In het kader van de Studium Generale-reeks ‘Freud en de psychoanalyse’ hield dr. Iki Halberstadt-Freud onlangs in het Techniek Museum een lezing onder de titel ‘Moederliefde en vadermoord’.
In het kader van de Studium Generale-reeks ‘Freud en de psychoanalyse’ hield dr. Iki Halberstadt-Freud onlangs in het Techniek Museum een lezing onder de titel ‘Moederliefde en vadermoord’. Iki Halberstadt-Freud is psychoanalytica en heeft een eigen praktijk in Amsterdam. Hieronder een verkorte weergave van haar voordracht.
,,Ik heb weleens het idee dat psychoanalyse te vergelijken is met pornografie. Iedereen is er tegen, maar iedereen wil er het fijne van weten. De titel van deze lezing ‘Moederliefde en vadermoord’ is ironisch bedoeld, want in de honderd jaar dat de psychoanalyse bestaat zijn er veel clichés ontstaan. Toch speelt de vader in Freuds theorie een buitengewoon grote rol. Hij stoelde zijn theorie voornamelijk op zijn eigen ervaringen als man. Daarom is ze een beetje een mannentheorie, waarin het vaderconflict centraal staat en het (mannelijke) Oedipuscomplex de kern van de neurose vormt.
Ik ga iets vertellen over hoe het bij meisjes en vrouwen zit. Als jongens een intieme relatie met hun moeder nastreven en hun vader het liefst buiten de deur zetten of in hun fantasie zelfs een kopje kleiner willen maken, hoe zit het dan met meisjes? De laatste tien à vijftien jaar wordt daarover veel gepubliceerd. In ieder psychoanalytisch tijdschrift is te vinden dat de oorspronkelijke theorie van Freud over de vrouw onhoudbaar is.
Zoals er bij de man sprake is van het Oedipuscomplex is het niet zo gek om bij de vrouw te spreken van het Electracomplex. Eigenlijk past dat nog beter bij haar ontwikkeling dan het Oedipuscomplex bij die van de man. Oedipus doodde weliswaar zijn vader, maar dat was niet echt zijn bedoeling, want hij wist helemaal niet dat hij zijn vader was. Electra was wel bewust woedend op haar moeder. Ze voelde zich als kind verwaarloosd en wilde haar daarom vermoorden.
Tegelijk koesterde ze een grote verering voor haar vader Agamemnon. Ze idealiseerde hem, want eigenlijk was hij niet zo’n aardig persoon. Hij offerde zijn dochter Iphegenia op en had zijn vrouw Clytaemnestra afgepikt van een andere man. Vervolgens vermoordde zij hem, omdat ze een nieuwe minnaar had gekregen. Er gingen dus veel drama’s aan vooraf voordat Electra haar moeder door haar broer Orestes liet vermoorden. Zo’n conflict tussen moeder en dochter is niet ongewoon. Als het met vrouwen in de ontwikkeling misgaat, heeft dat vaak te maken met de moeder-dochterrelatie.
Miniatuurmannetje
Men neemt nu algemeen aan dat de vrouwelijke ontwikkeling ingewikkelder verloopt dan de mannelijke. Een meisje begint haar leven in relatie met een vrouw. Anders dan de jongen kan ze zich minder gemakkelijk van haar moeder losmaken. Om vrouw te worden moet ze zich namelijk in iedere fase van haar ontwikkeling met haar vereenzelvigen. Ze valt ook steeds op haar terug als ze hulp en raad nodig heeft.
Vergeleken bij de zoon hóeft een dochter zich ook minder loste maken van haar moeder. Een zoon mag zich niet teveel met zijn moeder vereenzelvigen, omdat hij de mannelijke, stoere en onafhankelijke kant moet opgaan. De moeder laat dat ook toe. Meisjes mogen minder en krijgen altijd meer bescherming. Bovendien ziet een moeder in een dochter zichzelf gerealiseerd. Ook kan ze haar ambivalente relatie met haar eigen moeder in de relatie met haar dochter terugvinden. In de therapeutische praktijk is het erg relevant om te vragen hoe het zit met de moeder van de moeder.
