Gabon, een oliestaatje ter grootte van Frankrijk aan de westkust van Afrika, wordt in de geschiedenis slechts genoemd als doorvoerplaats voor de slavenhandel.
Pas veertig jaar geleden is het op de kaart komen te staan door de olievoorraden die er werden aangetroffen. Dat is dan ook de reden dat ik hier verzeild ben geraakt – ik loop stage bij Shell Gabon.
Men spreekt hier Frans en ik (nog) niet zo goed. Toen ik hier aankwam, was er in het hotel waar ik zou verblijven niets geregeld (Shell-medewerkers werken net als bij de TU Delft netjes langs elkaar heen, ik voelde me gelijk thuis). Ik wilde graag de chef spreken en vroeg: ‘Sje veus parlee avek le manager (op z’n Frans), ziel voes plajt.’ Bleek dus dat ik om de werkster had gevraagd.
Shell exploiteert hier het Rabi-veld, het grootste olieveld ten zuiden van de evenaar, dat midden in de jungle is gesitueerd. Het Shell-kamp zit in Gamba, tweehonderd kilometer verderop aan de kust. Materiaal en personeel worden per boot of vliegtuig aangevoerd. Met het vliegtuig naar je werk is beter dan in de file staan, maar is zeker met turbulentie niet de meest ontspannen manier om te forensen.
Over het expat-leven bestaan veel vooroordelen: het zou decadent en neokolonialistisch zijn. Dat vond ik nog wel meevallen. Natuurlijk, het Shell-kamp zou niet onderdoen voor een goed geoutilleerd Centerparks, maar vergeet niet dat er wel driehonderd mensen wonen zonder uitgaansmogelijkheden. Zo beschikt de président directeur géneral (!) over een eigen speedboot en kun je na het werk een balletje slaan op de achttien-hole-golfcourse. Dat zijn nog eens secundaire arbeidsvoorwaarden!
Het expat-leven is nog het best te vergelijken met het leven in een commune: je komt steeds dezelfde mensen tegen en iedereen werkt voor de geelrode schelp. Contractors, werknemers van door Shell ingehuurde bedrijven, zijn de enige andere westerlingen die je hier zult tegenkomen. Ze verblijven in een veel soberder kamp, maar zij hebben een disco. Die is vooral geliefd vanwege de lokale dames die de eenzaamheid wat draaglijker proberen te maken. Er komen dan ook niet alleen contractors.
Uiteraard zijn er mensen die nooit het kamp uitkomen, maar de meesten proberen in het weekend uitstapjes te maken. Voor de avonturier is er genoeg te doen, van jungletochten tot zeevissen. We praten dan wel over het betere ‘Rex Hunt fishing adventure%! Je kunt hier enorme vissen uit het water trekken, die je dan vervolgens %s avonds op je eigen bounty-strandje boven een kampvuurtje roostert.
Naast muggen stikt het hier ook van de olifanten en nijlpaarden. Zo%n omgeving vraagt om sterke verhalen. Zo heb ik de twijfelachtige eer gehad om op een slang te gaan staan. Deze had zich in het squash court genesteld en helaas zag ik hem over het hoofd. Veel verstand heb ik niet van die beesten, maar om het zekere voor het onzekere te nemen heb ik hem maar uit zijn lijden verlost. Achteraf bleek het om een groenemamba te gaan, een zeer giftige slang. Een ongeluk zit soms letterlijk in een klein hoekje.
Bjorn de Mönnink
Student Technische Aardwetenschappen
Men spreekt hier Frans en ik (nog) niet zo goed. Toen ik hier aankwam, was er in het hotel waar ik zou verblijven niets geregeld (Shell-medewerkers werken net als bij de TU Delft netjes langs elkaar heen, ik voelde me gelijk thuis). Ik wilde graag de chef spreken en vroeg: ‘Sje veus parlee avek le manager (op z’n Frans), ziel voes plajt.’ Bleek dus dat ik om de werkster had gevraagd.
Shell exploiteert hier het Rabi-veld, het grootste olieveld ten zuiden van de evenaar, dat midden in de jungle is gesitueerd. Het Shell-kamp zit in Gamba, tweehonderd kilometer verderop aan de kust. Materiaal en personeel worden per boot of vliegtuig aangevoerd. Met het vliegtuig naar je werk is beter dan in de file staan, maar is zeker met turbulentie niet de meest ontspannen manier om te forensen.
Over het expat-leven bestaan veel vooroordelen: het zou decadent en neokolonialistisch zijn. Dat vond ik nog wel meevallen. Natuurlijk, het Shell-kamp zou niet onderdoen voor een goed geoutilleerd Centerparks, maar vergeet niet dat er wel driehonderd mensen wonen zonder uitgaansmogelijkheden. Zo beschikt de président directeur géneral (!) over een eigen speedboot en kun je na het werk een balletje slaan op de achttien-hole-golfcourse. Dat zijn nog eens secundaire arbeidsvoorwaarden!
Het expat-leven is nog het best te vergelijken met het leven in een commune: je komt steeds dezelfde mensen tegen en iedereen werkt voor de geelrode schelp. Contractors, werknemers van door Shell ingehuurde bedrijven, zijn de enige andere westerlingen die je hier zult tegenkomen. Ze verblijven in een veel soberder kamp, maar zij hebben een disco. Die is vooral geliefd vanwege de lokale dames die de eenzaamheid wat draaglijker proberen te maken. Er komen dan ook niet alleen contractors.
Uiteraard zijn er mensen die nooit het kamp uitkomen, maar de meesten proberen in het weekend uitstapjes te maken. Voor de avonturier is er genoeg te doen, van jungletochten tot zeevissen. We praten dan wel over het betere ‘Rex Hunt fishing adventure%! Je kunt hier enorme vissen uit het water trekken, die je dan vervolgens %s avonds op je eigen bounty-strandje boven een kampvuurtje roostert.
Naast muggen stikt het hier ook van de olifanten en nijlpaarden. Zo%n omgeving vraagt om sterke verhalen. Zo heb ik de twijfelachtige eer gehad om op een slang te gaan staan. Deze had zich in het squash court genesteld en helaas zag ik hem over het hoofd. Veel verstand heb ik niet van die beesten, maar om het zekere voor het onzekere te nemen heb ik hem maar uit zijn lijden verlost. Achteraf bleek het om een groenemamba te gaan, een zeer giftige slang. Een ongeluk zit soms letterlijk in een klein hoekje.
Bjorn de Mönnink
Student Technische Aardwetenschappen
Comments are closed.