Campus

‘Het is verschrikkelijk uitdagend’

Dr. H.G. Heijmans (1956) begint 1 maart als directeur van het Techniek Museum. Nu nog is hij als conceptontwikkelaar betrokken bij het Impuls Science & Technology Center in Amsterdam.

,,Je moet het publiek vertrouwd laten raken met techniek door de leuke kanten ervan te laten zien.”

Boven de ingang van de IJ-tunnel in Amsterdam wordt sinds vorig jaar hard gewerkt aan de bouw van het Impuls Science & Technology Center. Een project dat door de opvallende locatie en het ontwerp van de Italiaanse architect Renzo Piano al bij voorbaat spraakmakend is. In dit nieuwe centrum van wetenschap en technologie wil men toekomstige bezoekers voorbereiden op een zich steeds verder ontwikkelende technologische samenleving.

Het Impuls Science & Technology Center komt voort uit het Technologie Museum NINT, dat nu nog in het gebouw van een oude diamantslijperij in De Pijp is gevestigd. Op de derde verdieping bevinden zich de kamers van de project-medewerkers die het beleid van het nieuwe centrum gestalte geven. Sinds 1994 is Heijmans één van hen. ,,Ik vind het jammer dat ik dit project ga verlaten”, zegt hij, ,,want het is erg boeiend om eraan mee te werken.”

Je zou inderdaad niet verwachten dat iemand die zo nauw is betrokken bij de invulling van dit prestigieuze centrum, zijn nog niet voltooide job zomaar in de steek laat. Het heeft ermee te maken dat hij op projectbasis aan het centrum is verbonden, dus op het moment dat het project er staat waarschijnlijk toch naar iets anders had moeten uitkijken. Doorslaggevend is veeleer dat Heijmans, die daarvoor stafmedewerker was van het Universiteitsmuseum Utrecht en natuurkunde doceerde, een wetenschapshistorische achtergrond heeft. ,,Een wetenschappelijke omgeving trekt me aan”, laat hij blijken.
Touwtrekkerij

Door het directeurschap op zich te nemen van het Techniek Museum Delft heeft hij, zoals hij zelf ook erkent, niet voor een gemakkelijke baan gekozen. Al jarenlang is het museum onderwerp van touwtrekkerij. Eerst zou het in de oude vorm worden opgeheven. Om het te redden kwam er vervolgens een privatiseringsplan, waar uiteindelijk niets van terechtkwam. Daarna kwam er de ‘Nota overgangsbeleid’ van de Stichting Techniek Museum Delft, waarin wordt gesteld dat de faculteiten van TU Delft het museum in de toekomst moeten dragen. De vorige directeur Rien Fröhlich vond de plannen ,,volstrekt onrealistisch” en dat was voor hem onder meer reden om ontslag te nemen.

,,Ik moet eerlijk bekennen dat ik het eerste gesprek met de nodige reserves ben aangegaan”, zegt Heijmans. ,,Maar door de gesprekken die ik onder andere heb gevoerd met de interim-directeur Blom ben ik enthousiast geworden. Het is verschrikkelijk uitdagend. Als er in Nederland plaats is voor een Techniek Museum, en daarvan ben ik overtuigd, dan is dat in Delft waar niet alleen de TU zit maar ook veel belangrijke industrie.”

Hij geeft toe dat het museum financieel momenteel op een ,,absoluut minimum” zit en dat de neerwaartse spiraal moet worden omgebogen in een opgaande. Ondanks het feit dat het vroeger ook al eens is geprobeerd wil hij belangstelling wekken van de industrie. Toch zet hij, net als zijn voorganger Fröhlich, vraagtekens bij het ‘voorlopige’ streven om over vijf jaar dertigduizend bezoekers te trekken. ,,Dat is een erg optimistische inschatting”, aldus Heijmans.

