Opinie

Het kerstkind

,,Heb ik een sirene gemist? Wordt Delft geëvacueerd?”, vraag ik me af als ik het stampvolle perron op loop. Het is vrijdagavond – kerstavond – en de ov-weekendkaart is net weer ingegaan.

Als in de verte boven het treinviaduct drie gele treinlichten verschijnen, maakt een menigte zich op voor de komende worsteling met medepassagiers en hun grote rugzakken. Reizigers gokken waar de deuropeningen tot stilstand zullen komen en kiezen positie.

,,Heb ik een sirene gemist? Wordt Delft geëvacueerd?”, vraag ik me af als ik het stampvolle perron op loop. Het is vrijdagavond – kerstavond – en de ov-weekendkaart is net weer ingegaan. Als in de verte boven het treinviaduct drie gele treinlichten verschijnen, maakt een menigte zich op voor de komende worsteling met medepassagiers en hun grote rugzakken. Reizigers gokken waar de deuropeningen tot stilstand zullen komen en kiezen positie.

Ik maak me niet druk. Pas als één van de laatsten stap ik in en ga in het bomvolle halletje op m’n tas zitten. Ik sluit m’n ogen en beeld me in dat ik inderdaad middenin een evacuatie ben gevallen. Ondanks al het Postbus-51-gesus rond het millenniumprobleem, slaat de massahysterie een week voor de jaarwisseling alsnog toe. Delft vlucht voor de op hol slaande reactoren bij Scheikunde, muitende robots bij Werktuigbouw en bovenal voor de kernreactor. Huilend van angst stort de bevolking zich in de trein, op weg naar het veilige achterland. Ik glimlach in mijn dagdroom. Als ik iets vrees, dan is het wel dat de millennia net zo geruisloos in elkaar over zullen gaan als alle voorgaande jaren dat deden. Wat een anticlimax zou dat zijn!

Iemand tikt op mijn hoofd. ,,Je kaartje, vriend.”

Ik toon de conducteur mijn ov. Hij inspecteert mijn foto nauwkeurig en kijkt me weer aan. Dan haalt hij zijn schouders op en loopt door. Grinnikend bekijk ik zelf mijn pasfoto. Die is nog van 6-vwo. Een keurig kort scholierenkapsel en nog geen vlassig baardje. Een nette TU’er-in-de-dop, met prima examencijfers en een dito carrière voor de boeg. Dacht ik, dacht iedereen.

Plots schiet me iets te binnen wat mijn hart een slag doet overslaan. ,,Er is post voor je”, zei mijn moeder van de week aan de telefoon. Ze klonk wat mysterieus. Zou er soms post van de Informatie Beheer Groep voor me liggen? Zouden mijn ouders de brief geopend hebben? Ik kan me wel voor mijn hoofd slaan dat ik mijn postadres nog niet heb gewijzigd. Hoe leg ik hun in godsnaam uit dat ik mijn beurs van het afgelopen jaar moet terugbetalen? Ik heb ze verteld dat ik niet al mijn examens heb gehaald, maar dat was tamelijk eufemistisch. Nog nooit eerder heb ik zo gehoopt dat een trein vertraagd was, het liefste een paar dagen.

Als ik later die avond met mijn ouders in de late kerstmis zit, voel ik me knap opgelaten. Ik heb bij mijn ouders nog geen spoortje boosheid kunnen bespeuren, maar dat kan schijn zijn. Zolang ik in de kerk zit, ben ik veilig.

Ruim na twaalven schuifelen we in een rij de kerk uit. Mijn moeder kijkt op haar horloge en pakt me beet. ,,Gefeliciteerd, kerstkindje van me”, zegt ze tussen de zoenen door.

Van vader krijg ik een hand. ,,Van harte, Barend.”

Glimlachend wijs ik op de levensgrote kerststal die we net passeren. ,,Zo zaten jullie er 21 jaar terug ook bij, niet?”


1 illustratie: Victor Lemstra

De vrede was schijn. Tijdens het kerstontbijt gaat het mis.

,,Hoe gaat het met de studie?”, vraagt vader.

,,Mwoah”, zeg ik en doe alsof mijn volle mond me het praten belet.

,,Je had de afgelopen week toch tentamens?”, vult moeder hem aan.

Ik knik en slik met moeite mijn brood door. Mijn voorgevoel klopte dus. Dit zijn de eerste druppels, maar het kan niet lang meer duren voor het giet.

,,Doe je nog wel eens wat voor dat actiegroepje, eh…”

,,Dump, mam .”

,,Ja, doe je dat nog vaak?”

Ik kan niet tegen deze omtrekkende bewegingen en besluit mijn ouders een handje te helpen. ,,Ja, erg vaak. Te vaak zelfs. En het is een stuk leuker én nuttiger dan het berekenen van de liftkracht van een vleugel.”

,,Nu wel, maar over een paar jaar staat de maatschappij te springen om ingenieurs. Milieuactivisten praten over problemen, maar ingenieurs leveren de oplossingen”, vindt vader. Gelaten wacht ik de storm af. Maar die komt niet.

,,Er was toch post voor me, mam?”, probeer ik voorzichtig.

,,Oh ja! Verjaardagspost, denk ik”, zegt ze. Ze staat op en komt terug met een stapeltje kaarten en een paar brieven. Tussen de stapel zit de gesloten brief van de Informatie Beheer Groep.

Na het afruimen ren ik naar boven. Op mijn oude jongenskamer – Coca Cola-verzameling in de kast, André Agassi aan de muur – spring ik op bed en open de enveloppe uit Groningen. Zwart op wit staat het daar: ‘…onvoldoende resultaten…omgezet in rentedragende lening…’ Ik zet de tv aan om mijn gedachten te verzetten.

Op de buis is het aftellen tot het millennium duidelijk begonnen, want ik kan ononderbroken rondzappen tussen de terugblikken op het jaar, de eeuw en het millennium. Echt vrolijkmakend is het allemaal niet, op de mooiste sportmomenten van deze eeuw na. Er zijn beelden van kampslachtoffers en hongerende Sahelbewoners. Stervende walvissen kleuren de zeeën rood en brandende oliebronnen verduisteren de hemel. Nieuw zijn de beelden niet, maar zo’n hoeveelheid heb ik niet eerder in één keer over me heen gekregen. Als aan het eind van de middag een BBC-programma over kernrampen begint, houd ik het voor gezien. Met barstende koppijn loop ik naar beneden.