Freud dacht dat een man geboren wordt en een vrouw gemaakt. Het meisje kwam ter wereld als een soort miniatuurmannetje, waarbij de clitoris als een kleine, niet uitgegroeide penis werd beschouwd. Dat is embryologisch onjuist, maar dat was in die tijd nog niet bekend. Doordat een meisje geen zichtbaar geslachtsorgaan heeft, staat ze anders in het leven dan een jongen. Een jongen heeft een orgaan waaraan hij ziet dat hij anders is dan zijn moeder. Bovendien heeft hij een orgaan dat de moeder fascineert. Een moeder investeert vaak meer in zoons en maakt daarmee dochters jaloers op hun broers.
Omdat meisjes geen zichtbaar geslacht hebben zijn ze voor zichzelf raadselachtig. Hun seksuele genotsgevoelens zijn diffuus en verspreid over het hele lichaam, en niet zozeer geconcentreerd in één orgaan. Ouders benoemen de vrouwelijke geslachtsdelen vaak ook niet. Ze hebben het over piemeltje en plassertje, niet over kutje, clitoris en vagina. Meestal worden er mystificerende termen voor gebruikt, zodat meisjes niet precies weten wat ze hebben. Dat heeft invloed op de manier waarop ze hun lichaam en seksualiteit beleven.
Agressie
Er is ook een analogie tussen haar diverse lichaamsopeningen. Door de analogie tussen mond, anus en vagina kan een lichaamsbeeld ontstaan waarbij ze zichzelf als slecht (namelijk agressief, bijtend) en vies (menstruatie = poep) beleeft.
Tijdens de ontwikkeling treden er ook castratie- en beschadigingsangsten op. Voor meisjes niet minder dan voor jongens. Als een meisje zich schuldig voelt, zal de straf die ze verwacht meer diffuus zijn. Ze zal fantaseren dat het binnenste van haar lichaam wordt kapotgemaakt als de moeder haar lichaam aanvalt. Dat is een projectie van haar eigen agressie tegen het lichaam van haar moeder, omdat kinderen zien dat daar de baby’s worden gemaakt. De moeder is een almachtige persoon die jaloezie en boosheid kan oproepen.
Terwijl jongens iets hebben om daar tegenover te stellen, zodat ze de macht van de moeder kunnen relativeren, zijn meisjes er meer aan uitgeleverd. Vrouwen hebben meer moeite met agressie tegen vrouwen dan mannen met agressie tegen mannen. Het is niet gemakkelijk om op te staan tegen iemand met wie je je moet vereenzelvigen en van wie je afhankelijk bent. Vrouwen hebben het daardoor vaak moeilijk met hun agressiehuishouding. Meestal onderdrukken ze hun boosheid en zijn ze eerder geneigd hun woede op zichzelf te richten.
Meisjes zijn al vanaf de geboorte sensitiever dan jongens. Ze spreken vroeger en zijn gevoeliger voor sociale contacten. In tegenstelling tot wat Freud dacht hebben ze meestal een strenger geweten en meer verantwoordelijkheidsgevoel. Daarbijhoort ook het onderdrukken van agressie, die voor een deel in het geweten terecht komt in de vorm van zelfverwijt en zelfbestraffing. Als ze in de latentietijd zijn, tussen hun zesde en twaalfde jaar, zijn ze meestal superbraaf, terwijl jongens dan meer wildebrassen zijn.
Wanneer meisjes in de puberteit vrouw worden, vragen ze zich af hoe dat bij hun moeder is gegaan en gaan ze bij haar te rade, bijvoorbeeld over de menstruatie. Hebben ze een moeilijke relatie met hun moeder, dan kunnen ze zichzelf erg teruggeworpen voelen. Hun boosheid richten ze vaak op de vader, want moeders en dochters houden het liever mooi met elkaar.
Versmelting
Natuurlijk komt er tijdens de puberteit een periode dat ze alles wat hun moeder doet belachelijk vinden en zich heftig tegen haar verzetten. Vaak is er ook een versmeltingsangst: de angst om net zo te worden als hun moeder. Er is vaak een conflict bij vrouwen tussen de drang zich los te maken van de moeder en de wens met haar te versmelten.
