Dat de brand bij Bouwkunde zich zo snel kon uitbreiden, kwam onder meer door houten plafondconstructies en door tussenvloeren van staal en hout. Dat meent hoogleraar draagconstructies aan de TU Kees van Weeren.
Volgens hoogleraar Kees van Weeren kon de brand zich vorige week snel uitbreiden door de grote hoeveelheid brandbaar materiaal in het gebouw. Als voorbeeld noemt hij de tussenvloeren in de ateliers op de bovenste verdiepingen.
“De tussenvloeren waren van staal en hout”, vertelt de hoogleraar. “Door de hitte verloor het metaal zijn sterkte, waardoor de vloeren naar beneden kwamen. Dit verklaart de harde knal die ooggetuigen hoorden – lang voordat een deel van het gebouw instortte.” Tijdens die knal werd de brand volgens Van Weeren gevoed met de houten vloerdelen.
Dat de brand zo snel kon groeien wijt Van Weeren ook aan de plafondconstructies. “Die waren van hout. Hout dat de afgelopen veertig jaar goed was uitgedroogd.”
Toch voldeed het gebouw volgens de gemeente Delft aan de geldende brandveiligheidsvoorschriften voor bestaande bouw. Volgens die voorschriften hoeven gebouwen die zijn gebouwd vóór het bouwbesluit aan minder strenge voorschriften te voldoen dan nieuwbouw. Waar een nieuw kantoorgebouw bijvoorbeeld maar een maximale brandcompartimentsgrootte mag hebben van duizend vierkante meter, geldt voor bestaande bouw een ruime tweeduizend vierkante meter. Ook geldt bij nieuwbouw dat de brandwerendheid van die compartimenten minimaal zestig minuten moet bedragen, terwijl die van bestaande bouw maar twintig minuten is. Volgens de gemeente voerde de TU in 2003 nog aanpassingen uit om aan die twintig minuten te voldoen.
De eigenaar kan bij elk gebouw zelf bepalen of er nog aanvullende maatregelen genomen moeten worden ter verhoging van behoud van het gebouw. De regelgeving in het bouwbesluit is opgezet met het doel om mensen veilig in gebouwen te laten verblijven.
Iedereen heeft veilig kunnen vluchten en er zijn geen gewonden gevallen, zo concludeert Delft. Bovendien voerde de brandweer regelmatig controles uit. Volgens de gemeente vond de laatste controle vorig jaar plaats.
Zes jaar geleden deed de brandweer nog aanbevelingen voor het verbeteren van de brandveiligheid. De TU bracht daarom in 2003 een brandmeldinginstallatie en een ontruimingsalarminstallatie aan. Ook plaatste de TU een extra trap bij de collegezalen.
Verder zijn maatregelen genomen als deuren die automatisch dichtvallen bij brand en goede training voor bedrijfshulpverlening. “Voor wat betreft de veiligheid van de mensen zijn er geen compromissen gemaakt”, vertelt Van Weeren. “Iedereen kon veilig uit het gebouw komen.”
Volgens hoogleraar Kees van Weeren kon de brand zich vorige week snel uitbreiden door de grote hoeveelheid brandbaar materiaal in het gebouw. Als voorbeeld noemt hij de tussenvloeren in de ateliers op de bovenste verdiepingen.
“De tussenvloeren waren van staal en hout”, vertelt de hoogleraar. “Door de hitte verloor het metaal zijn sterkte, waardoor de vloeren naar beneden kwamen. Dit verklaart de harde knal die ooggetuigen hoorden – lang voordat een deel van het gebouw instortte.” Tijdens die knal werd de brand volgens Van Weeren gevoed met de houten vloerdelen.
Dat de brand zo snel kon groeien wijt Van Weeren ook aan de plafondconstructies. “Die waren van hout. Hout dat de afgelopen veertig jaar goed was uitgedroogd.”
Toch voldeed het gebouw volgens de gemeente Delft aan de geldende brandveiligheidsvoorschriften voor bestaande bouw. Volgens die voorschriften hoeven gebouwen die zijn gebouwd vóór het bouwbesluit aan minder strenge voorschriften te voldoen dan nieuwbouw. Waar een nieuw kantoorgebouw bijvoorbeeld maar een maximale brandcompartimentsgrootte mag hebben van duizend vierkante meter, geldt voor bestaande bouw een ruime tweeduizend vierkante meter. Ook geldt bij nieuwbouw dat de brandwerendheid van die compartimenten minimaal zestig minuten moet bedragen, terwijl die van bestaande bouw maar twintig minuten is. Volgens de gemeente voerde de TU in 2003 nog aanpassingen uit om aan die twintig minuten te voldoen.