Genekt door de overdosis aan slecht nieuws, worstel ik me door de rest van mijn verjaardag en de tweede kerstdag heen. Op maandagochtend besluit ik terug te gaan naar Delft in de hoop op afleiding om mijn neerslachtigheid te verdrijven. Ik lieg dat ik nog veel moet voorbereiden voor een millenniumfeest en neem de trein.

Delft is uitgestorven en ook in mijn huis is geen levende ziel te bekennen. In plaats van afleiding vind ik alleen maar meer reden tot somberheid. In de doodse dagen tussen Kerst en oudjaar slenter ik langs de grachten, stoeiend met vragen over de toekomst. Verward vraag ik me af of ik me meer zorgen maak om mijn eigen toekomst of die van de aarde. Ik eet nauwelijks en slaap slecht, tot de laatste avond van het jaar. Die avondval ik uitgeput in slaap op de bank in de huiskamer.

In mijn slaap zie ik mijn vader en moeder aan tafel zitten. Ze zijn nog jong. Mijn vader ziet bleek, want hij heeft net gehoord dat moeder zwanger is. Geloven doet hij het nog nauwelijks. Hij is toch altijd voorzichtig geweest? Hij vreest de gevolgen als zijn ouders ervan zullen horen. Vreest voor de voortgang van zijn studie bouwkunde.

Vader staat op als hij de brievenbus hoort klepperen. ,,Nog kerstkaarten?”, vraagt moeder als hij weer de kamer inkomt.

,,Een brief van de rector magnificus van de TU. Hij heeft van de minister opdracht gekregen een studententelling uit te voeren. Het is de minister ter ore gekomen dat er bij de universiteiten spookstudenten staan ingeschreven die niet studeren, maar wel een ov-kaart gebruiken. Door in de aula een studententelling te houden, wil hij vaststellen hoeveel studenten er daadwerkelijk in Delft wonen en studeren. Zij die niet komen opdagen, worden uitgeschreven. We zullen snel moeten vertrekken, willen we op tijd zijn.”

Ik zie vader een paar oude tassen aan zijn gammele fiets hangen. De voorband staat plat, dus hij zegt mijn moeder op de bagagedrager te gaan zitten en duwt de fiets lopend voort. De tocht vordert langzaam. Meer dan eens glijden ze onderuit op beijzelde bruggetjes. Opgebroken straten en een in open stand vastgevroren ophaalbrug dwingen hen tot een lange omweg. Het begint al te schemeren als ze pas bij het Mijnbouwplein zijn. Moeder is zo moe, dat ze besluiten te stoppen voor die dag. Ze bellen bij een paar studentenhuizen aan om te vragen of ze er mogen overnachten, maar nergens gaat de deur verder dan op een kier open.

,,We nemen niet zomaar nieuwe studenten in huis en zeker geen stelletje, waarvan er één zwanger is. Dat geeft alleen maar gedonder.”

,,Je moet gewoon wachten op de instemming, dan hoor je daarna wel of je welkom bent.”

,,Je bent van de verkeerde vereniging.”

Na verloop van tijd zijn mijn ouders de wanhoop nabij. Het vriest dat het kraakt en op dit late uur wordt er helemaal niet meer op hun aanbellen gereageerd. Zuchtend strompelen ze door, de TU-wijk in, op zoek naar onderdak. Moeder wijst plots in de verte. Daar onder het rood-geel verlichte dak van dat bezinestation. Kunnen ze daar niet overnachten? Ze lopen erheen en installeren zich onder een paar meegebrachte dekens.

Midden in de nacht gilt moeder het opeens uit.

,,Het is begonnen!”

Vader schiet overeind en rent naar de krantenstandaard bij het winkeltje van het pompstation. Hij grijpt een stapel oude kranten en vult er een teiltje mee dat hij bij één van de pompen heeft gevonden. Net op tijd, want hij heeft het bedje nog niet klaar of moeder bevalt luid kreunend van een zoon.

Een paar passerende jongelui op brommertjes houden halt en slaan het tafereeltje nieuwsgierig gade. Vanuit de richting van het Cultureel Centrum komt een drietal keurig geklede heren aan wandelen. Ze mompelen onderling wat en wijzen omhoog naar het TU-logo dat hoog boven het pompstation op het Elektrotechniekgebouw schittert. Het drietal loopt doelbewustop mijn ouders af en zinkt voor hen op de knieën. ,,Wij zijn de wijzen van het college van bestuur”, zegt de voorste.

,,Vergeef ons dat we in onze haast slechts enkele simpele cadeaus voor u en uw kind hebben kunnen verzamelen.”

Ze overhandigen mijn moeder een trui, een mok en een vulpen met het TU-logo.

,,We hoorden dat er een kind is geboren dat de toekomst van de wereld gaat bepalen en willen hem graag van harte welkom heten op de TU”, spreekt de voorste weer.

De heren vertrekken, laten mijn ouders in verwondering achter.

Ik schrik wakker als de huisdeur dichtslaat. Mijn huisgenote Ilse komt binnen en slaakt een gil. ,,Barend! Wat doe jij hier?” Ze kijkt me even aan. ,,Je ziet er niet uit. Ben je ziek?”

Ik schud mijn hoofd. ,,Ik ben gewoon wat brak van een feestje gisteren”, verzin ik.

Even later komt ook Jaap thuis. Hij organiseert samen met Ilse ons millennium-huisfeest en is blij verrast een extra hulp aan te treffen.

,,Gezellig. We hadden je pas vanavond terug verwacht. Kom je helpen?”, vraagt hij.

Ik schud van nee. ,,Sorry, ik heb het vandaag druk. Ik moet, eh, solliciteren voor een baantje.”

Ilse lacht: ,,Solliciteren! Vanavond vergaat de wereld, of loopt op zijn minst de economie vast door de Y2K-bug. Ik zou maar genieten, zo lang het kan.”

Ze sleept Jaap achter zich aan naar de deur. ,,Kom Jaap, drank inslaan.”

,,En verdere feestbenodigdheden”, vult Jaap met een knipoog in mijn richting aan.


