Met een symposium en een receptie neemt studentenpastor Ton Meijknecht afscheid. Na 34 jaar studentenpastoraat voor Motiv gaat hij met pensioen. “Ik was eerst bang voor de gewelddadigheid, het brassen, het drinken, het amuzikaal zingen. Maar het heeft nut.”
WIE IS TON MEIJKNECHT?
Ton Meijknecht (1 juli 1944, Groesbeek) doorliep de katholieke lagere school in Heilig Landstichting en haalde in 1962 zijn bètadiploma aan het Stedelijk Gymnasium in Nijmegen. Vervolgens studeerde hij geschiedenis aan de Radboud Universiteit in Nijmegen en theologie aan de Katholieke Theologische Hogeschool Amsterdam en de Universiteit van Amsterdam. In 1982 promoveerde hij aan de universiteit van Leiden in de middeleeuwse kerkgeschiedenis op Bartholomeus van Maastricht (+1446). Van 1971 tot 1973 was hij leraar geschiedenis in Gouda. Van 1975 tot nu was hij studentenpastor aan de TU Delft. Vorige week is Günther Sturms door de bisschop van Rotterdam benoemd als zijn opvolger. Meijknecht is sinds 1971 getrouwd en heeft twee kinderen en twee kleinkinderen. Donderdagmiddag is er ter gelegenheid van zijn afscheid het symposium ‘One Mission, One Goal’.
Het wordt je bijna droef te moede. In de aankondiging van uw afscheidssymposium staat: ‘Vierendertig jaar lang, en onafgebroken, heeft dr. Ton Meijknecht zich op de TU Delft beziggehouden met plaats en betekenis van de student binnen de universiteit.’ Dat suggereert dat het een hele zit was.
“Nee, juist helemaal niet! Dan was ik allang weggeweest. Het was eigenlijk heel kort, want het veranderde steeds.”
Wat dan?
“Ik vind het het leukst om dat toe te lichten aan de hand van de studenten die ik heb ontmoet. In de loop van de tijd – eerst heel langzaam, de laatste jaren sneller – komt een nieuwe generatie studenten op. Natuurlijk: ze moeten veel dingen doen die niet veranderen, maar overtuigend anders is dat studenten nu verlangen naar meer dan wetenschappelijk verantwoorde vakkennis.”
Waar zit dat verlangen naar meer dan in?
“Dat ze naast de studie een meisje willen, drank, dat ze experimenteren, is van alle tijden. En dat ze daar over het algemeen goed uitkomen ook. De onzekere adolescent wordt een betrouwbare volwassene. Maar studenten uiten nu meer dat ze hun vak willen uitoefenen in een maatschappelijk perspectief.”
Dat lijkt me ook van alle tijden.
“De directe uiting van die wens niet. En dat komt omdat de factor wetenschap steeds belangrijker is geworden. Sinds het hier universiteit is geworden, gaat het steeds meer over kennis: kenniseconomie. Toen het hier nog Technische Hogeschool heette, werden hier ingenieurs opgeleid. Mensen met technische kennis én beroepstrots, die aan de maatschappij een dienst willen bewijzen. Een verschil maken. Het energieprobleem oplossen. Dat ingenieur een maatschappelijk beroep is, is wat op de achtergrond geraakt.”
Wat missen de studenten van nu in de TU volgens u?
“Ze willen perspectief zien. Voor de TU is het een probleem om leiding te geven aan mensen die hun creativiteit ontwikkelen. Docenten moeten hen niet alleen kennis bieden, maar vooral ook bevlogen zijn. Tonen hoe hun vak bijdraagt aan de technologische uitdagingen waarvoor we staan.”
Hoe komt u in contact met studenten. Komen ze spontaan naar Motiv?
“Als studentenpastor kom je in hun wereld bijvoorbeeld bij constitutieborrels, afstudeerpraatjes, promoties, de opening van het academisch jaar en in openbare gelegenheden. Vaak zijn we de enigen met grijs haar. Je gaat daar met ze in gesprek en stuit dan op hun wensen.”
Zoals?
“Twee studenten van Curius, de studievereniging van TBM, vroegen om een training voor bestuurs- en commissieleden. Dan heb je het over vragen als: wat wil je gerealiseerd hebben aan het eind van het jaar, maar ook op langere termijn. In je leven. Wat voor ingenieur wil ik worden? Zulke vragen kregen we vroeger niet. De TU met haar nadruk op wetenschappelijkheid heeft dat wat weggedrukt.”
