeringen zo een hoge sterkte en taaiheid verkrijgen. Vooral de Japanse wapensmeden bereikten hierin een hoge graad van verfijning. De kunst van het ijzersmeden werd echter al beoefend door de Kelten, maar er is geen smeedwerk bewaard gebleven dat van voor de 11e eeuw dateert. De vroegst bekende producten waren vooral bedoeld om deuren, kisten en koffers te verstevingen en op te sieren.

Heet ijzer is overigens een betrekkelijk begrip. De optimale smeedtemperatuur is onder meer afhankelijk van sterkte, taaiheid en stijfheid van het metaal, maar vooral van het toestandsdiagram van de legering legt gewicht in de schaal. Zo moet koolstofarm staal bij voorkeur gesmeed worden bij een temperatuur van 900 tot 1200 graden celcius.

Gesmeed staal is in elk nog steeds een symbool voor kracht en onbuigzaamheid. Dat laatste is ook typerend voor de staalindustrie, die door haar inflexibiliteit bij iedere recessie weer harde klappen te verduren krijgt. De gesel van de markt is harder dan de smeedhamer.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.