2 illustratie: Victor Lemstra

Als ze weg zijn, zet ik koffie en probeer mijn gedachten van de afgelopen week en mijn droom van vannacht op een rijtje te krijgen. Wat is een visioen, wat is een roeping? Ik heb het gevoel dat ‘iets’ mij ervan probeert te overtuigen dat mij een grootsere taak wacht dan het afronden mijn studie. Ik probeer de gedachte van me af te schudden en loop naar een spiegel. Met mijn bleke, ingevallen gezicht lijk ik verdomd wel op Jezus.

,,Dag Messias”, zeg ik. Mijn spiegelbeeld lacht me uit.

,,Maar stel je voor”, spreek ik mezelf toe, ,,dat ik toevallig wel degene ben die de mensheid vanaf morgen opnieuw richting moet geven? Mag ik dat idee wel negeren?” Mijn spiegelbeeld lacht niet meer.

,,Dit millennium telt nog maar één dag”, denk ik. Een koude rilling trekt langs mijn rug. ,,Eén dag om te beslissen of ik van het volgende millennium wat bijzonders ga maken. Of om te beslissen dat ik gewoon doormodder.”

Ik ga naar mijn kamer en zet de computer aan. Als in een trance tik ik. Brief na brief. Als ik ze uitprint, durf ik ze al niet meer te lezen. Mijn huur heb ik opgezegd, mijn studie stopgezet. Ik heb mijn ouders laten weten voorlopig op reis te zijn en mijn beste vrienden gevraagd om een beetje begrip. Mijn laatste brief is aan Nelson Mandela gericht. Zijn adres stond warempel op het internet. Of het goed is dat ik bij hem langskom. Ik heb hem wat te vragen over hoe je dat eigenlijkaanpakt, de wereld verbeteren.

Net als ik de brieven ga posten, komen Jaap en Ilse thuis. Ilse duwt een boodschappenwagen vol kratten en chips. Jaap draagt een grote zak vuurwerk. Ilse vraagt: ,,Sollicitatie af? Je hebt je cv toch zeker wel wat opgeleukt?”

,,Tuurlijk”, zeg ik, ,,ik heb de millenniumfeestcommissie er ook maar bijgezet. Dat mag, want ik kom jullie zo helpen.” Inwendig lach ik. Cv! Mijn leven moet nog beginnen, en wel per morgen.

Mijn maag knijpt zich samen als ik de brieven in de brievenbus tegenover ons huis gooi. Mijn keuze is definitief. Zo gemakkelijk gaat dat dus. Alles wat je nodig hebt om Redder te worden is een droom en een beetje durf.

De avond vliegt voorbij. Ik ben er met mijn gedachten niet bij. Als we vlak voor twaalven de straat opgaan, sta ik strak van de spanning. Ik word niet teleurgesteld: het millennium sluipt niet via de achterdeur binnen. Het komt met een dreun, met een oerknal. Ik staar recht voor me uit in een zich opnieuw vormend heelal. Groene, roze en gele ontploffingen volgen elkaar in hoog tempo op. Tussen deze supernova’s door schieten helwitte, huilende kometen. Dit is astronomie voor gevorderden. Zo voelt het dus, om Uitverkoren te zijn. Door tijd en ruimte op weg naar de te redden planeet.


3 illustratie: Victor Lemstra

,,Gaat-ie Barend?”, klinkt er vanuit een ver sterrenstelsel, ergens naast me. ,,Moet je zien. Eén groot zwart gat, man. De hele brievenbus opgeblazen met die bom. Wreed!”

Door de stem gewekt, voel ik nu de harde, koude ondergrond, waar ik op lig. Ik krabbel overeind en kijk nu in het stralende gelaat van een dronken Jaap. Overal om me heen zwarte snippers en halfverbrande enveloppen. Het duurt even voordat ik alles op een rijtje heb. Dan besef ik het. Mijn sollicitatie naar de functie van Messias ligt verbrand op straat. Mijn roeping is verloren, want een tweede maal zal ik niet solliciteren. Dat staat vast. Wat me nu nog rest is een leven vol middelmatigheid.

Jaap kijkt me nog steeds grijnzend aan, wacht op een complimentje als een kwispelende hond met een stuk broek in zijn bek.

,,Rund”, bijt ik hem toe.

Hij grinnikt en raapt een stuk kaart voor me op. ,,Hier, voor jou.”

De late kerstkaart is voor de familie Boxman bestemd, maar de kerstgroet is in de knal verloren gegaan. Samen met de helft van de kerststal op de voorkant van de kaart. De os en de ezel staren in een zwarte leegte.

,,

,,Heb ik een sirene gemist? Wordt Delft geëvacueerd?”, vraag ik me af als ik het stampvolle perron op loop. Het is vrijdagavond – kerstavond – en de ov-weekendkaart is net weer ingegaan. Als in de verte boven het treinviaduct drie gele treinlichten verschijnen, maakt een menigte zich op voor de komende worsteling met medepassagiers en hun grote rugzakken. Reizigers gokken waar de deuropeningen tot stilstand zullen komen en kiezen positie.

Ik maak me niet druk. Pas als één van de laatsten stap ik in en ga in het bomvolle halletje op m’n tas zitten. Ik sluit m’n ogen en beeld me in dat ik inderdaad middenin een evacuatie ben gevallen. Ondanks al het Postbus-51-gesus rond het millenniumprobleem, slaat de massahysterie een week voor de jaarwisseling alsnog toe. Delft vlucht voor de op hol slaande reactoren bij Scheikunde, muitende robots bij Werktuigbouw en bovenal voor de kernreactor. Huilend van angst stort de bevolking zich in de trein, op weg naar het veilige achterland. Ik glimlach in mijn dagdroom. Als ik iets vrees, dan is het wel dat de millennia net zo geruisloos in elkaar over zullen gaan als alle voorgaande jaren dat deden. Wat een anticlimax zou dat zijn!

Iemand tikt op mijn hoofd. ,,Je kaartje, vriend.”

Ik toon de conducteur mijn ov. Hij inspecteert mijn foto nauwkeurig en kijkt me weer aan. Dan haalt hij zijn schouders op en loopt door. Grinnikend bekijk ik zelf mijn pasfoto. Die is nog van 6-vwo. Een keurig kort scholierenkapsel en nog geen vlassig baardje. Een nette TU’er-in-de-dop, met prima examencijfers en een dito carrière voor de boeg. Dacht ik, dacht iedereen.