Is dat niet ontmoedigend? Als pastor zit je een verslechtering op te vangen?
“Ik zie het als een kans. Dat het op de TU technologisch en wetenschappelijk oké is, maar dat je als pastor kunt bijdragen aan de revolution of the heart die we nu missen en waar de studenten zelf om vragen. Wil je wel echt dat wat technologisch mogelijk is geïmplementeerd wordt? Dat we nieuwe technologieën ontdekken? Lig je wakker van het op te lossen probleem of doe je het alleen voor je cv, de roem, je status, de loopbaan?”
Dan draait de pastor op volle toeren?
“Ja, wij zijn wat ik vaak uitdruk als ‘de ongeziene kant van de maan’, de kant die de TU nu onvoldoende ziet. Het is de roepingskant van het beroep, de bredere visie op lange en korte termijn. Ik ben er niet voor niets.”
Is die pastor in de loop van 34 jaar veranderd?
“Het blijft fascinerend om te werken met studenten. Je bent en blijft opvoeder, maar mijn rol is veranderd. Eerst was ik als een vader. Dan regelde en organiseerde ik als er een vraag of probleem was. Dan bedachten we bijvoorbeeld activiteiten waarvan we dachten of hoopten dat studenten ze leuk vonden. Geleidelijk word je als het ware grootvader. Je ziet meer hun dilemma’s, wat ze nodig hebben, maar je lost hun problemen niet op. Je zegt: je zit met iets en wij kunnen samen iets opzetten. ”
Waar leidt dat dan toe?
“Dan organiseer je bijvoorbeeld met Stylos, de studievereniging van Bouwkunde, een debat met onder meer mensen van Shell. En dan zeggen studenten: ‘We worden volgepompt en afgericht en onze creativiteit wordt ontkend. Zo wordt het nooit wat met die stad van de toekomst die wij moeten ontwerpen. Dus docent: pas je onderwijs aan mijn professionele verlangens aan’.”
Dan geniet u?
“Als je ziet dat je in samenspraak met de student iets kunt betekenen, dat ze enthousiast zijn, dan streelt dat mijn beroepstrots als theoloog. Hun verlangens worden onthuld.”
Maar reageert de TU erop?
“Jazeker! Voor het symposium van donderdag werden we door Chris Verhoeven van EWI geïntroduceerd bij Michel van Tooren van L&R en de DRI Infrastructures/mobility. Hij werd helemaal enthousiast en ging de andere DRI’s erbij betrekken. Hij zei: daar moeten zij ook aan meedoen. Dat hebben we liever dan dat de TU een nota schrijft over de focus op onderwijs.”
Waarom?
“De TU schrijft niet over de bezieling van onderwijs, het theologische, de spirituele zoektocht. Tegen die traditie is ook veel argwaan. Maar juist omdat nu iemand van binnen de TU dat enthousiasme aan de dag legt, neemt hij die argwaan weg. Nu kunnen we komen tot een dialoog, de spirituele zoektocht waarvoor wij de kennis, dat reservoir aan rijkdom hebben. Ik vind dit het hoogtepunt van mijn 34 jaar als pastor. De techniek gaat met zichzelf in gesprek. Motiv faciliteert, maar staat niet in het programma.”
Is de houding van Van Tooren bijzonder?
“Twintig jaar geleden had je zulke hoogleraren niet. Ik merk ook dat er binnen de TU meer komen. Die een weg willen helpen zoeken in een wereld die niet eenvoudig is. We hebben veel loyaliteiten. Creativiteit, vakkennis, het volgen van het maatschappelijk en politiek debat, persoonlijke omstandigheden en ontwikkelingen. De kunst is om daarmee om te gaan. Vroeger was het met de zuilen veel eenduidiger.”
Hoe is u eigenlijk als historicus en theoloog bij de TU beland?
“Ik heb niet gesolliciteerd vanwege de sociale component. Wel omdat hier iets wordt gemaakt, ontworpen. Eerst was ik bang voor de risico’s die je daarbij onder ogen moet zien. Je bouwt en ontwerpt voor concrete problemen. Je oplossing moet werken. Hoe bijvoorbeeld herstructureer je Rotterdam zodat integratie een kans krijgt? Daar heb je een stedenbouwkundige voor nodig die de angst onder de knie heeft.”
Is dat bange er inmiddels af?