Freud dacht dus dat een vrouw als een jongetje wordt geboren en moet leren om vrouw te worden. Zo moet ze volgens hem wisselen van erogene zone en ‘object’, namelijk van clitoris naar vagina en van moeder naar vader. Als ze de penis van een jongen ziet vindt ze haar eigen orgaan minderwaardig. Ze zou teleurgesteld zijn in haar moeder, omdat die haar geen beter plassertje heeft gegeven, waarna ze zich van haar afkeert en zich tot de vader wendt die dat belangrijke orgaan wel heeft.
Tegenwoordig ziet men dat niet meer zo. De vrouw doorloopt weliswaar een ingewikkelder parcours dan de man. Maar je kunt ook zeggen dat haar seksuele identiteit gemakkelijker verloopt vanwege haar primaire identificatie met de moeder. De man moet zich eerst van haar des-identificeren, wat zijn heteroseksuele ontwikkeling en zijn seksuele identiteit in de weg kan staan. Bij het meisje is dat niet zo. Zelfs al blijft ze heel erg verbonden met haar moeder, dan betekent dat niet dat ze geen vrouw kan worden of geen heteroseksuele relaties kan aangaan.
Het meisje moet wel een stap naar de vader toe maken en niet in de exclusieve relatie met de moeder blijven steken. Het verhaal van Electra is een bruikbaar model voor een gestoorde vrouwelijke ontwikkeling, waarbij de seksualiteit het loodje legt. Ze is tè woedend op haar moeder omdat ze zich door haar verwaarloosd voelt. Ze is tè jaloers op de relatie tussen haar moeder en haar stiefvader om met hem een relatie te kunnen hebben. Ze voelt zich depressief, woedend en buitengesloten.
Oedipusmodel
Behalve in de zin van het verlangen van jongens en meisjes naar respectievelijk de moeder en de vader, wordt het Oedipusmodel tegenwoordig ook gebruikt om te kijken hoe ver een kind is in de erkenning van het feit dat er drie mensen in het spel zijn. Veel mensen blijven fantaseren dat ze één zijn met hun moeder. De ontkenning dat we twee ouders hebben, dat er een geslachts- en een generatieverschil bestaat, leidt tot ernstige pathologie. Denk aan de zoon die altijd bij de moeder blijft wonen. Het erkennen dat ouders onderling intimiteithebben, waar je zelf buiten staat, is een belangrijke en onmisbare stap in de ontwikkeling van het kind.
Mede door de invloed van de psychoanalyse ontstond het idee van de ‘ideale’ ouder, de ‘perfecte’ opvoeding die het ontstaan van neuroses zou voorkomen. In de jaren twintig kwam het communistische idee op, dat bijvoorbeeld in Israëlische kibboetsen in de praktijk is gebracht, dat het kind beter niet door de eigen ouders werd opgevoed. Daarvan is men teruggekomen, want de primaire band is allerbelangrijkst. Het kibboets-model gaf te veel losheid in de relatiepatronen en creëerde niet de mogelijkheid later intieme banden met anderen te vormen.
Een mensenkind wordt te vroeg geboren, omdat anders zijn kop te groot zou zijn om uit de schede te komen. Door deze neotenie is een mens zo’n twintig jaar afhankelijk. Hierdoor houdt hij behalve liefde ook woede aan zijn ouders over, want het is een narcistische krenking van de eerste orde om zo lang afhankelijk te zijn.
Ik denk dat door de psychoanalyse het gewicht dat toegekend wordt aan de rol van de ouders enorm is toegenomen. En dan vooral de verantwoordelijkheid van de moeder. Haar schuldgevoel is vergroot, mede omdat ouders na de Tweede Wereldoorlog voor het eerst in de geschiedenis hun eigen kinderen moesten verzorgen. Daarvoor zorgden arme mensen niet voor hun kinderen, omdat ze er geen tijd voor hadden en rijke mensen niet omdat ze kindermeisjes hadden.
Dat ouders zo op hun kinderen zijn gebonden heeft ook nadelige aspecten, omdat het een voedingsbodem is voor het overdragen van patronen die ouders meebrengen uit hun eigen gezin van herkomst. Als je twintig jaar de tijd hebt om invloed op een ander uit te oefenen, dan kun je niet vermijden dat die wordt overgedragen. Volgens de Engelse kinderarts Winnicott gaat het erom dat je als moeder ‘good enough’ moet zijn.
