Campus

‘Het debat over het waterbeleid in Nederland moet veel scherper’

Het het begrip ‘bouwen met de natuur’ is een dogma onder beleidsmakers. Dat vinden hoogleraar integrale waterbouwkunde prof.dr.ir. Bas Jonkman en hoogleraar waterveiligheid prof.dr.ir. Matthijs Kok die 23 mei hun intreeredes hielden.


Jullie volgen beiden dijkenexpert prof. Han Vrijling op. Vrijling hield niet zo van het nieuwe adagium in de waterbouw; ‘bouwen met de natuur’. Hij is meer van de harde infrastructuur. Verhoog de dijken gewoon, dan krijg je de meeste bang voor je buck, vertelde hij eerder aan Delta. Gaan jullie een andere koers inzetten?


Jonkman: “Ik denk dat we wel meer dan Vrijling onderzoek gaan doen naar die zachte kant van de waterbouwkunde, het bouwen met de natuur. Het is een nieuwe aanpak die interessant kan zijn. Maar we zijn het wel met hem eens dat het begrip ‘bouwen met de natuur’ een dogma onder beleidsmakers aan het worden is. Zodra dijken dreigen over te lopen, roepen ze dat er meer ruimte voor de rivier moet komen.”


Kok: “Naast de voordelen moeten de nadelen van ingrepen, zoals het verruimen van de rivierbeddingen, veel beter onderzocht worden. Het beheer van de uiterwaarden bijvoorbeeld. Wie gaat dat doen? En het effect die de maatregelen hebben op de sedimentatie is ook nog onduidelijk. Er wordt vaak te makkelijk over gedacht. Er moet veel meer scherpte in het debat komen.”


Zien jullie een kentering plaatsvinden in waterbouwkunde?


Jonkman: “De discussie over waterbeheer heeft zich enorm verbreed. Behalve over veiligheid wordt er nu ook veel gesproken over ecologie en over meerlaagsveiligheid. (Het idee dat je niet alleen dijken inzet ter verdediging tegen het water maar dat je ook investeert in evacuatieplannen en de aanleg van terpen, red. Tvd). De discussies over meerlaagsveiligheid blijven hangen in oneliners. Ik heb berekend dat het een paar honderd miljoen euro kost om Almere te voorzien van terpen. Nou de plannen waren meteen van tafel.”


Kok: “Meerlaagsveiligheid is vaak niet rendabel in de Nederlandse context. We zouden willen dat er wat meer werd gerekend om de maatschappelijke zin en onzin uit elkaar te halen. Neem nou bijvoorbeeld ook de Zandmotor. Waarom zouden we die willen? Wat draagt die bij aan de veiligheid?”


Jonkman: “De Zandmotor is iconisch. Mensen willen nu eenmaal iets te zien hebben.”


Maar je moet zo’n zandmotor toch aanleggen om te kunnen onderzoeken of hij werkt?


Kok: “Het had mijn voorkeur gehad als het plan van te voren al wat meer was bestudeerd, met name de bijdrage ervan aan de reductie van overstromingsrisico’s. Maar goed, op een gegeven moment is het een politieke realiteit.”


In de jaren zeventig werd de laatste hand gelegd aan de Deltawerken. Sindsdien zijn er geen grote werken meer gerealiseerd. Gaan de komende decennia wel weer spannend worden?


Jonkman: “We moeten 1200 kilometer dijken langs de rivieren versterken. Eigenlijk zelfs veel meer. Als we de opgaven voor piping (een proces waarbij de dijk door kwel wordt aangetast, red. TvD) en nieuwe normen erbij optellen voldoet ongeveer 2000 kilometer dijk niet meer aan de veiligheidseisen. Dat is een enorme opgave. Zeker omdat we het hier hebben over dijken die door dorpjes en natuurgebieden lopen. Ik voorzie dat er een Deltaplan voor de dijken komt.”


Kok: “Er is wel geld beschikbaar voor al deze maatregelen, maar per kilometer dijk minder dan in het verleden. Dat betekent dat we veel moeten nadenken over innovaties. Denk aan dijken met parkeergarages erin, of windmolens erop. Dat zijn interessante uitdagingen.”


Jonkman: “De overheid wil de probabilistische benadering van dijkenbeheer bovendien in de wet verankeren. Dat betekent dat de nadruk niet meer zal liggen op hoe hoog dijken moeten zijn, maar op hun algehele faalkans. Daarbij zal dus ook rekening gehouden moeten worden met piping. Het betekent ook dat waterschappen veel meer vrijheid krijgen. Het maakt niet uit wat ze met de dijk doen – of ze hem verbreden, verhogen, er een parkeergarage inzetten of er windmolens op plaatsen – zolang ze maar voldoen aan de risiconormen. Dit zal de creativiteit enorm stimuleren.”


Kok: “De vraag naar kennisoverdracht neemt hierdoor toe. Dat merken wij nu al. We krijgen veel verzoeken voor onderzoek van waterschappen.”




Kunnen jullie wat spannende onderzoeken noemen waar jullie mee bezig zijn?


Jonkman: “We hebben een voorstel ingediend om samen met ecologen, bestuurskundigen en baggeraars onderzoek te doen naar een ‘bouwen met de natuur project’ waarbij we schorren, slikken en kwelders voor de dijken creëren.

“In Texas denken we mee aan een nieuwe grote stormvloedkering. En samen met een Chinese promovendus en een verzekeraar onderzoek ik het dijkensysteem van Shanghai. Binnen onze groep hebben we veel Chinezen. Ik zou het interessant vinden om samen met hen aan projecten in China te werken nadat ze zijn gepromoveerd.”


Kok: “Hier op de campus onderzoeken we de betrouwbaarheid van noodgrepen. Op het terrein van Technopolis is een proefpolder aangelegd waar we zandzakken testen. Over de betrouwbaarheid van deze maatregelen is nog weinig bekend”


Jonkman: “Het duurt twintig tot dertig jaar voordat we dijken op orde hebben. Tot die tijd moeten we ons ook bezighouden met noodmaatregelen. In Nederland zijn we op watergebied de beste van de wereld, maar we zijn toch nog niet goed genoeg.”




 

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.