“In al die jaren heb ik het gevoel gekregen de studenten steeds beter te kunnen volgen. Ik kwam 34 jaar geleden onnozel binnen. Je schrikt van de gewelddadigheid, het brassen, het drinken, het amuzikaal zingen. Het duurde even voor ik doorhad dat het gereglementeerd is, dat er ongeschreven regels zijn, dat er mensen toezicht houden én dat het vechten zin heeft. Er ontstaat een intieme band tussen twee mensen die de basis van een lange vriendschap kan zijn. Die band is nodig.”
Hoezo?
“Techniek gaat om grote krachten. Met tradities als brassen leren studenten omgaan met de angst voor die krachten en de risico’s. Dat je het samen aankunt. Mijn angst werd begrip en daarna hoop. Hoop dat zij de uitdagingen aankunnen die de wereld stelt.”
U zwaait af. Wat nu?
“Ik ga door. Met mijn collega’s bij Motiv hebben we een vof opgericht. We gaan diensten aanbieden aan bedrijven en instellingen waarbij hun diepere motivatie wordt onthuld. Zingeving, de vraag die iedereen in alle tijden stelt. Soms is het antwoord daarop vals. Je hebt soms iemand nodig om de juiste weg te vinden. Vanuit de theologie kennen we een geformaliseerde manier om het onderscheid te maken, de goede van de kwade geest te onderscheiden. Dat bieden we aan.”
Voor medewerkers die al jaren op dezelfde plek zitten en minder presteren of gewoon aan iets anders toe zijn, moet een nieuw, intern mobiliteitscentrum komen. Door hun wensen en vaardigheden in een databank te matchen met vacatures zouden zij makkelijker kunnen doorschuiven binnen de TU, denkt de ondernemingsraad (or).
De or wil dat zo’n mobiliteitscentrum vertrouwelijk is en bemand wordt door zowel de afdeling Personeel & Organisatie (P&O) als door wetenschappelijk en ondersteunend personeel. Het zou op een centrale plek moeten komen, bijvoorbeeld in de bibliotheek.
Medewerkers kunnen daar praten over hun loopbaan en opleidingen. “Door te kijken naar wat mensen in huis hebben en op welke plekken zij beter passen, voorkom je dat zij vastroesten”, zegt or-voorzitter Dineke Heersma. De or is ervan overtuigd dat als medewerkers elders zijn in te zetten en daardoor gemotiveerder raken, het mobiliteitscentrum zichzelf terugbetaalt. Het tijdens de reorganisatie ontstane TU Mobiel is volgens de or ‘een zachte dood’ gestorven en diende vooral voor uitbesteding. Uit het Career & Development Centre wordt volgens de or niet gehaald waarvoor het was opgezet, omdat er te veel personeel voor nodig zou zijn.
Directeur P&O Nynke Jansen ziet ook graag meer doorstroming binnen de TU, maar vraagt zich af of het door de or bepleite mobiliteitscentrum ‘het wondermiddel’ is. “Er zijn ook andere middelen.”
Jansen denkt aan trainingen op het gebied van zelfontwikkeling voor bijvoorbeeld promovendi en starters. Leidinggevenden zouden ook structurele trainingen moeten krijgen. “Je kunt enorm veel betekenen in het aansturen van mensen.”
Overigens wijst Jansen er op dat ook tijdens de beoordelingsgesprekken wordt gevraagd wat medewerkers willen Daarnaast moet er de discipline zijn om TU-vacatures op de website te zetten, zodat medewerkers zich kunnen oriënteren. Momenteel werkt Jansen een voorstel uit voor Flex Delft. Dat zou een onderdeel van de holding TU Delft moeten worden dat commerciëler kan draaien. Kortlopende contracten van freelancers wil Jansen via deze BV laten lopen.
Zo’n constructie heeft volgens Jansen een financieel voordeel en belast medewerkers van de shared service centres minder. “De intentie is om er een professioneel loopbaancentrum van te maken, met als voordeel dat het ook de externe markt kent. Je moet mensen stimuleren ook buiten de TU te kijken.”
Er is volgens de directeur P&O ook nog zoiets als een ‘cultuur’ bij de TU. “Medewerkers moeten zich bewust worden van hun talenten en beperkingen. Je geeft ook leiding aan jezelf en bent niet afhankelijk van je baas. Je moet openstaan voor kritiek en vooral zorgen dat je je sterke punten ontwikkelt.”
Verder zegt Jansen graag de dialoog aan te gaan. “Wat is het doel? Wat is het middel? Het een hoeft het ander niet uit te sluiten, maar ik wil niet dat het allemaal lapmiddelen worden.”
Comments are closed.