Iki Halberstadt-Freud is psychoanalytica en heeft een eigen praktijk in Amsterdam. Hieronder een verkorte weergave van haar voordracht.
,,Ik heb weleens het idee dat psychoanalyse te vergelijken is met pornografie. Iedereen is er tegen, maar iedereen wil er het fijne van weten. De titel van deze lezing ‘Moederliefde en vadermoord’ is ironisch bedoeld, want in de honderd jaar dat de psychoanalyse bestaat zijn er veel clichés ontstaan. Toch speelt de vader in Freuds theorie een buitengewoon grote rol. Hij stoelde zijn theorie voornamelijk op zijn eigen ervaringen als man. Daarom is ze een beetje een mannentheorie, waarin het vaderconflict centraal staat en het (mannelijke) Oedipuscomplex de kern van de neurose vormt.
Ik ga iets vertellen over hoe het bij meisjes en vrouwen zit. Als jongens een intieme relatie met hun moeder nastreven en hun vader het liefst buiten de deur zetten of in hun fantasie zelfs een kopje kleiner willen maken, hoe zit het dan met meisjes? De laatste tien à vijftien jaar wordt daarover veel gepubliceerd. In ieder psychoanalytisch tijdschrift is te vinden dat de oorspronkelijke theorie van Freud over de vrouw onhoudbaar is.
Zoals er bij de man sprake is van het Oedipuscomplex is het niet zo gek om bij de vrouw te spreken van het Electracomplex. Eigenlijk past dat nog beter bij haar ontwikkeling dan het Oedipuscomplex bij die van de man. Oedipus doodde weliswaar zijn vader, maar dat was niet echt zijn bedoeling, want hij wist helemaal niet dat hij zijn vader was. Electra was wel bewust woedend op haar moeder. Ze voelde zich als kind verwaarloosd en wilde haar daarom vermoorden.
Tegelijk koesterde ze een grote verering voor haar vader Agamemnon. Ze idealiseerde hem, want eigenlijk was hij niet zo’n aardig persoon. Hij offerde zijn dochter Iphegenia op en had zijn vrouw Clytaemnestra afgepikt van een andere man. Vervolgens vermoordde zij hem, omdat ze een nieuwe minnaar had gekregen. Er gingen dus veel drama’s aan vooraf voordat Electra haar moeder door haar broer Orestes liet vermoorden. Zo’n conflict tussen moeder en dochter is niet ongewoon. Als het met vrouwen in de ontwikkeling misgaat, heeft dat vaak te maken met de moeder-dochterrelatie.
Miniatuurmannetje
Men neemt nu algemeen aan dat de vrouwelijke ontwikkeling ingewikkelder verloopt dan de mannelijke. Een meisje begint haar leven in relatie met een vrouw. Anders dan de jongen kan ze zich minder gemakkelijk van haar moeder losmaken. Om vrouw te worden moet ze zich namelijk in iedere fase van haar ontwikkeling met haar vereenzelvigen. Ze valt ook steeds op haar terug als ze hulp en raad nodig heeft.
Vergeleken bij de zoon hóeft een dochter zich ook minder loste maken van haar moeder. Een zoon mag zich niet teveel met zijn moeder vereenzelvigen, omdat hij de mannelijke, stoere en onafhankelijke kant moet opgaan. De moeder laat dat ook toe. Meisjes mogen minder en krijgen altijd meer bescherming. Bovendien ziet een moeder in een dochter zichzelf gerealiseerd. Ook kan ze haar ambivalente relatie met haar eigen moeder in de relatie met haar dochter terugvinden. In de therapeutische praktijk is het erg relevant om te vragen hoe het zit met de moeder van de moeder.
