De opleiding materiaalkunde (3mE) introduceert het nieuwe vak Materials for Sport Applications en denkt hiermee in een groeiende behoefte te voorzien. “Op deze manier hopen we jongeren te interesseren voor de techniek achter de sport.”
Sport is tegenwoordig big business. Niet alleen worden er miljoenen geïnvesteerd in nieuwe fietsen, zwempakken en ski’s voor topsporters, ook voor recreanten komt er een steeds breder en gespecialiseerder assortiment op de markt.
Materiaaldeskundigen onderzoeken welke materialen moeten worden gebruikt om sportartikelen geschikt te maken voor verschillende doelgroepen. “Bij het ontwikkelen van sportattributen voor topsporters probeer je meestal een hogere snelheid, een grotere stijfheid, en een lagere massa te bewerkstelligen. Als je producten voor recreanten ontwikkelt, probeer je er eerder voor te zorgen voor een lagere prijs, minder onderhoud en duurzaamheid.”
Aan het woord is dr.ir. Martin Strangwood die woensdag 9 april zijn eerste college gaf in het nieuwe vak aan de TU: Materials in Sport Applications. Strangwood houdt zich op de Universiteit van Birmingham al jaren bezig met dit thema. Op Nederlandse universiteiten is dit vak echter nieuw.
Strangwood denkt in een groeiende behoefte te voorzien. Er zijn veel aerodynamica-experts, sportpsychologen en werktuigbouwkundigen die sportattributen optimaliseren, maar er zijn slechts weinig materiaaldeskundigen die gespecialiseerd zijn op dit gebied. “Daarnaast willen we de studie materiaalwetenschappen natuurlijk graag aantrekkelijk maken voor studenten. Jongeren voelen zich vaak sterk aangesproken door sport omdat ze er zelf veel mee bezig zijn. Op deze manier hopen we hen te interesseren voor de techniek achter de sport en voor een carrière in de materiaalkunde.”
Otto den Braver, die zelf tijdens zijn master BioMedical Engineering een nieuwe schaats ontwikkelde, bevestigt de uitspraken van Strangwood. Sinds hij eind 2007 afstudeerde, begeleidt Den Braver studenten werktuigbouwkunde bij hun bacheloronderzoek. “Reken maar dat studenten het gaaf vinden om onderzoek te doen naar het verbeteren van sportprestaties”, vertelt hij. “Het is lekker concreet en niet zo stoffig. ‘Kunnen we echt een doorbraak bereiken met ons bacheloronderzoek?’ Dat is altijd het eerste wat de studenten vragen als ze bij mij komen.”
Studenten hopen dat een sport door hun bijdrage naar een hoger niveau getild wordt. Ze hopen dat hun uitvinding net zoveel publiciteit oplevert als de klapschaats of het haaienpak. Voor de universiteit valt er op dit vlak ook wel wat te halen. Den Braver: “De universiteit moet zich natuurlijk voornamelijk bezighouden met maatschappelijk relevante vragen, zoals milieu, de ontwikkeling van nanotechnologie en gezondsheidszorg, maar onderzoek naar sport biedt de mogelijkheid om aan de buitenwereld te laten zien wat we hier allemaal kunnen. Reken maar dat het je internationale tv-minuten oplevert als je op de Olympische Spelen een of ander topproduct laat zien. Bij sport gaat het uiteindelijk om de medailles. Die leveren mooie publiciteit op.”
Den Braver pleit ervoor om het onderzoek op het gebied van sport structureler aan te pakken. “Materiaalkunde is de eerste opleiding die dat doet, maar als je echt wilt scoren, moet je ook andere faculteiten erbij betrekken. Er komt heel wat kijken bij de ontwikkeling van bijvoorbeeld een nieuwe schaats. Bij de studentenonderzoeken die ik nu begeleid, hebben we te maken met werktuigbouw, materiaalkunde, lucht- en ruimtevaart en biomedische technologie. Al die disciplines moeten samenwerken, wil je tot topproducten komen.”
Of er uiteindelijk een volwaardige opleiding sport en techniek aan de TU komt, valt echter nog te bezien. Volgens drs. Nienke Nieuwpoort, die bekijkt of er mogelijkheden zijn een dergelijke richting op te zetten, zit het er voorlopig in ieder geval nog niet in: “Op dit moment heeft dit thema voor de TU geen prioriteit.”