Plots schiet me iets te binnen wat mijn hart een slag doet overslaan. ,,Er is post voor je”, zei mijn moeder van de week aan de telefoon. Ze klonk wat mysterieus. Zou er soms post van de Informatie Beheer Groep voor me liggen? Zouden mijn ouders de brief geopend hebben? Ik kan me wel voor mijn hoofd slaan dat ik mijn postadres nog niet heb gewijzigd. Hoe leg ik hun in godsnaam uit dat ik mijn beurs van het afgelopen jaar moet terugbetalen? Ik heb ze verteld dat ik niet al mijn examens heb gehaald, maar dat was tamelijk eufemistisch. Nog nooit eerder heb ik zo gehoopt dat een trein vertraagd was, het liefste een paar dagen.

Als ik later die avond met mijn ouders in de late kerstmis zit, voel ik me knap opgelaten. Ik heb bij mijn ouders nog geen spoortje boosheid kunnen bespeuren, maar dat kan schijn zijn. Zolang ik in de kerk zit, ben ik veilig.

Ruim na twaalven schuifelen we in een rij de kerk uit. Mijn moeder kijkt op haar horloge en pakt me beet. ,,Gefeliciteerd, kerstkindje van me”, zegt ze tussen de zoenen door.

Van vader krijg ik een hand. ,,Van harte, Barend.”

Glimlachend wijs ik op de levensgrote kerststal die we net passeren. ,,Zo zaten jullie er 21 jaar terug ook bij, niet?”


1 illustratie: Victor Lemstra

De vrede was schijn. Tijdens het kerstontbijt gaat het mis.

,,Hoe gaat het met de studie?”, vraagt vader.

,,Mwoah”, zeg ik en doe alsof mijn volle mond me het praten belet.

,,Je had de afgelopen week toch tentamens?”, vult moeder hem aan.

Ik knik en slik met moeite mijn brood door. Mijn voorgevoel klopte dus. Dit zijn de eerste druppels, maar het kan niet lang meer duren voor het giet.

,,Doe je nog wel eens wat voor dat actiegroepje, eh…”

,,Dump, mam .”

,,Ja, doe je dat nog vaak?”

Ik kan niet tegen deze omtrekkende bewegingen en besluit mijn ouders een handje te helpen. ,,Ja, erg vaak. Te vaak zelfs. En het is een stuk leuker én nuttiger dan het berekenen van de liftkracht van een vleugel.”

,,Nu wel, maar over een paar jaar staat de maatschappij te springen om ingenieurs. Milieuactivisten praten over problemen, maar ingenieurs leveren de oplossingen”, vindt vader. Gelaten wacht ik de storm af. Maar die komt niet.

,,Er was toch post voor me, mam?”, probeer ik voorzichtig.

,,Oh ja! Verjaardagspost, denk ik”, zegt ze. Ze staat op en komt terug met een stapeltje kaarten en een paar brieven. Tussen de stapel zit de gesloten brief van de Informatie Beheer Groep.

Na het afruimen ren ik naar boven. Op mijn oude jongenskamer – Coca Cola-verzameling in de kast, André Agassi aan de muur – spring ik op bed en open de enveloppe uit Groningen. Zwart op wit staat het daar: ‘…onvoldoende resultaten…omgezet in rentedragende lening…’ Ik zet de tv aan om mijn gedachten te verzetten.

Op de buis is het aftellen tot het millennium duidelijk begonnen, want ik kan ononderbroken rondzappen tussen de terugblikken op het jaar, de eeuw en het millennium. Echt vrolijkmakend is het allemaal niet, op de mooiste sportmomenten van deze eeuw na. Er zijn beelden van kampslachtoffers en hongerende Sahelbewoners. Stervende walvissen kleuren de zeeën rood en brandende oliebronnen verduisteren de hemel. Nieuw zijn de beelden niet, maar zo’n hoeveelheid heb ik niet eerder in één keer over me heen gekregen. Als aan het eind van de middag een BBC-programma over kernrampen begint, houd ik het voor gezien. Met barstende koppijn loop ik naar beneden.

Genekt door de overdosis aan slecht nieuws, worstel ik me door de rest van mijn verjaardag en de tweede kerstdag heen. Op maandagochtend besluit ik terug te gaan naar Delft in de hoop op afleiding om mijn neerslachtigheid te verdrijven. Ik lieg dat ik nog veel moet voorbereiden voor een millenniumfeest en neem de trein.

Delft is uitgestorven en ook in mijn huis is geen levende ziel te bekennen. In plaats van afleiding vind ik alleen maar meer reden tot somberheid. In de doodse dagen tussen Kerst en oudjaar slenter ik langs de grachten, stoeiend met vragen over de toekomst. Verward vraag ik me af of ik me meer zorgen maak om mijn eigen toekomst of die van de aarde. Ik eet nauwelijks en slaap slecht, tot de laatste avond van het jaar. Die avondval ik uitgeput in slaap op de bank in de huiskamer.

In mijn slaap zie ik mijn vader en moeder aan tafel zitten. Ze zijn nog jong. Mijn vader ziet bleek, want hij heeft net gehoord dat moeder zwanger is. Geloven doet hij het nog nauwelijks. Hij is toch altijd voorzichtig geweest? Hij vreest de gevolgen als zijn ouders ervan zullen horen. Vreest voor de voortgang van zijn studie bouwkunde.

Vader staat op als hij de brievenbus hoort klepperen. ,,Nog kerstkaarten?”, vraagt moeder als hij weer de kamer inkomt.

,,Een brief van de rector magnificus van de TU. Hij heeft van de minister opdracht gekregen een studententelling uit te voeren. Het is de minister ter ore gekomen dat er bij de universiteiten spookstudenten staan ingeschreven die niet studeren, maar wel een ov-kaart gebruiken. Door in de aula een studententelling te houden, wil hij vaststellen hoeveel studenten er daadwerkelijk in Delft wonen en studeren. Zij die niet komen opdagen, worden uitgeschreven. We zullen snel moeten vertrekken, willen we op tijd zijn.”

