Campus

Goede reputatie doet TU stijgen in ranking

De TU Delft doet het uitzonderlijk goed in de vorige week verschenen toonaangevende universiteitsranglijst QS-Ranking. De universiteit staat in twee vakgebieden in de top tien: ‘Architecture’ (3) en ‘Civil Engineering’ (4). In tien vakgebieden behoort de TU tot de top 50 van de wereld.

In juni vorig jaar verscheen de algemene QS ranking. Daarin steeg de TU Delft van plaats 62 naar 54. De lijst die vorige week verscheen is de zogenaamde World University Rankings by Subjects. Hierin worden 1130 universiteiten gerangschikt in 48 vakgebieden. De TU Delft heeft een notatie gekregen in veertien vakgebieden.

Het Britse, in onderwijs gespecialiseerde bedrijf, Quacquarelli Symonds (QS) stelt de ranglijst samen op basis van wetenschappelijke reputatie, reputatie van alumni bij werkgevers, citaties per wetenschappelijk artikel en de H-index (een andere maat voor wetenschappelijke output).

Architectuur en civiele techniek springen in het oog. Op die twee vakgebieden doet de TU het erg goed.

 

De top 3 in de categorie Architectuur ziet er dit jaar hetzelfde uit als in 2017, met het Massachusetts Institute of Technology bovenaan, gevolgd door University College Londen en op drie de TU Delft. De goede prestatie van de TU Delft is vooral toe te schrijven aan de H-index. Daarvoor krijgt de universiteit een score van 97 procent.

Civiele Techniek moet het hebben van zijn academische reputatie, daarmee behaalt het een score van 96,6 procent van de maximaal te behalen punten. Vorig jaar stond civiele techniek nog op plaats zeven.

Stijgers en dalers
Stijgers en dalers

Opvallende stijgers zijn de vakgebieden chemical engineering, electrical engineering, mechanical engineering en material science. Een opvallende daling is te zien bij earth science.

  • Electrical engineering is door de jaren heen vrij stabiel. Het ging van plek 31 in 2016 naar 39 het jaar erop en staat nu op 32. Electrical engineering dankt zijn score aan de vele onderzoekers die in dat veld werken met een hoge H-index (91%). Deze onderzoekers publiceren veel en worden veel geciteerd.
  • Chemical engineering is behoorlijk aan het jojoën. In 2016 stond chemical engineering nog op plaats 6. Vorig jaar op 24 en nu op 18. Ook bij deze vakgroep telt vooral diens academische reputatie (90,4%) mee voor de relatief hoge score.
  • Ook mechanical engineering en material science moeten het vooral van hun wetenschappelijke reputatie hebben, 92,4% respectievelijk 89.7%. Vorig jaar stond mechanical engineering op plek 18, nu op positie 13. Material science steeg van 33 naar 24.
  • Earth science daalde van plek 34 vorig jaar naar positie 40 dit jaar. De laagste score behaalt deze vakgroep bij het kopje reputatie van alumni bij werkgevers  79%. Al moet gezegd dat de veertigste plek onder 1130 universiteiten lang geen slechte score is.

Over de hele linie doet Nederland het slecht
De meeste Nederlandse universiteiten dalen in de wereldwijde QS Rankings, die voor de helft op de reputatie van universiteiten is gebaseerd. De TU Delft klimt naar plaats 54 en passeert de Universiteit van Amsterdam.

Helemaal bovenaan in de QS Rankings, met ‘lichtjaren’ voorsprong op de concurrentie, staat het Amerikaanse MIT (Massachusetts Institute of Technology). De eveneens Amerikaanse Stanford, Harvard en Caltech staan op twee, drie en vier. Dan volgen vier Britse universiteiten, waaronder Cambridge en Oxford.

Dit jaar zijn Delft en Eindhoven de enige universiteiten die in de ranking zijn opgeklommen, al is het maar een paar plaatsen. Groningen bleef staan op plaats 113 en de andere zijn enigszins gezakt.

De ranglijst is grotendeels gebaseerd op meningen
Voor zijn jaarlijkse ranglijst gebruikt QS naar eigen zeggen de meningen van 70 duizend ‘individuals in the higher education space’. Dat zijn wetenschappers en docenten, maar misschien ook managers en andere betrokkenen. Daarnaast geven zo’n dertigduizend werkgevers antwoord op de vraag van welke universiteit zij de meest “competente, innovatieve en effectieve afgestudeerden” werven.

Alles bij elkaar (40 procent plus 10 procent) zorgen deze enquêtes voor de helft van de score in de ranglijst. Overige criteria zijn het aantal studenten per staflid, de impact van wetenschappelijke artikelen en de internationalisering van het hoger onderwijs (zowel onder studenten als medewerkers).

Alle ranglijsten krijgen kritiek, omdat ze van zoiets complex als de academische wereld met slechts een paar criteria een eenvoudig lijstje proberen te maken, maar vooral de QS-ranglijst kwam enkele jaren geleden onder vuur te liggen. Het is de vraag waar de respondenten vandaan worden gehaald. Er zouden zelfs respondenten betaald worden om de enquête in te vullen.

De grote nadruk op reputatie werkt misschien in het nadeel van Nederlandse universiteiten, zeker nu de mening van buitenlandse werkgevers even zwaar weegt als die van werkgevers in eigen land: voorheen kregen die laatsten iets meer gewicht.

Wageningen is bijvoorbeeld nummer één in het domein landbouw, terwijl de universiteit wereldwijd op nummer 124 staat. De academische reputatie en de bekendheid onder werkgevers zijn niet zo hoog.

Ter vergelijking, in de ranglijst van Times Higher Education (acht Nederlandse universiteiten in de top honderd) weegt de reputatie van universiteiten voor een derde mee. In de Shanghai Ranking (drie Nederlandse universiteiten in de top honderd) weegt het aantal Nobelprijzen van medewerkers en afgestudeerden mee, maar niet de reputatie.

Tomas van Dijk  / HOP, Bas Belleman

 

Redacteur Tomas van Dijk

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

tomas.vandijk@tudelft.nl

Comments are closed.