Freud dacht dat een man geboren wordt en een vrouw gemaakt. Het meisje kwam ter wereld als een soort miniatuurmannetje, waarbij de clitoris als een kleine, niet uitgegroeide penis werd beschouwd. Dat is embryologisch onjuist, maar dat was in die tijd nog niet bekend. Doordat een meisje geen zichtbaar geslachtsorgaan heeft, staat ze anders in het leven dan een jongen. Een jongen heeft een orgaan waaraan hij ziet dat hij anders is dan zijn moeder. Bovendien heeft hij een orgaan dat de moeder fascineert. Een moeder investeert vaak meer in zoons en maakt daarmee dochters jaloers op hun broers.
Omdat meisjes geen zichtbaar geslacht hebben zijn ze voor zichzelf raadselachtig. Hun seksuele genotsgevoelens zijn diffuus en verspreid over het hele lichaam, en niet zozeer geconcentreerd in één orgaan. Ouders benoemen de vrouwelijke geslachtsdelen vaak ook niet. Ze hebben het over piemeltje en plassertje, niet over kutje, clitoris en vagina. Meestal worden er mystificerende termen voor gebruikt, zodat meisjes niet precies weten wat ze hebben. Dat heeft invloed op de manier waarop ze hun lichaam en seksualiteit beleven.
Agressie
Er is ook een analogie tussen haar diverse lichaamsopeningen. Door de analogie tussen mond, anus en vagina kan een lichaamsbeeld ontstaan waarbij ze zichzelf als slecht (namelijk agressief, bijtend) en vies (menstruatie = poep) beleeft.
Tijdens de ontwikkeling treden er ook castratie- en beschadigingsangsten op. Voor meisjes niet minder dan voor jongens. Als een meisje zich schuldig voelt, zal de straf die ze verwacht meer diffuus zijn. Ze zal fantaseren dat het binnenste van haar lichaam wordt kapotgemaakt als de moeder haar lichaam aanvalt. Dat is een projectie van haar eigen agressie tegen het lichaam van haar moeder, omdat kinderen zien dat daar de baby’s worden gemaakt. De moeder is een almachtige persoon die jaloezie en boosheid kan oproepen.
Terwijl jongens iets hebben om daar tegenover te stellen, zodat ze de macht van de moeder kunnen relativeren, zijn meisjes er meer aan uitgeleverd. Vrouwen hebben meer moeite met agressie tegen vrouwen dan mannen met agressie tegen mannen. Het is niet gemakkelijk om op te staan tegen iemand met wie je je moet vereenzelvigen en van wie je afhankelijk bent. Vrouwen hebben het daardoor vaak moeilijk met hun agressiehuishouding. Meestal onderdrukken ze hun boosheid en zijn ze eerder geneigd hun woede op zichzelf te richten.
Meisjes zijn al vanaf de geboorte sensitiever dan jongens. Ze spreken vroeger en zijn gevoeliger voor sociale contacten. In tegenstelling tot wat Freud dacht hebben ze meestal een strenger geweten en meer verantwoordelijkheidsgevoel. Daarbijhoort ook het onderdrukken van agressie, die voor een deel in het geweten terecht komt in de vorm van zelfverwijt en zelfbestraffing. Als ze in de latentietijd zijn, tussen hun zesde en twaalfde jaar, zijn ze meestal superbraaf, terwijl jongens dan meer wildebrassen zijn.
Wanneer meisjes in de puberteit vrouw worden, vragen ze zich af hoe dat bij hun moeder is gegaan en gaan ze bij haar te rade, bijvoorbeeld over de menstruatie. Hebben ze een moeilijke relatie met hun moeder, dan kunnen ze zichzelf erg teruggeworpen voelen. Hun boosheid richten ze vaak op de vader, want moeders en dochters houden het liever mooi met elkaar.
Versmelting
Natuurlijk komt er tijdens de puberteit een periode dat ze alles wat hun moeder doet belachelijk vinden en zich heftig tegen haar verzetten. Vaak is er ook een versmeltingsangst: de angst om net zo te worden als hun moeder. Er is vaak een conflict bij vrouwen tussen de drang zich los te maken van de moeder en de wens met haar te versmelten.
Freud dacht dus dat een vrouw als een jongetje wordt geboren en moet leren om vrouw te worden. Zo moet ze volgens hem wisselen van erogene zone en ‘object’, namelijk van clitoris naar vagina en van moeder naar vader. Als ze de penis van een jongen ziet vindt ze haar eigen orgaan minderwaardig. Ze zou teleurgesteld zijn in haar moeder, omdat die haar geen beter plassertje heeft gegeven, waarna ze zich van haar afkeert en zich tot de vader wendt die dat belangrijke orgaan wel heeft.