Ik zie vader een paar oude tassen aan zijn gammele fiets hangen. De voorband staat plat, dus hij zegt mijn moeder op de bagagedrager te gaan zitten en duwt de fiets lopend voort. De tocht vordert langzaam. Meer dan eens glijden ze onderuit op beijzelde bruggetjes. Opgebroken straten en een in open stand vastgevroren ophaalbrug dwingen hen tot een lange omweg. Het begint al te schemeren als ze pas bij het Mijnbouwplein zijn. Moeder is zo moe, dat ze besluiten te stoppen voor die dag. Ze bellen bij een paar studentenhuizen aan om te vragen of ze er mogen overnachten, maar nergens gaat de deur verder dan op een kier open.

,,We nemen niet zomaar nieuwe studenten in huis en zeker geen stelletje, waarvan er één zwanger is. Dat geeft alleen maar gedonder.”

,,Je moet gewoon wachten op de instemming, dan hoor je daarna wel of je welkom bent.”

,,Je bent van de verkeerde vereniging.”

Na verloop van tijd zijn mijn ouders de wanhoop nabij. Het vriest dat het kraakt en op dit late uur wordt er helemaal niet meer op hun aanbellen gereageerd. Zuchtend strompelen ze door, de TU-wijk in, op zoek naar onderdak. Moeder wijst plots in de verte. Daar onder het rood-geel verlichte dak van dat bezinestation. Kunnen ze daar niet overnachten? Ze lopen erheen en installeren zich onder een paar meegebrachte dekens.

Midden in de nacht gilt moeder het opeens uit.

,,Het is begonnen!”

Vader schiet overeind en rent naar de krantenstandaard bij het winkeltje van het pompstation. Hij grijpt een stapel oude kranten en vult er een teiltje mee dat hij bij één van de pompen heeft gevonden. Net op tijd, want hij heeft het bedje nog niet klaar of moeder bevalt luid kreunend van een zoon.

Een paar passerende jongelui op brommertjes houden halt en slaan het tafereeltje nieuwsgierig gade. Vanuit de richting van het Cultureel Centrum komt een drietal keurig geklede heren aan wandelen. Ze mompelen onderling wat en wijzen omhoog naar het TU-logo dat hoog boven het pompstation op het Elektrotechniekgebouw schittert. Het drietal loopt doelbewustop mijn ouders af en zinkt voor hen op de knieën. ,,Wij zijn de wijzen van het college van bestuur”, zegt de voorste.

,,Vergeef ons dat we in onze haast slechts enkele simpele cadeaus voor u en uw kind hebben kunnen verzamelen.”

Ze overhandigen mijn moeder een trui, een mok en een vulpen met het TU-logo.

,,We hoorden dat er een kind is geboren dat de toekomst van de wereld gaat bepalen en willen hem graag van harte welkom heten op de TU”, spreekt de voorste weer.

De heren vertrekken, laten mijn ouders in verwondering achter.

Ik schrik wakker als de huisdeur dichtslaat. Mijn huisgenote Ilse komt binnen en slaakt een gil. ,,Barend! Wat doe jij hier?” Ze kijkt me even aan. ,,Je ziet er niet uit. Ben je ziek?”

Ik schud mijn hoofd. ,,Ik ben gewoon wat brak van een feestje gisteren”, verzin ik.

Even later komt ook Jaap thuis. Hij organiseert samen met Ilse ons millennium-huisfeest en is blij verrast een extra hulp aan te treffen.

,,Gezellig. We hadden je pas vanavond terug verwacht. Kom je helpen?”, vraagt hij.

Ik schud van nee. ,,Sorry, ik heb het vandaag druk. Ik moet, eh, solliciteren voor een baantje.”

Ilse lacht: ,,Solliciteren! Vanavond vergaat de wereld, of loopt op zijn minst de economie vast door de Y2K-bug. Ik zou maar genieten, zo lang het kan.”

Ze sleept Jaap achter zich aan naar de deur. ,,Kom Jaap, drank inslaan.”

,,En verdere feestbenodigdheden”, vult Jaap met een knipoog in mijn richting aan.


2 illustratie: Victor Lemstra

Als ze weg zijn, zet ik koffie en probeer mijn gedachten van de afgelopen week en mijn droom van vannacht op een rijtje te krijgen. Wat is een visioen, wat is een roeping? Ik heb het gevoel dat ‘iets’ mij ervan probeert te overtuigen dat mij een grootsere taak wacht dan het afronden mijn studie. Ik probeer de gedachte van me af te schudden en loop naar een spiegel. Met mijn bleke, ingevallen gezicht lijk ik verdomd wel op Jezus.

,,Dag Messias”, zeg ik. Mijn spiegelbeeld lacht me uit.

,,Maar stel je voor”, spreek ik mezelf toe, ,,dat ik toevallig wel degene ben die de mensheid vanaf morgen opnieuw richting moet geven? Mag ik dat idee wel negeren?” Mijn spiegelbeeld lacht niet meer.

,,Dit millennium telt nog maar één dag”, denk ik. Een koude rilling trekt langs mijn rug. ,,Eén dag om te beslissen of ik van het volgende millennium wat bijzonders ga maken. Of om te beslissen dat ik gewoon doormodder.”

Ik ga naar mijn kamer en zet de computer aan. Als in een trance tik ik. Brief na brief. Als ik ze uitprint, durf ik ze al niet meer te lezen. Mijn huur heb ik opgezegd, mijn studie stopgezet. Ik heb mijn ouders laten weten voorlopig op reis te zijn en mijn beste vrienden gevraagd om een beetje begrip. Mijn laatste brief is aan Nelson Mandela gericht. Zijn adres stond warempel op het internet. Of het goed is dat ik bij hem langskom. Ik heb hem wat te vragen over hoe je dat eigenlijkaanpakt, de wereld verbeteren.

Net als ik de brieven ga posten, komen Jaap en Ilse thuis. Ilse duwt een boodschappenwagen vol kratten en chips. Jaap draagt een grote zak vuurwerk. Ilse vraagt: ,,Sollicitatie af? Je hebt je cv toch zeker wel wat opgeleukt?”

,,Tuurlijk”, zeg ik, ,,ik heb de millenniumfeestcommissie er ook maar bijgezet. Dat mag, want ik kom jullie zo helpen.” Inwendig lach ik. Cv! Mijn leven moet nog beginnen, en wel per morgen.

