De verschillen tussen mannelijke en vrouwelijke wetenschappers op de werkvloer zijn zorgelijk, vindt de minister. Maar het is aan universiteiten zelf om die ongedaan te maken.
De ongelijkheid tussen mannen en vrouwen in de wetenschap is de wereld nog niet uit, concludeerde het Landelijk Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren vorige maand. Vrouwelijke wetenschappers met kinderen krijgen, ongeacht of zij fulltime of parttime werken, vijf procent minder onderzoekstijd dan hun mannelijke collega die vader is. Ook geven vrouwen aan dat ze minder onderzoeksmiddelen, reisbudget of assistentie krijgen. Het gaat om kleine verschillen die in de loop van de carrière tot grote ongelijkheid kunnen optellen, aldus de onderzoekers.
Dat is zorgelijk, schrijft minister Van Engelshoven in antwoord op Kamervragen, maar ze ziet geen aanleiding voor nader onderzoek. Ze vindt dat iedere wetenschapper gelijke kansen moet krijgen en daar moeten universiteiten zelf op toezien. Als instellingen de onbewuste vooroordelen herkennen die tot de genoemde verschillen leiden, kunnen ze de wetenschappers objectiever gaan waarderen en belonen.
Universiteiten en onderzoeksfinancier NWO denken momenteel na over nieuwe manieren van belonen. Wetenschappers worden nu te veel beoordeeld op het aantal publicaties, de hoogte van de impactfactor en het aantal binnengehaalde beurzen. Een nieuwe manier van belonen biedt ook perspectieven om de (verborgen) verschillen in de invulling en omstandigheden van werk en arbeidsvoorwaarden te veranderen, aldus Van Engelshoven.
HOP, Inge Schouten
Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?
redactie@hogeronderwijspersbureau.nl
Comments are closed.