Elf september en de oorlog in Irak, de toenemende onverdraagzaamheid, de moord op Theo van Gogh en de afwijzing van de Europese Grondwet. Voor stedenbouwkundige Alexander D’Hooghe zijn het allemaal tekens van een diep onbehagen.
Hij zocht in het verleden naar oplossingen voor een morrende wereld.
De titel van uw proefschrift ‘The Liberal Monument’ klinkt als een paradox. Is dat de bedoeling?
“Absoluut. Eerst en vooral het woord monument. De traditie van monumentenbouw in de architectuur in de recente geschiedenis – de laatste honderd jaar – is vooral te associëren met totalitaire regimes. U kent ze wel: Stalin, Duitsland en Spanje onder de fascisten. In de jaren dertig van de vorige eeuw heb je in die staten, maar ook in democratieën zoals Amerika en Engeland, een evolutie naar heel dominante, neoclassicistische, grootschalige gebouwen en paleizenensembles. Na de oorlog komt er een reactie waarbij veel mensen zich beginnen af te vragen: wat is het omgekeerde van een totalitair regime in de westerse traditie? En dan komt men uit op de liberale traditie. Er komen een aantal politiek filosofen op die een politieke theorie van het liberalisme formuleren en daarbij teruggrijpen naar John Stuart Mill en de Angelsaksische traditie. Het liberale gedachtegoed ontstaat uit verzet tegen het oude totalitaire regiem, maar na de industriële revolutie ontstaat er ook een vrees voor de tirannie van de massa’s. Voor de tirannie van de meerderheid. Het liberale gedachtegoed is absoluut niet zo maar even mooi en zoetgevooisd als democratie zelf. Integendeel. De liberale traditie stelt zich daar vragen bij.”
Dat doet u ook. In uw proefschrift zegt u ‘we kunnen niet langer aannemen dat de mensen met hun volkse smaak en gemeenschapsgevoel van nature zijn uitgerust met een ethisch gevoel dat sterk genoeg is om massale regressie te weerstaan.’ Dat is moedig, maar waarom wantrouwt u de populaire cultuur?
“Omdat de geschiedenis heeft bewezen dat ze compleet manipuleerbaar is en gemakkelijk tot excessen en regressie leidt. Met regressie bedoel ik dat er in populaire cultuur iets zit dat gemakkelijk verheerlijkt wordt vanuit een soort ‘easy-do-good’ houding. De gewone mensen weten het toch altijd beter en de democratie heeft toch per definitie gelijk. Neen, helemaal niet. Democratie heeft ook bewezen te kunnen leiden tot de grootste regressies van het westen. Hitler is democratisch aan de macht gekomen, om maar eens een dooddoener te gebruiken. Dat is dus de tirannie van de massa. Dus als Ortega Y Gasset, een liberale filosoof uit mijn boek die ook door architecten vaak wordt aangehaald, spreekt over de revolte van de massa’s, heeft hij het echt daar over. Het gaat over de anonieme 90 procent van de massa’s.”
U constateert dat eenzelfde nivellering zich in de architectuur heeft voorgedaan?
“Ik constateer eenvoudigweg wat mijn protagonisten, die ik heb getracht te verhedendaagsen, schreven over de regressie van de jaren dertig in Europa. Mijn argument, en de reden waarom ik het onderzoek, is dat ik tegenwoordig een zelfde regressie zie opdoemen. Ik woon zoals u weet aan de oostkust van de Verenigde Staten. Een land dat in zijn reactie op 9-11, dat zelf een fascistische regressie is van een religie die een fascisme wordt, zelf opeens marteling begint toe te laten. En een heleboel andere dingen. Dingen waarover vandaag de dag openlijk gedebatteerd wordt, maar die niettemin een eerste teken zijn van regressie die zich voor de eerste keer sinds toen voordoet. Mijn grote vrees is dat we opnieuw een soort regressie gaan beleven. Dat de vorige keer maar een generale repetitie was. Dat we echt een moment meemaken van een hernieuwd fundamentalisme dat zich als een soort kanker door het westerse denken verspreidt. Dat we, met andere woorden, daarvoor echt moeten opletten.”