Mijn maag knijpt zich samen als ik de brieven in de brievenbus tegenover ons huis gooi. Mijn keuze is definitief. Zo gemakkelijk gaat dat dus. Alles wat je nodig hebt om Redder te worden is een droom en een beetje durf.

De avond vliegt voorbij. Ik ben er met mijn gedachten niet bij. Als we vlak voor twaalven de straat opgaan, sta ik strak van de spanning. Ik word niet teleurgesteld: het millennium sluipt niet via de achterdeur binnen. Het komt met een dreun, met een oerknal. Ik staar recht voor me uit in een zich opnieuw vormend heelal. Groene, roze en gele ontploffingen volgen elkaar in hoog tempo op. Tussen deze supernova’s door schieten helwitte, huilende kometen. Dit is astronomie voor gevorderden. Zo voelt het dus, om Uitverkoren te zijn. Door tijd en ruimte op weg naar de te redden planeet.


3 illustratie: Victor Lemstra

,,Gaat-ie Barend?”, klinkt er vanuit een ver sterrenstelsel, ergens naast me. ,,Moet je zien. Eén groot zwart gat, man. De hele brievenbus opgeblazen met die bom. Wreed!”

Door de stem gewekt, voel ik nu de harde, koude ondergrond, waar ik op lig. Ik krabbel overeind en kijk nu in het stralende gelaat van een dronken Jaap. Overal om me heen zwarte snippers en halfverbrande enveloppen. Het duurt even voordat ik alles op een rijtje heb. Dan besef ik het. Mijn sollicitatie naar de functie van Messias ligt verbrand op straat. Mijn roeping is verloren, want een tweede maal zal ik niet solliciteren. Dat staat vast. Wat me nu nog rest is een leven vol middelmatigheid.

Jaap kijkt me nog steeds grijnzend aan, wacht op een complimentje als een kwispelende hond met een stuk broek in zijn bek.

,,Rund”, bijt ik hem toe.

Hij grinnikt en raapt een stuk kaart voor me op. ,,Hier, voor jou.”

De late kerstkaart is voor de familie Boxman bestemd, maar de kerstgroet is in de knal verloren gegaan. Samen met de helft van de kerststal op de voorkant van de kaart. De os en de ezel staren in een zwarte leegte.

,,Heb ik een sirene gemist? Wordt Delft geëvacueerd?”, vraag ik me af als ik het stampvolle perron op loop. Het is vrijdagavond – kerstavond – en de ov-weekendkaart is net weer ingegaan. Als in de verte boven het treinviaduct drie gele treinlichten verschijnen, maakt een menigte zich op voor de komende worsteling met medepassagiers en hun grote rugzakken. Reizigers gokken waar de deuropeningen tot stilstand zullen komen en kiezen positie.

Ik maak me niet druk. Pas als één van de laatsten stap ik in en ga in het bomvolle halletje op m’n tas zitten. Ik sluit m’n ogen en beeld me in dat ik inderdaad middenin een evacuatie ben gevallen. Ondanks al het Postbus-51-gesus rond het millenniumprobleem, slaat de massahysterie een week voor de jaarwisseling alsnog toe. Delft vlucht voor de op hol slaande reactoren bij Scheikunde, muitende robots bij Werktuigbouw en bovenal voor de kernreactor. Huilend van angst stort de bevolking zich in de trein, op weg naar het veilige achterland. Ik glimlach in mijn dagdroom. Als ik iets vrees, dan is het wel dat de millennia net zo geruisloos in elkaar over zullen gaan als alle voorgaande jaren dat deden. Wat een anticlimax zou dat zijn!

Iemand tikt op mijn hoofd. ,,Je kaartje, vriend.”

Ik toon de conducteur mijn ov. Hij inspecteert mijn foto nauwkeurig en kijkt me weer aan. Dan haalt hij zijn schouders op en loopt door. Grinnikend bekijk ik zelf mijn pasfoto. Die is nog van 6-vwo. Een keurig kort scholierenkapsel en nog geen vlassig baardje. Een nette TU’er-in-de-dop, met prima examencijfers en een dito carrière voor de boeg. Dacht ik, dacht iedereen.

Plots schiet me iets te binnen wat mijn hart een slag doet overslaan. ,,Er is post voor je”, zei mijn moeder van de week aan de telefoon. Ze klonk wat mysterieus. Zou er soms post van de Informatie Beheer Groep voor me liggen? Zouden mijn ouders de brief geopend hebben? Ik kan me wel voor mijn hoofd slaan dat ik mijn postadres nog niet heb gewijzigd. Hoe leg ik hun in godsnaam uit dat ik mijn beurs van het afgelopen jaar moet terugbetalen? Ik heb ze verteld dat ik niet al mijn examens heb gehaald, maar dat was tamelijk eufemistisch. Nog nooit eerder heb ik zo gehoopt dat een trein vertraagd was, het liefste een paar dagen.

Als ik later die avond met mijn ouders in de late kerstmis zit, voel ik me knap opgelaten. Ik heb bij mijn ouders nog geen spoortje boosheid kunnen bespeuren, maar dat kan schijn zijn. Zolang ik in de kerk zit, ben ik veilig.

Ruim na twaalven schuifelen we in een rij de kerk uit. Mijn moeder kijkt op haar horloge en pakt me beet. ,,Gefeliciteerd, kerstkindje van me”, zegt ze tussen de zoenen door.

Van vader krijg ik een hand. ,,Van harte, Barend.”

Glimlachend wijs ik op de levensgrote kerststal die we net passeren. ,,Zo zaten jullie er 21 jaar terug ook bij, niet?”


1 illustratie: Victor Lemstra

De vrede was schijn. Tijdens het kerstontbijt gaat het mis.

,,Hoe gaat het met de studie?”, vraagt vader.

,,Mwoah”, zeg ik en doe alsof mijn volle mond me het praten belet.

,,Je had de afgelopen week toch tentamens?”, vult moeder hem aan.

Ik knik en slik met moeite mijn brood door. Mijn voorgevoel klopte dus. Dit zijn de eerste druppels, maar het kan niet lang meer duren voor het giet.

,,Doe je nog wel eens wat voor dat actiegroepje, eh…”

,,Dump, mam .”

,,Ja, doe je dat nog vaak?”