De eigenaar kan bij elk gebouw zelf bepalen of er nog aanvullende maatregelen genomen moeten worden ter verhoging van behoud van het gebouw. De regelgeving in het bouwbesluit is opgezet met het doel om mensen veilig in gebouwen te laten verblijven.
Iedereen heeft veilig kunnen vluchten en er zijn geen gewonden gevallen, zo concludeert Delft. Bovendien voerde de brandweer regelmatig controles uit. Volgens de gemeente vond de laatste controle vorig jaar plaats.
Zes jaar geleden deed de brandweer nog aanbevelingen voor het verbeteren van de brandveiligheid. De TU bracht daarom in 2003 een brandmeldinginstallatie en een ontruimingsalarminstallatie aan. Ook plaatste de TU een extra trap bij de collegezalen.
Verder zijn maatregelen genomen als deuren die automatisch dichtvallen bij brand en goede training voor bedrijfshulpverlening. “Voor wat betreft de veiligheid van de mensen zijn er geen compromissen gemaakt”, vertelt Van Weeren. “Iedereen kon veilig uit het gebouw komen.”
Volgens hoogleraar Kees van Weeren kon de brand zich vorige week snel uitbreiden door de grote hoeveelheid brandbaar materiaal in het gebouw. Als voorbeeld noemt hij de tussenvloeren in de ateliers op de bovenste verdiepingen.
“De tussenvloeren waren van staal en hout”, vertelt de hoogleraar. “Door de hitte verloor het metaal zijn sterkte, waardoor de vloeren naar beneden kwamen. Dit verklaart de harde knal die ooggetuigen hoorden – lang voordat een deel van het gebouw instortte.” Tijdens die knal werd de brand volgens Van Weeren gevoed met de houten vloerdelen.
Dat de brand zo snel kon groeien wijt Van Weeren ook aan de plafondconstructies. “Die waren van hout. Hout dat de afgelopen veertig jaar goed was uitgedroogd.”
Toch voldeed het gebouw volgens de gemeente Delft aan de geldende brandveiligheidsvoorschriften voor bestaande bouw. Volgens die voorschriften hoeven gebouwen die zijn gebouwd vóór het bouwbesluit aan minder strenge voorschriften te voldoen dan nieuwbouw. Waar een nieuw kantoorgebouw bijvoorbeeld maar een maximale brandcompartimentsgrootte mag hebben van duizend vierkante meter, geldt voor bestaande bouw een ruime tweeduizend vierkante meter. Ook geldt bij nieuwbouw dat de brandwerendheid van die compartimenten minimaal zestig minuten moet bedragen, terwijl die van bestaande bouw maar twintig minuten is. Volgens de gemeente voerde de TU in 2003 nog aanpassingen uit om aan die twintig minuten te voldoen.
De eigenaar kan bij elk gebouw zelf bepalen of er nog aanvullende maatregelen genomen moeten worden ter verhoging van behoud van het gebouw. De regelgeving in het bouwbesluit is opgezet met het doel om mensen veilig in gebouwen te laten verblijven.
Iedereen heeft veilig kunnen vluchten en er zijn geen gewonden gevallen, zo concludeert Delft. Bovendien voerde de brandweer regelmatig controles uit. Volgens de gemeente vond de laatste controle vorig jaar plaats.
Zes jaar geleden deed de brandweer nog aanbevelingen voor het verbeteren van de brandveiligheid. De TU bracht daarom in 2003 een brandmeldinginstallatie en een ontruimingsalarminstallatie aan. Ook plaatste de TU een extra trap bij de collegezalen.
Verder zijn maatregelen genomen als deuren die automatisch dichtvallen bij brand en goede training voor bedrijfshulpverlening. “Voor wat betreft de veiligheid van de mensen zijn er geen compromissen gemaakt”, vertelt Van Weeren. “Iedereen kon veilig uit het gebouw komen.”
Comments are closed.