En een fundamentalisme in welke zin dan? Waar grijpt dat op terug?
“Op de hegemonie waar de moslimfundamentalisten naar streven, die de oude ‘Al Andalus’ willen herstellen van Spanje tot Indonesië. Net als het fundamentalisme van de Jesus Warriors in de Verenigde Staten. Dit soort bewegingen wint ongelofelijk aan impact. Impact op het denken, op het handelen, op het discours in de media. Het is een nieuw feit dat we na 9-11 de postmoderne luxe van ‘alles is wel oké’ achter ons laten. Het pluralisme van het westers denken, het accepteren dat er geen absoluut gelijk is, maar dat je altijd opnieuw in debat moet gaan, dreigt nu opgegeten te worden. En dus: hoe red je dat? Hoe maak je dusdanig krachtig dat het niet ten onder gaat.”
Wat kunt u daar als architect en stedenbouwkundige in uw vak mee doen?
“Exact die vraag heeft mijn onderzoek gestuurd. Het is een onderzoek, ik heb dus niet mijn eigen gekheid willen neerschrijven. Ik heb getracht te verstaan wat de mensen in mijn vakgebied hier in het verleden over hebben gezegd. In 1943 heeft men zich in mijn vakgebied ooit afgevraagd: wat hebben wij verkeerd gedaan? Was er iets geweest dat we vanuit de stedenbouw hadden kunnen doen om de ontmanteling van Europa te vermijden. Wat is er fout gelopen?”
En welke denkers haalt u dan aan?
“In de architectuur zijn er vier: de Spanjaard Josep Lluis Sert die Franco ontvluchtte en in Amerika terecht kwam. Dan Siegfried Giedion, een Zwitserse architectuurhistoricus, Louis Kahn, een van de beroemdste architecten ter wereld en Fumihiko Maki, een Japanner die ook elf jaar in de VS gewoond heeft en student was van de voorgaande heren. Dat zijn de architecten en planners. Daarnaast zijn er de liberale filosofen die zij gelezen hebben en waarmee ze geïnterageerd hebben. Dit zijn José Ortega Y Gasset, een Spanjaard ook, Isaiah Berlin en Ernst Cassirer.”
Daarmee heeft u een hele collectie grote geesten. En heeft u een belangrijke vraag: u vreest regressie. In hoeverre helpen die grote geesten van toen u nu om een antwoord te formuleren?
“Ik heb er echt veel uit geleerd. Uiteindelijk hebben mijn protagonisten hun project in mijn vakgebied maar half geformuleerd. Men is niet tot een uitgewerkt project gekomen, het is een soort unborn baby gebleven, een half-af verhaal, een almost-project. En dat heeft met allerlei redenen te maken die hier buiten ons verhaal vallen. Al wat ik gedaan heb, is de elementen van het verhaal terug opgraven, naast elkaar plaatsen, hier en daar wat lijm bevestigen en te kijken of we er een hedendaags project uit kunnen halen.”
Een liberaal monument?
“Precies.”
Als ik denk in stenen, beton en ruimte, hoe moet zoiets er dan uitzien? Kunt u daar voorbeelden van geven?
“Er staan ontelbare projecten in het boek. Eén helft van het project was tekststudie en de andere helft bestond uit tekeningstudies. Een groot aantal daarvan zijn niet gerealiseerd, maar een aantal wel. Zoals een aantal projecten uit de jaren vijftig: de tempelcomplexen van Chandigarh in India door Le Corbusier. En van Josep Lluis Sert is de campus van Boston University een mooi voorbeeld. Maar eigenlijk denk ik dat de hedendaagse invulling van een ander kaliber moet zijn, dat we het werkelijk opnieuw moeten uitvinden op het bestaande sjabloon.”