Ik kan niet tegen deze omtrekkende bewegingen en besluit mijn ouders een handje te helpen. ,,Ja, erg vaak. Te vaak zelfs. En het is een stuk leuker én nuttiger dan het berekenen van de liftkracht van een vleugel.”

,,Nu wel, maar over een paar jaar staat de maatschappij te springen om ingenieurs. Milieuactivisten praten over problemen, maar ingenieurs leveren de oplossingen”, vindt vader. Gelaten wacht ik de storm af. Maar die komt niet.

,,Er was toch post voor me, mam?”, probeer ik voorzichtig.

,,Oh ja! Verjaardagspost, denk ik”, zegt ze. Ze staat op en komt terug met een stapeltje kaarten en een paar brieven. Tussen de stapel zit de gesloten brief van de Informatie Beheer Groep.

Na het afruimen ren ik naar boven. Op mijn oude jongenskamer – Coca Cola-verzameling in de kast, André Agassi aan de muur – spring ik op bed en open de enveloppe uit Groningen. Zwart op wit staat het daar: ‘…onvoldoende resultaten…omgezet in rentedragende lening…’ Ik zet de tv aan om mijn gedachten te verzetten.

Op de buis is het aftellen tot het millennium duidelijk begonnen, want ik kan ononderbroken rondzappen tussen de terugblikken op het jaar, de eeuw en het millennium. Echt vrolijkmakend is het allemaal niet, op de mooiste sportmomenten van deze eeuw na. Er zijn beelden van kampslachtoffers en hongerende Sahelbewoners. Stervende walvissen kleuren de zeeën rood en brandende oliebronnen verduisteren de hemel. Nieuw zijn de beelden niet, maar zo’n hoeveelheid heb ik niet eerder in één keer over me heen gekregen. Als aan het eind van de middag een BBC-programma over kernrampen begint, houd ik het voor gezien. Met barstende koppijn loop ik naar beneden.

Genekt door de overdosis aan slecht nieuws, worstel ik me door de rest van mijn verjaardag en de tweede kerstdag heen. Op maandagochtend besluit ik terug te gaan naar Delft in de hoop op afleiding om mijn neerslachtigheid te verdrijven. Ik lieg dat ik nog veel moet voorbereiden voor een millenniumfeest en neem de trein.

Delft is uitgestorven en ook in mijn huis is geen levende ziel te bekennen. In plaats van afleiding vind ik alleen maar meer reden tot somberheid. In de doodse dagen tussen Kerst en oudjaar slenter ik langs de grachten, stoeiend met vragen over de toekomst. Verward vraag ik me af of ik me meer zorgen maak om mijn eigen toekomst of die van de aarde. Ik eet nauwelijks en slaap slecht, tot de laatste avond van het jaar. Die avondval ik uitgeput in slaap op de bank in de huiskamer.

In mijn slaap zie ik mijn vader en moeder aan tafel zitten. Ze zijn nog jong. Mijn vader ziet bleek, want hij heeft net gehoord dat moeder zwanger is. Geloven doet hij het nog nauwelijks. Hij is toch altijd voorzichtig geweest? Hij vreest de gevolgen als zijn ouders ervan zullen horen. Vreest voor de voortgang van zijn studie bouwkunde.

Vader staat op als hij de brievenbus hoort klepperen. ,,Nog kerstkaarten?”, vraagt moeder als hij weer de kamer inkomt.

,,Een brief van de rector magnificus van de TU. Hij heeft van de minister opdracht gekregen een studententelling uit te voeren. Het is de minister ter ore gekomen dat er bij de universiteiten spookstudenten staan ingeschreven die niet studeren, maar wel een ov-kaart gebruiken. Door in de aula een studententelling te houden, wil hij vaststellen hoeveel studenten er daadwerkelijk in Delft wonen en studeren. Zij die niet komen opdagen, worden uitgeschreven. We zullen snel moeten vertrekken, willen we op tijd zijn.”

Ik zie vader een paar oude tassen aan zijn gammele fiets hangen. De voorband staat plat, dus hij zegt mijn moeder op de bagagedrager te gaan zitten en duwt de fiets lopend voort. De tocht vordert langzaam. Meer dan eens glijden ze onderuit op beijzelde bruggetjes. Opgebroken straten en een in open stand vastgevroren ophaalbrug dwingen hen tot een lange omweg. Het begint al te schemeren als ze pas bij het Mijnbouwplein zijn. Moeder is zo moe, dat ze besluiten te stoppen voor die dag. Ze bellen bij een paar studentenhuizen aan om te vragen of ze er mogen overnachten, maar nergens gaat de deur verder dan op een kier open.

,,We nemen niet zomaar nieuwe studenten in huis en zeker geen stelletje, waarvan er één zwanger is. Dat geeft alleen maar gedonder.”

,,Je moet gewoon wachten op de instemming, dan hoor je daarna wel of je welkom bent.”

,,Je bent van de verkeerde vereniging.”

Na verloop van tijd zijn mijn ouders de wanhoop nabij. Het vriest dat het kraakt en op dit late uur wordt er helemaal niet meer op hun aanbellen gereageerd. Zuchtend strompelen ze door, de TU-wijk in, op zoek naar onderdak. Moeder wijst plots in de verte. Daar onder het rood-geel verlichte dak van dat bezinestation. Kunnen ze daar niet overnachten? Ze lopen erheen en installeren zich onder een paar meegebrachte dekens.

Midden in de nacht gilt moeder het opeens uit.

,,Het is begonnen!”

Vader schiet overeind en rent naar de krantenstandaard bij het winkeltje van het pompstation. Hij grijpt een stapel oude kranten en vult er een teiltje mee dat hij bij één van de pompen heeft gevonden. Net op tijd, want hij heeft het bedje nog niet klaar of moeder bevalt luid kreunend van een zoon.

Een paar passerende jongelui op brommertjes houden halt en slaan het tafereeltje nieuwsgierig gade. Vanuit de richting van het Cultureel Centrum komt een drietal keurig geklede heren aan wandelen. Ze mompelen onderling wat en wijzen omhoog naar het TU-logo dat hoog boven het pompstation op het Elektrotechniekgebouw schittert. Het drietal loopt doelbewustop mijn ouders af en zinkt voor hen op de knieën. ,,Wij zijn de wijzen van het college van bestuur”, zegt de voorste.

