Zondagavond, de sneltrein van Amsterdam naar Dordrecht. Ik blader lusteloos door het spoorwegmagazine Rails, waarnaast ik per ongeluk ben neergeploft.
Als de trein tot stilstand komt, kijk ik op uit de zouteloze clichés van schertscolumnist Mart Smeets. Den Haag HS. Het perron staat vol met Delftenaren, op weg naar huis na een weekendje in de provincie.
Een roodharige jongen met een bril en een onsmakelijke krentenbaard komt de coupé binnen, worstelend met een kolossale weekendtas. Hij zet zich op de bank schuin tegenover mij, kruipt helemaal naar het venster en gaat korzelig naar het zwarte glas zitten turen. Stiekem observeert hij mijn spiegelbeeld, maar zodra dat terugkijkt slaat hij z’n ogen neer.
‘Ik ken dat gezicht’, denk ik. ‘Verrek, het is die stukkiesschrijver van Delta, hoeheetie, Harry van de Pol. Die heeft toch altijd zulke kordate verhalen over het heuse studentenleven? Had-ie laatst niet van die ferme taal tegen weekendkaarthouders? En over ‘ware studenten’, ‘van het goeie soort’, die door de week ‘groots en meeslepend’ in de trein zitten? Kijk ‘m nou es zitten, met mammies wasje! Het mag dan wel zondag wezen, maar het vervoer van die grootse tas is beslist een meeslepende onderneming, daar is geen woord van gelogen.
Ik wil hem juist aanspreken, als de coupédeur ruw wordt opengesmeten. ,,Knorruh!”, brullen drie intellectuelen die elkaar aan hun das de wagon insleuren. ,,Hee jongus desuh lui sijn vast bij papa ’n mama guweest! Wuh gaan hier eff’ sittuh. Gusellig!”
Zelf hebben de heren het weekend vermoedelijk elders doorgebracht. De staat van hun colbertjes wijst op groots en meeslepend feesten, en aan de halfvolle bierglazen te zien zijn ze de jolijt nog lang niet beu. Tot mijn vreugde scharen ze zich rond Van de Pol, die zich in dit gezelschap vast thuis zal voelen.
Niets blijkt minder waar. De kampioen van de weekkaart, naar eigen zeggen toch ‘nooit te beroerd voor een goed glas bier’, zit er eerder wat bedremmeld bij, wanneer zijn studentikoze vrienden hun glazen in moeders wasgoed legen. Pas als we Delft binnenrijden laten de ballen hun slachtoffer met rust. De gaafste man van studerend Nederland, afgezeken door aangeschoten eerstejaars, kijkt sip naar zijn plunjezak. ‘Altijd in voor een goeie studentengrap’, jaja.
Bij het verlaten van de trein leg ik bemoedigend een arm om zijn schouder. ,,Kop op Harry, bier vlekt niet.” Van de Pol oogt alsof-ie elk moment in tranen kan uitbarsten. ,,Ik weet wel wat het is met jou, Harry. Jij bent zo’n jongen die nooit bij het Corps durfde, maar er zijn leven lang van blijft dromen. Altijd maar brallerige verhalen vertellen, terwijl je weet dat je er niet bij hoort.”
,,Harry, ik zal je wat verklappen: een zijden scheet wordt nooit een hard keuteltje.” De koning van Lorre friemelt aan zijn fietssleutels. Zo dadelijk vraagt-ie me nog of-ie naarhuis mag. ,,Kom”, zeg ik, ,,dan gaan we een biertje drinken, in een gewone kroeg, zonder enge studenten.” Maar nee, Van de Pol wil liever naar zijn kamertje op de Korvezeestraat. Vlug onder de wol, fijn dromen, en morgen weer vroeg naar school.
Zondagavond, de sneltrein van Amsterdam naar Dordrecht. Ik blader lusteloos door het spoorwegmagazine Rails, waarnaast ik per ongeluk ben neergeploft. Als de trein tot stilstand komt, kijk ik op uit de zouteloze clichés van schertscolumnist Mart Smeets. Den Haag HS. Het perron staat vol met Delftenaren, op weg naar huis na een weekendje in de provincie.
Een roodharige jongen met een bril en een onsmakelijke krentenbaard komt de coupé binnen, worstelend met een kolossale weekendtas. Hij zet zich op de bank schuin tegenover mij, kruipt helemaal naar het venster en gaat korzelig naar het zwarte glas zitten turen. Stiekem observeert hij mijn spiegelbeeld, maar zodra dat terugkijkt slaat hij z’n ogen neer.
‘Ik ken dat gezicht’, denk ik. ‘Verrek, het is die stukkiesschrijver van Delta, hoeheetie, Harry van de Pol. Die heeft toch altijd zulke kordate verhalen over het heuse studentenleven? Had-ie laatst niet van die ferme taal tegen weekendkaarthouders? En over ‘ware studenten’, ‘van het goeie soort’, die door de week ‘groots en meeslepend’ in de trein zitten? Kijk ‘m nou es zitten, met mammies wasje! Het mag dan wel zondag wezen, maar het vervoer van die grootse tas is beslist een meeslepende onderneming, daar is geen woord van gelogen.
Ik wil hem juist aanspreken, als de coupédeur ruw wordt opengesmeten. ,,Knorruh!”, brullen drie intellectuelen die elkaar aan hun das de wagon insleuren. ,,Hee jongus desuh lui sijn vast bij papa ’n mama guweest! Wuh gaan hier eff’ sittuh. Gusellig!”
Zelf hebben de heren het weekend vermoedelijk elders doorgebracht. De staat van hun colbertjes wijst op groots en meeslepend feesten, en aan de halfvolle bierglazen te zien zijn ze de jolijt nog lang niet beu. Tot mijn vreugde scharen ze zich rond Van de Pol, die zich in dit gezelschap vast thuis zal voelen.
Niets blijkt minder waar. De kampioen van de weekkaart, naar eigen zeggen toch ‘nooit te beroerd voor een goed glas bier’, zit er eerder wat bedremmeld bij, wanneer zijn studentikoze vrienden hun glazen in moeders wasgoed legen. Pas als we Delft binnenrijden laten de ballen hun slachtoffer met rust. De gaafste man van studerend Nederland, afgezeken door aangeschoten eerstejaars, kijkt sip naar zijn plunjezak. ‘Altijd in voor een goeie studentengrap’, jaja.
Bij het verlaten van de trein leg ik bemoedigend een arm om zijn schouder. ,,Kop op Harry, bier vlekt niet.” Van de Pol oogt alsof-ie elk moment in tranen kan uitbarsten. ,,Ik weet wel wat het is met jou, Harry. Jij bent zo’n jongen die nooit bij het Corps durfde, maar er zijn leven lang van blijft dromen. Altijd maar brallerige verhalen vertellen, terwijl je weet dat je er niet bij hoort.”
,,Harry, ik zal je wat verklappen: een zijden scheet wordt nooit een hard keuteltje.” De koning van Lorre friemelt aan zijn fietssleutels. Zo dadelijk vraagt-ie me nog of-ie naarhuis mag. ,,Kom”, zeg ik, ,,dan gaan we een biertje drinken, in een gewone kroeg, zonder enge studenten.” Maar nee, Van de Pol wil liever naar zijn kamertje op de Korvezeestraat. Vlug onder de wol, fijn dromen, en morgen weer vroeg naar school.
Comments are closed.