Noem me dan de kenmerken waaraan een liberaal monument moet voldoen.
“Het project opereert op de schaal van het volledig verstedelijkte gebied waar de liberale planner in tegenstelling tot de socialistische planner niet alles moet gaan voorzien en gaan organiseren, maar er een aantal strategische punten uit haalt en die gaat invullen en daarmee eigenlijk 85 procent of meer van het territorium vrijlaat. Het privébezit wordt niet geraakt, maar in het overblijvende publieke domein wordt des te krachtiger ingegrepen.”
Het lijkt erop alsof u in de grijze suburb duidelijk herkenbare oriëntatiepunten wilt scheppen.
“Zeer zeker. Dat is het eerste deel van het boek. Het tweede deel gaat over de uitvoering van die herkenningspunten. Zijn dat torens, obelisken of schijven? Mijn protagonisten weigeren om daar een eenvormig monument van te maken, maar eerder een groepering, een assemblage van elkaar tegensprekende elementen in een closed group. Het derde deel van het boek gaat dan over de organisatie van het individuele object in die groepering. Telkens op een lager schaalniveau bekeken. Dat is het.”
En hoe zou dat helpen om de vervreemding die u constateert, om dat afglijden naar regressie tegen te gaan?
“Om u veilig te antwoorden zeg ik: dat weet ik helemaal niet omdat alles waar ik het over heb en de hele studie gaat over intenties, het is een analyse van bedoelingen, niet van praktische resultaten. Hoe evalueer je een praktijk in de realiteit? Dat is een project van vijftig tot honderd jaar. Daar heb ik me helemaal niet aan gewaagd. Ik doe gewoon een intentieproces. Wat je wel kunt zeggen is dat zij ten stelligste geloofden dat het organiseren van de antennes van de liberale cultuur zouden helpen om een nieuw soort leesbaarheid in het territorium te bewerkstelligen en dusdanig de vervreemding van de mens in zijn verstedelijkte territorium te verminderen.”
Mensen die daar vervreemd rondsjouwen, zijn die niet meer gebaat bij een zinvolle dagvulling dan bij een monument?
“Ik tracht in dit boek niet een bepaald soort vorm op te leggen. In die zin is het eerder de vraag: hoe zet je een pluralistische vorm op? Hoe kun je dat zelfs maar beginnen te beschrijven. Dus het is eerder een kader scheppen waarbinnen die veelvuldigheid kan bestaan.”
Hoe moet dit een vervolg krijgen?
“Uitgeven. Zo snel mogelijk.”
Uitgeven en dan?
“Ik geef het nu ook als vak aan de MIT. Het is een keuzevak maar ik heb heel veel studenten. Ik presenteer het als hypothese van een project en ik vraag wat ze er slecht en goed aan vinden. En ik vraag hen: vergelijk een project uit de jaren vijftig, uit de vroege naoorlogse periode, met een hedendaags project van Koolhaas of wie dan ook. In gelijkenissen en verschillen.”
En moeten ze ook een liberaal monument ontwerpen?
“Ik wil geen dogma opleggen aan mensen. Ik wil dat men het werk kent en positie neemt ten opzichte van het werk. Ik wil niet dat men het werk kopieert.”
Wie is Alexander D’Hooghe?
Alexander D’Hooghe (34) bekleedt de functie van assistent-hoogleraar architectuur en stedenbouw aan het Department of Architecture van het Massachusetts Institute of Technology in Boston. Hij werd in België geboren en behaalde in 1996 de ingenieurstitel Architectural Engineering aan de Katholieke Universiteit van Leuven. In Harvard behaalde hij in 2001 zijn Master in architectuur en stedenbouw. Zijn dissertatie ‘The Liberal Monument’ schreef D’Hooghe aan het Rotterdamse Berlage-instituut, dat een samenwerkingsverband heeft de TU Delft. Afgelopen maandag promoveerde D’Hooghe in Delft bij promotor prof. Wiel Arets (Berlage-instituut en Bouwkunde TU Delft).