,,Vergeef ons dat we in onze haast slechts enkele simpele cadeaus voor u en uw kind hebben kunnen verzamelen.”

Ze overhandigen mijn moeder een trui, een mok en een vulpen met het TU-logo.

,,We hoorden dat er een kind is geboren dat de toekomst van de wereld gaat bepalen en willen hem graag van harte welkom heten op de TU”, spreekt de voorste weer.

De heren vertrekken, laten mijn ouders in verwondering achter.

Ik schrik wakker als de huisdeur dichtslaat. Mijn huisgenote Ilse komt binnen en slaakt een gil. ,,Barend! Wat doe jij hier?” Ze kijkt me even aan. ,,Je ziet er niet uit. Ben je ziek?”

Ik schud mijn hoofd. ,,Ik ben gewoon wat brak van een feestje gisteren”, verzin ik.

Even later komt ook Jaap thuis. Hij organiseert samen met Ilse ons millennium-huisfeest en is blij verrast een extra hulp aan te treffen.

,,Gezellig. We hadden je pas vanavond terug verwacht. Kom je helpen?”, vraagt hij.

Ik schud van nee. ,,Sorry, ik heb het vandaag druk. Ik moet, eh, solliciteren voor een baantje.”

Ilse lacht: ,,Solliciteren! Vanavond vergaat de wereld, of loopt op zijn minst de economie vast door de Y2K-bug. Ik zou maar genieten, zo lang het kan.”

Ze sleept Jaap achter zich aan naar de deur. ,,Kom Jaap, drank inslaan.”

,,En verdere feestbenodigdheden”, vult Jaap met een knipoog in mijn richting aan.


2 illustratie: Victor Lemstra

Als ze weg zijn, zet ik koffie en probeer mijn gedachten van de afgelopen week en mijn droom van vannacht op een rijtje te krijgen. Wat is een visioen, wat is een roeping? Ik heb het gevoel dat ‘iets’ mij ervan probeert te overtuigen dat mij een grootsere taak wacht dan het afronden mijn studie. Ik probeer de gedachte van me af te schudden en loop naar een spiegel. Met mijn bleke, ingevallen gezicht lijk ik verdomd wel op Jezus.

,,Dag Messias”, zeg ik. Mijn spiegelbeeld lacht me uit.

,,Maar stel je voor”, spreek ik mezelf toe, ,,dat ik toevallig wel degene ben die de mensheid vanaf morgen opnieuw richting moet geven? Mag ik dat idee wel negeren?” Mijn spiegelbeeld lacht niet meer.

,,Dit millennium telt nog maar één dag”, denk ik. Een koude rilling trekt langs mijn rug. ,,Eén dag om te beslissen of ik van het volgende millennium wat bijzonders ga maken. Of om te beslissen dat ik gewoon doormodder.”

Ik ga naar mijn kamer en zet de computer aan. Als in een trance tik ik. Brief na brief. Als ik ze uitprint, durf ik ze al niet meer te lezen. Mijn huur heb ik opgezegd, mijn studie stopgezet. Ik heb mijn ouders laten weten voorlopig op reis te zijn en mijn beste vrienden gevraagd om een beetje begrip. Mijn laatste brief is aan Nelson Mandela gericht. Zijn adres stond warempel op het internet. Of het goed is dat ik bij hem langskom. Ik heb hem wat te vragen over hoe je dat eigenlijkaanpakt, de wereld verbeteren.

Net als ik de brieven ga posten, komen Jaap en Ilse thuis. Ilse duwt een boodschappenwagen vol kratten en chips. Jaap draagt een grote zak vuurwerk. Ilse vraagt: ,,Sollicitatie af? Je hebt je cv toch zeker wel wat opgeleukt?”

,,Tuurlijk”, zeg ik, ,,ik heb de millenniumfeestcommissie er ook maar bijgezet. Dat mag, want ik kom jullie zo helpen.” Inwendig lach ik. Cv! Mijn leven moet nog beginnen, en wel per morgen.

Mijn maag knijpt zich samen als ik de brieven in de brievenbus tegenover ons huis gooi. Mijn keuze is definitief. Zo gemakkelijk gaat dat dus. Alles wat je nodig hebt om Redder te worden is een droom en een beetje durf.

De avond vliegt voorbij. Ik ben er met mijn gedachten niet bij. Als we vlak voor twaalven de straat opgaan, sta ik strak van de spanning. Ik word niet teleurgesteld: het millennium sluipt niet via de achterdeur binnen. Het komt met een dreun, met een oerknal. Ik staar recht voor me uit in een zich opnieuw vormend heelal. Groene, roze en gele ontploffingen volgen elkaar in hoog tempo op. Tussen deze supernova’s door schieten helwitte, huilende kometen. Dit is astronomie voor gevorderden. Zo voelt het dus, om Uitverkoren te zijn. Door tijd en ruimte op weg naar de te redden planeet.


3 illustratie: Victor Lemstra

,,Gaat-ie Barend?”, klinkt er vanuit een ver sterrenstelsel, ergens naast me. ,,Moet je zien. Eén groot zwart gat, man. De hele brievenbus opgeblazen met die bom. Wreed!”

Door de stem gewekt, voel ik nu de harde, koude ondergrond, waar ik op lig. Ik krabbel overeind en kijk nu in het stralende gelaat van een dronken Jaap. Overal om me heen zwarte snippers en halfverbrande enveloppen. Het duurt even voordat ik alles op een rijtje heb. Dan besef ik het. Mijn sollicitatie naar de functie van Messias ligt verbrand op straat. Mijn roeping is verloren, want een tweede maal zal ik niet solliciteren. Dat staat vast. Wat me nu nog rest is een leven vol middelmatigheid.

Jaap kijkt me nog steeds grijnzend aan, wacht op een complimentje als een kwispelende hond met een stuk broek in zijn bek.

,,Rund”, bijt ik hem toe.

Hij grinnikt en raapt een stuk kaart voor me op. ,,Hier, voor jou.”

De late kerstkaart is voor de familie Boxman bestemd, maar de kerstgroet is in de knal verloren gegaan. Samen met de helft van de kerststal op de voorkant van de kaart. De os en de ezel staren in een zwarte leegte.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.