Om het tij te keren moet het Techniek Museum een duidelijk profiel krijgen. ,,Er moet een goed concept komen dat voor het publiek helder is. Het moet uitdagingen bieden en een boeiende omgeving creëren. Nu is het aanbod versnipperd over verschillende soorten collecties. In het verleden was er ook te veel nadruk op horeca, op bruiloften en partijen. Dat is niet de functie van een museum.”
Vies

Het museum moet er volgens hem zijn voor conservering, voor het openstellen van de collectie voor wetenschappelijk onderzoek en om het publiek in aanraking te laten komen met het cultureel erfgoed. Van ‘voorlichting’ zou hij in dit verband niet willen spreken. ,,Dat vind ik te belerend. Een museum is geen vervanger van de middelbare school dat leert hoe de vork in de steel zit. Het biedt slechts mogelijkheden aan en dan is het aan het publiek om daarvan iets op te steken.”

De huidige opstelling van de collectie vindt Hijmans te statisch. Dat er een negentiende eeuwse geest in het museum rondwaart vindt hij geen bezwaar. ,,Ik heb niets tegen de negentiende eeuw, maar wel tegen een dooie, stoffige, statische opstelling. Je moet het aanbod variëren. Er staan nu alleen machines met tekstplaatjes. Er moet minder nadruk komen op pk’s en toerentallen en juist meer op de sociale context waarin de machines gebruikt werden. Je kan ook denken aan aanvullende audiovisuele middelen en interactieve apparaten, hoewel ik daar nog niet teveel op wil vooruitlopen.”

Daarbij zal niet alleen het verleden maar ook het heden en de toekomst aan bod komen. ,,Je kan in één van de hallen wisselende tentoonstelingen in samenwerking met de faculteiten opzetten over het heden en de toekomst. De faculteiten hebben een redelijk potentieel aan apparaten die ze bijvoorbeeld ook tonen op wetenschapsdagen. Daarnaast kun je met de industrie samenwerken. Maar het is een proces dat tijd vergt.”

,,De geschiedenis van de techniek is de moeite waard om te leren kennen, en dat geldt ook voor de techniek van het heden en de toekomst. Ik denk dat daar beslist belangstelling voor bestaat. Je moet het alleen op een aantrekkelijke manier presenteren. Mensen vinden techniek meestal eng of vies. Dat moet er vanaf. Je moet het publiek vertrouwd laten raken met techniek door de leuke kanten ervan te laten zien. Het moet er niet alleen naar kunnen kijken, maar er ook iets mee kunnen doen.”

Mannus van der Laan

Dr. H.G. Heijmans (1956) begint 1 maart als directeur van het Techniek Museum. Nu nog is hij als conceptontwikkelaar betrokken bij het Impuls Science & Technology Center in Amsterdam. ,,Je moet het publiek vertrouwd laten raken met techniek door de leuke kanten ervan te laten zien.”

Boven de ingang van de IJ-tunnel in Amsterdam wordt sinds vorig jaar hard gewerkt aan de bouw van het Impuls Science & Technology Center. Een project dat door de opvallende locatie en het ontwerp van de Italiaanse architect Renzo Piano al bij voorbaat spraakmakend is. In dit nieuwe centrum van wetenschap en technologie wil men toekomstige bezoekers voorbereiden op een zich steeds verder ontwikkelende technologische samenleving.

Het Impuls Science & Technology Center komt voort uit het Technologie Museum NINT, dat nu nog in het gebouw van een oude diamantslijperij in De Pijp is gevestigd. Op de derde verdieping bevinden zich de kamers van de project-medewerkers die het beleid van het nieuwe centrum gestalte geven. Sinds 1994 is Heijmans één van hen. ,,Ik vind het jammer dat ik dit project ga verlaten”, zegt hij, ,,want het is erg boeiend om eraan mee te werken.”

Je zou inderdaad niet verwachten dat iemand die zo nauw is betrokken bij de invulling van dit prestigieuze centrum, zijn nog niet voltooide job zomaar in de steek laat. Het heeft ermee te maken dat hij op projectbasis aan het centrum is verbonden, dus op het moment dat het project er staat waarschijnlijk toch naar iets anders had moeten uitkijken. Doorslaggevend is veeleer dat Heijmans, die daarvoor stafmedewerker was van het Universiteitsmuseum Utrecht en natuurkunde doceerde, een wetenschapshistorische achtergrond heeft. ,,Een wetenschappelijke omgeving trekt me aan”, laat hij blijken.
Touwtrekkerij