Tegenwoordig ziet men dat niet meer zo. De vrouw doorloopt weliswaar een ingewikkelder parcours dan de man. Maar je kunt ook zeggen dat haar seksuele identiteit gemakkelijker verloopt vanwege haar primaire identificatie met de moeder. De man moet zich eerst van haar des-identificeren, wat zijn heteroseksuele ontwikkeling en zijn seksuele identiteit in de weg kan staan. Bij het meisje is dat niet zo. Zelfs al blijft ze heel erg verbonden met haar moeder, dan betekent dat niet dat ze geen vrouw kan worden of geen heteroseksuele relaties kan aangaan.
Het meisje moet wel een stap naar de vader toe maken en niet in de exclusieve relatie met de moeder blijven steken. Het verhaal van Electra is een bruikbaar model voor een gestoorde vrouwelijke ontwikkeling, waarbij de seksualiteit het loodje legt. Ze is tè woedend op haar moeder omdat ze zich door haar verwaarloosd voelt. Ze is tè jaloers op de relatie tussen haar moeder en haar stiefvader om met hem een relatie te kunnen hebben. Ze voelt zich depressief, woedend en buitengesloten.
Oedipusmodel
Behalve in de zin van het verlangen van jongens en meisjes naar respectievelijk de moeder en de vader, wordt het Oedipusmodel tegenwoordig ook gebruikt om te kijken hoe ver een kind is in de erkenning van het feit dat er drie mensen in het spel zijn. Veel mensen blijven fantaseren dat ze één zijn met hun moeder. De ontkenning dat we twee ouders hebben, dat er een geslachts- en een generatieverschil bestaat, leidt tot ernstige pathologie. Denk aan de zoon die altijd bij de moeder blijft wonen. Het erkennen dat ouders onderling intimiteithebben, waar je zelf buiten staat, is een belangrijke en onmisbare stap in de ontwikkeling van het kind.
Mede door de invloed van de psychoanalyse ontstond het idee van de ‘ideale’ ouder, de ‘perfecte’ opvoeding die het ontstaan van neuroses zou voorkomen. In de jaren twintig kwam het communistische idee op, dat bijvoorbeeld in Israëlische kibboetsen in de praktijk is gebracht, dat het kind beter niet door de eigen ouders werd opgevoed. Daarvan is men teruggekomen, want de primaire band is allerbelangrijkst. Het kibboets-model gaf te veel losheid in de relatiepatronen en creëerde niet de mogelijkheid later intieme banden met anderen te vormen.
Een mensenkind wordt te vroeg geboren, omdat anders zijn kop te groot zou zijn om uit de schede te komen. Door deze neotenie is een mens zo’n twintig jaar afhankelijk. Hierdoor houdt hij behalve liefde ook woede aan zijn ouders over, want het is een narcistische krenking van de eerste orde om zo lang afhankelijk te zijn.
Ik denk dat door de psychoanalyse het gewicht dat toegekend wordt aan de rol van de ouders enorm is toegenomen. En dan vooral de verantwoordelijkheid van de moeder. Haar schuldgevoel is vergroot, mede omdat ouders na de Tweede Wereldoorlog voor het eerst in de geschiedenis hun eigen kinderen moesten verzorgen. Daarvoor zorgden arme mensen niet voor hun kinderen, omdat ze er geen tijd voor hadden en rijke mensen niet omdat ze kindermeisjes hadden.
Dat ouders zo op hun kinderen zijn gebonden heeft ook nadelige aspecten, omdat het een voedingsbodem is voor het overdragen van patronen die ouders meebrengen uit hun eigen gezin van herkomst. Als je twintig jaar de tijd hebt om invloed op een ander uit te oefenen, dan kun je niet vermijden dat die wordt overgedragen. Volgens de Engelse kinderarts Winnicott gaat het erom dat je als moeder ‘good enough’ moet zijn.
Mannus van der Laan
Comments are closed.