De titel van uw proefschrift ‘The Liberal Monument’ klinkt als een paradox. Is dat de bedoeling?
“Absoluut. Eerst en vooral het woord monument. De traditie van monumentenbouw in de architectuur in de recente geschiedenis – de laatste honderd jaar – is vooral te associëren met totalitaire regimes. U kent ze wel: Stalin, Duitsland en Spanje onder de fascisten. In de jaren dertig van de vorige eeuw heb je in die staten, maar ook in democratieën zoals Amerika en Engeland, een evolutie naar heel dominante, neoclassicistische, grootschalige gebouwen en paleizenensembles. Na de oorlog komt er een reactie waarbij veel mensen zich beginnen af te vragen: wat is het omgekeerde van een totalitair regime in de westerse traditie? En dan komt men uit op de liberale traditie. Er komen een aantal politiek filosofen op die een politieke theorie van het liberalisme formuleren en daarbij teruggrijpen naar John Stuart Mill en de Angelsaksische traditie. Het liberale gedachtegoed ontstaat uit verzet tegen het oude totalitaire regiem, maar na de industriële revolutie ontstaat er ook een vrees voor de tirannie van de massa’s. Voor de tirannie van de meerderheid. Het liberale gedachtegoed is absoluut niet zo maar even mooi en zoetgevooisd als democratie zelf. Integendeel. De liberale traditie stelt zich daar vragen bij.”
Dat doet u ook. In uw proefschrift zegt u ‘we kunnen niet langer aannemen dat de mensen met hun volkse smaak en gemeenschapsgevoel van nature zijn uitgerust met een ethisch gevoel dat sterk genoeg is om massale regressie te weerstaan.’ Dat is moedig, maar waarom wantrouwt u de populaire cultuur?
“Omdat de geschiedenis heeft bewezen dat ze compleet manipuleerbaar is en gemakkelijk tot excessen en regressie leidt. Met regressie bedoel ik dat er in populaire cultuur iets zit dat gemakkelijk verheerlijkt wordt vanuit een soort ‘easy-do-good’ houding. De gewone mensen weten het toch altijd beter en de democratie heeft toch per definitie gelijk. Neen, helemaal niet. Democratie heeft ook bewezen te kunnen leiden tot de grootste regressies van het westen. Hitler is democratisch aan de macht gekomen, om maar eens een dooddoener te gebruiken. Dat is dus de tirannie van de massa. Dus als Ortega Y Gasset, een liberale filosoof uit mijn boek die ook door architecten vaak wordt aangehaald, spreekt over de revolte van de massa’s, heeft hij het echt daar over. Het gaat over de anonieme 90 procent van de massa’s.”
U constateert dat eenzelfde nivellering zich in de architectuur heeft voorgedaan?
“Ik constateer eenvoudigweg wat mijn protagonisten, die ik heb getracht te verhedendaagsen, schreven over de regressie van de jaren dertig in Europa. Mijn argument, en de reden waarom ik het onderzoek, is dat ik tegenwoordig een zelfde regressie zie opdoemen. Ik woon zoals u weet aan de oostkust van de Verenigde Staten. Een land dat in zijn reactie op 9-11, dat zelf een fascistische regressie is van een religie die een fascisme wordt, zelf opeens marteling begint toe te laten. En een heleboel andere dingen. Dingen waarover vandaag de dag openlijk gedebatteerd wordt, maar die niettemin een eerste teken zijn van regressie die zich voor de eerste keer sinds toen voordoet. Mijn grote vrees is dat we opnieuw een soort regressie gaan beleven. Dat de vorige keer maar een generale repetitie was. Dat we echt een moment meemaken van een hernieuwd fundamentalisme dat zich als een soort kanker door het westerse denken verspreidt. Dat we, met andere woorden, daarvoor echt moeten opletten.”