Door het directeurschap op zich te nemen van het Techniek Museum Delft heeft hij, zoals hij zelf ook erkent, niet voor een gemakkelijke baan gekozen. Al jarenlang is het museum onderwerp van touwtrekkerij. Eerst zou het in de oude vorm worden opgeheven. Om het te redden kwam er vervolgens een privatiseringsplan, waar uiteindelijk niets van terechtkwam. Daarna kwam er de ‘Nota overgangsbeleid’ van de Stichting Techniek Museum Delft, waarin wordt gesteld dat de faculteiten van TU Delft het museum in de toekomst moeten dragen. De vorige directeur Rien Fröhlich vond de plannen ,,volstrekt onrealistisch” en dat was voor hem onder meer reden om ontslag te nemen.

,,Ik moet eerlijk bekennen dat ik het eerste gesprek met de nodige reserves ben aangegaan”, zegt Heijmans. ,,Maar door de gesprekken die ik onder andere heb gevoerd met de interim-directeur Blom ben ik enthousiast geworden. Het is verschrikkelijk uitdagend. Als er in Nederland plaats is voor een Techniek Museum, en daarvan ben ik overtuigd, dan is dat in Delft waar niet alleen de TU zit maar ook veel belangrijke industrie.”

Hij geeft toe dat het museum financieel momenteel op een ,,absoluut minimum” zit en dat de neerwaartse spiraal moet worden omgebogen in een opgaande. Ondanks het feit dat het vroeger ook al eens is geprobeerd wil hij belangstelling wekken van de industrie. Toch zet hij, net als zijn voorganger Fröhlich, vraagtekens bij het ‘voorlopige’ streven om over vijf jaar dertigduizend bezoekers te trekken. ,,Dat is een erg optimistische inschatting”, aldus Heijmans.

Om het tij te keren moet het Techniek Museum een duidelijk profiel krijgen. ,,Er moet een goed concept komen dat voor het publiek helder is. Het moet uitdagingen bieden en een boeiende omgeving creëren. Nu is het aanbod versnipperd over verschillende soorten collecties. In het verleden was er ook te veel nadruk op horeca, op bruiloften en partijen. Dat is niet de functie van een museum.”
Vies

Het museum moet er volgens hem zijn voor conservering, voor het openstellen van de collectie voor wetenschappelijk onderzoek en om het publiek in aanraking te laten komen met het cultureel erfgoed. Van ‘voorlichting’ zou hij in dit verband niet willen spreken. ,,Dat vind ik te belerend. Een museum is geen vervanger van de middelbare school dat leert hoe de vork in de steel zit. Het biedt slechts mogelijkheden aan en dan is het aan het publiek om daarvan iets op te steken.”

De huidige opstelling van de collectie vindt Hijmans te statisch. Dat er een negentiende eeuwse geest in het museum rondwaart vindt hij geen bezwaar. ,,Ik heb niets tegen de negentiende eeuw, maar wel tegen een dooie, stoffige, statische opstelling. Je moet het aanbod variëren. Er staan nu alleen machines met tekstplaatjes. Er moet minder nadruk komen op pk’s en toerentallen en juist meer op de sociale context waarin de machines gebruikt werden. Je kan ook denken aan aanvullende audiovisuele middelen en interactieve apparaten, hoewel ik daar nog niet teveel op wil vooruitlopen.”

Daarbij zal niet alleen het verleden maar ook het heden en de toekomst aan bod komen. ,,Je kan in één van de hallen wisselende tentoonstelingen in samenwerking met de faculteiten opzetten over het heden en de toekomst. De faculteiten hebben een redelijk potentieel aan apparaten die ze bijvoorbeeld ook tonen op wetenschapsdagen. Daarnaast kun je met de industrie samenwerken. Maar het is een proces dat tijd vergt.”

,,De geschiedenis van de techniek is de moeite waard om te leren kennen, en dat geldt ook voor de techniek van het heden en de toekomst. Ik denk dat daar beslist belangstelling voor bestaat. Je moet het alleen op een aantrekkelijke manier presenteren. Mensen vinden techniek meestal eng of vies. Dat moet er vanaf. Je moet het publiek vertrouwd laten raken met techniek door de leuke kanten ervan te laten zien. Het moet er niet alleen naar kunnen kijken, maar er ook iets mee kunnen doen.”

Mannus van der Laan

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.