Martin Strangwood blijft echter positief. “Je moet ergens beginnen”, lacht hij. “Dit vak is een goede start.”
Sport is tegenwoordig big business. Niet alleen worden er miljoenen geïnvesteerd in nieuwe fietsen, zwempakken en ski’s voor topsporters, ook voor recreanten komt er een steeds breder en gespecialiseerder assortiment op de markt.
Materiaaldeskundigen onderzoeken welke materialen moeten worden gebruikt om sportartikelen geschikt te maken voor verschillende doelgroepen. “Bij het ontwikkelen van sportattributen voor topsporters probeer je meestal een hogere snelheid, een grotere stijfheid, en een lagere massa te bewerkstelligen. Als je producten voor recreanten ontwikkelt, probeer je er eerder voor te zorgen voor een lagere prijs, minder onderhoud en duurzaamheid.”
Aan het woord is dr.ir. Martin Strangwood die woensdag 9 april zijn eerste college gaf in het nieuwe vak aan de TU: Materials in Sport Applications. Strangwood houdt zich op de Universiteit van Birmingham al jaren bezig met dit thema. Op Nederlandse universiteiten is dit vak echter nieuw.
Strangwood denkt in een groeiende behoefte te voorzien. Er zijn veel aerodynamica-experts, sportpsychologen en werktuigbouwkundigen die sportattributen optimaliseren, maar er zijn slechts weinig materiaaldeskundigen die gespecialiseerd zijn op dit gebied. “Daarnaast willen we de studie materiaalwetenschappen natuurlijk graag aantrekkelijk maken voor studenten. Jongeren voelen zich vaak sterk aangesproken door sport omdat ze er zelf veel mee bezig zijn. Op deze manier hopen we hen te interesseren voor de techniek achter de sport en voor een carrière in de materiaalkunde.”
Otto den Braver, die zelf tijdens zijn master BioMedical Engineering een nieuwe schaats ontwikkelde, bevestigt de uitspraken van Strangwood. Sinds hij eind 2007 afstudeerde, begeleidt Den Braver studenten werktuigbouwkunde bij hun bacheloronderzoek. “Reken maar dat studenten het gaaf vinden om onderzoek te doen naar het verbeteren van sportprestaties”, vertelt hij. “Het is lekker concreet en niet zo stoffig. ‘Kunnen we echt een doorbraak bereiken met ons bacheloronderzoek?’ Dat is altijd het eerste wat de studenten vragen als ze bij mij komen.”
Studenten hopen dat een sport door hun bijdrage naar een hoger niveau getild wordt. Ze hopen dat hun uitvinding net zoveel publiciteit oplevert als de klapschaats of het haaienpak. Voor de universiteit valt er op dit vlak ook wel wat te halen. Den Braver: “De universiteit moet zich natuurlijk voornamelijk bezighouden met maatschappelijk relevante vragen, zoals milieu, de ontwikkeling van nanotechnologie en gezondsheidszorg, maar onderzoek naar sport biedt de mogelijkheid om aan de buitenwereld te laten zien wat we hier allemaal kunnen. Reken maar dat het je internationale tv-minuten oplevert als je op de Olympische Spelen een of ander topproduct laat zien. Bij sport gaat het uiteindelijk om de medailles. Die leveren mooie publiciteit op.”
Den Braver pleit ervoor om het onderzoek op het gebied van sport structureler aan te pakken. “Materiaalkunde is de eerste opleiding die dat doet, maar als je echt wilt scoren, moet je ook andere faculteiten erbij betrekken. Er komt heel wat kijken bij de ontwikkeling van bijvoorbeeld een nieuwe schaats. Bij de studentenonderzoeken die ik nu begeleid, hebben we te maken met werktuigbouw, materiaalkunde, lucht- en ruimtevaart en biomedische technologie. Al die disciplines moeten samenwerken, wil je tot topproducten komen.”
Of er uiteindelijk een volwaardige opleiding sport en techniek aan de TU komt, valt echter nog te bezien. Volgens drs. Nienke Nieuwpoort, die bekijkt of er mogelijkheden zijn een dergelijke richting op te zetten, zit het er voorlopig in ieder geval nog niet in: “Op dit moment heeft dit thema voor de TU geen prioriteit.”
Martin Strangwood blijft echter positief. “Je moet ergens beginnen”, lacht hij. “Dit vak is een goede start.”
Comments are closed.