En een fundamentalisme in welke zin dan? Waar grijpt dat op terug?
“Op de hegemonie waar de moslimfundamentalisten naar streven, die de oude ‘Al Andalus’ willen herstellen van Spanje tot Indonesië. Net als het fundamentalisme van de Jesus Warriors in de Verenigde Staten. Dit soort bewegingen wint ongelofelijk aan impact. Impact op het denken, op het handelen, op het discours in de media. Het is een nieuw feit dat we na 9-11 de postmoderne luxe van ‘alles is wel oké’ achter ons laten. Het pluralisme van het westers denken, het accepteren dat er geen absoluut gelijk is, maar dat je altijd opnieuw in debat moet gaan, dreigt nu opgegeten te worden. En dus: hoe red je dat? Hoe maak je dusdanig krachtig dat het niet ten onder gaat.”
Wat kunt u daar als architect en stedenbouwkundige in uw vak mee doen?
“Exact die vraag heeft mijn onderzoek gestuurd. Het is een onderzoek, ik heb dus niet mijn eigen gekheid willen neerschrijven. Ik heb getracht te verstaan wat de mensen in mijn vakgebied hier in het verleden over hebben gezegd. In 1943 heeft men zich in mijn vakgebied ooit afgevraagd: wat hebben wij verkeerd gedaan? Was er iets geweest dat we vanuit de stedenbouw hadden kunnen doen om de ontmanteling van Europa te vermijden. Wat is er fout gelopen?”
En welke denkers haalt u dan aan?
“In de architectuur zijn er vier: de Spanjaard Josep Lluis Sert die Franco ontvluchtte en in Amerika terecht kwam. Dan Siegfried Giedion, een Zwitserse architectuurhistoricus, Louis Kahn, een van de beroemdste architecten ter wereld en Fumihiko Maki, een Japanner die ook elf jaar in de VS gewoond heeft en student was van de voorgaande heren. Dat zijn de architecten en planners. Daarnaast zijn er de liberale filosofen die zij gelezen hebben en waarmee ze geïnterageerd hebben. Dit zijn José Ortega Y Gasset, een Spanjaard ook, Isaiah Berlin en Ernst Cassirer.”
Daarmee heeft u een hele collectie grote geesten. En heeft u een belangrijke vraag: u vreest regressie. In hoeverre helpen die grote geesten van toen u nu om een antwoord te formuleren?
“Ik heb er echt veel uit geleerd. Uiteindelijk hebben mijn protagonisten hun project in mijn vakgebied maar half geformuleerd. Men is niet tot een uitgewerkt project gekomen, het is een soort unborn baby gebleven, een half-af verhaal, een almost-project. En dat heeft met allerlei redenen te maken die hier buiten ons verhaal vallen. Al wat ik gedaan heb, is de elementen van het verhaal terug opgraven, naast elkaar plaatsen, hier en daar wat lijm bevestigen en te kijken of we er een hedendaags project uit kunnen halen.”
Een liberaal monument?
“Precies.”
Als ik denk in stenen, beton en ruimte, hoe moet zoiets er dan uitzien? Kunt u daar voorbeelden van geven?
“Er staan ontelbare projecten in het boek. Eén helft van het project was tekststudie en de andere helft bestond uit tekeningstudies. Een groot aantal daarvan zijn niet gerealiseerd, maar een aantal wel. Zoals een aantal projecten uit de jaren vijftig: de tempelcomplexen van Chandigarh in India door Le Corbusier. En van Josep Lluis Sert is de campus van Boston University een mooi voorbeeld. Maar eigenlijk denk ik dat de hedendaagse invulling van een ander kaliber moet zijn, dat we het werkelijk opnieuw moeten uitvinden op het bestaande sjabloon.”
Noem me dan de kenmerken waaraan een liberaal monument moet voldoen.
“Het project opereert op de schaal van het volledig verstedelijkte gebied waar de liberale planner in tegenstelling tot de socialistische planner niet alles moet gaan voorzien en gaan organiseren, maar er een aantal strategische punten uit haalt en die gaat invullen en daarmee eigenlijk 85 procent of meer van het territorium vrijlaat. Het privébezit wordt niet geraakt, maar in het overblijvende publieke domein wordt des te krachtiger ingegrepen.”
Het lijkt erop alsof u in de grijze suburb duidelijk herkenbare oriëntatiepunten wilt scheppen.
“Zeer zeker. Dat is het eerste deel van het boek. Het tweede deel gaat over de uitvoering van die herkenningspunten. Zijn dat torens, obelisken of schijven? Mijn protagonisten weigeren om daar een eenvormig monument van te maken, maar eerder een groepering, een assemblage van elkaar tegensprekende elementen in een closed group. Het derde deel van het boek gaat dan over de organisatie van het individuele object in die groepering. Telkens op een lager schaalniveau bekeken. Dat is het.”
En hoe zou dat helpen om de vervreemding die u constateert, om dat afglijden naar regressie tegen te gaan?
“Om u veilig te antwoorden zeg ik: dat weet ik helemaal niet omdat alles waar ik het over heb en de hele studie gaat over intenties, het is een analyse van bedoelingen, niet van praktische resultaten. Hoe evalueer je een praktijk in de realiteit? Dat is een project van vijftig tot honderd jaar. Daar heb ik me helemaal niet aan gewaagd. Ik doe gewoon een intentieproces. Wat je wel kunt zeggen is dat zij ten stelligste geloofden dat het organiseren van de antennes van de liberale cultuur zouden helpen om een nieuw soort leesbaarheid in het territorium te bewerkstelligen en dusdanig de vervreemding van de mens in zijn verstedelijkte territorium te verminderen.”
Mensen die daar vervreemd rondsjouwen, zijn die niet meer gebaat bij een zinvolle dagvulling dan bij een monument?
“Ik tracht in dit boek niet een bepaald soort vorm op te leggen. In die zin is het eerder de vraag: hoe zet je een pluralistische vorm op? Hoe kun je dat zelfs maar beginnen te beschrijven. Dus het is eerder een kader scheppen waarbinnen die veelvuldigheid kan bestaan.”
Hoe moet dit een vervolg krijgen?
“Uitgeven. Zo snel mogelijk.”
Uitgeven en dan?
“Ik geef het nu ook als vak aan de MIT. Het is een keuzevak maar ik heb heel veel studenten. Ik presenteer het als hypothese van een project en ik vraag wat ze er slecht en goed aan vinden. En ik vraag hen: vergelijk een project uit de jaren vijftig, uit de vroege naoorlogse periode, met een hedendaags project van Koolhaas of wie dan ook. In gelijkenissen en verschillen.”
En moeten ze ook een liberaal monument ontwerpen?
“Ik wil geen dogma opleggen aan mensen. Ik wil dat men het werk kent en positie neemt ten opzichte van het werk. Ik wil niet dat men het werk kopieert.”
Wie is Alexander D’Hooghe?
Alexander D’Hooghe (34) bekleedt de functie van assistent-hoogleraar architectuur en stedenbouw aan het Department of Architecture van het Massachusetts Institute of Technology in Boston. Hij werd in België geboren en behaalde in 1996 de ingenieurstitel Architectural Engineering aan de Katholieke Universiteit van Leuven. In Harvard behaalde hij in 2001 zijn Master in architectuur en stedenbouw. Zijn dissertatie ‘The Liberal Monument’ schreef D’Hooghe aan het Rotterdamse Berlage-instituut, dat een samenwerkingsverband heeft de TU Delft. Afgelopen maandag promoveerde D’Hooghe in Delft bij promotor prof. Wiel Arets (Berlage-instituut en Bouwkunde TU Delft).
Comments are closed.