Onderwijs

‘Geen ingrijpende veranderingen in allocatiemodel voor 2010’

Bij de verdeling van de eerste geldstroom voor 2010 krijgen de faculteiten ‘geen extra grote veranderingen over zich uitgestort’. Dat beloofde voorzitter Dirk Jan van den Berg van het college van bestuur (cvb) donderdag 9 april tijdens een vergadering met de ondernemingsraad (or) en de studentenraad (sr).

Wel wordt volgens hem gekeken naar de positie van faculteiten als Bouwkunde en CiTG die de meeste studenten hebben en financieel het hardst achteruit zijn gegaan.

 Het allocatiemodel voor 2010 wordt door de or gezien als ‘reparatiemodel’ op weg naar het nieuwe model dat per 2011 gaat gelden. Van den Berg beloofde dat het nieuwe model voor iedereen inzichtelijk moet zijn en redelijk voor de exploitatie van de faculteiten. Er komt dan niet elk jaar een geheel andere verdeling. Hoe het model eruit komt te zien, is nog onduidelijk, omdat onbekend is hoe het ministerie van OCW de gelden gaat verdelen.

Or-lid Danko Roozemond pleitte voor meerjarige investeringsplannen en -vooruitzichten met daarin scenario’s voor een meevallende en tegenvallende eerste geldstroom. Van den Berg onderschreef dat in scenario’s gedacht moet worden omdat de geldstromen fluctueren. Hij benadrukte dat de TU nu ‘aan de negatieve kant’ zit, in tegenstelling met 2005 en 2006. Toen groeide het eigen vermogen aan doordat de financiering bij de overgang naar het bama-systeem voor de TU Delft gunstig uitpakte. “We waren daardoor ruimlevend.” In de jaren erna bleef de geldstroom achter bij die goede jaren. De mooie plannen die er nu volop zijn, worden volgens Van den Berg daarom nu onderworpen aan een ‘reality check’.

Van den Berg was het niet eens met Roozemond die stelde dat het lijkt dat een faculteit minder geld uit de eerste geldstroom krijgt toegewezen als die meer gelden van bijvoorbeeld NWO weet aan te trekken. “De tweede en derde geldstroom is het gevolg van wat je dankzij de eerste geldstroom kunt aantrekken. Minder eerste geldstroom betekent dan minder tweede en derde geldstroom en dat is zorgelijk.”

Promovenda Marjolein van Esch liep een jaar vertraging op met haar promotieonderzoek bij stedenbouwkunde en bouwtechnologie.

“Het viel me meteen op dat er water in de lift stond. Raar eigenlijk dat je in een lift stapt waar water in staat. In mijn kamer op de vijfde etage kwam veel water naar beneden druppelen. Ik probeerde nog een aantal maquettes van anderen te redden door die ergens anders te leggen.
Toen de stroom was uitgevallen, liep ik langs de zesde verdieping naar de secretaresse. Een collega ging weg, omdat er rook uit het koffieapparaat kwam. Net op dat moment ging het brandalarm. Ik dacht: zal ik nog wat spulletjes pakken, maar ik volgde netjes het ontruimingsprotocol. Een collega had nog haar harde schijf meegenomen en ik dacht: dat had ik ook nog wel kunnen doen. Pas toen een politieagent zei dat de derde tot en met de elfde verdieping in brand stond, besefte ik dat ik alles kwijt was. Ik had daar een gewone computer en een rekencomputer voor mijn onderzoek naar windhinder door gebouwen. Mijn back-up lag op die kamer. Daar heb ik nu wel van geleerd. Uiteindelijk was ik alle data van een jaar kwijt. Zware berekeningen moesten opnieuw. Ik was behoorlijk van slag.
Al snel kreeg ik een plekje bij Civiele Techniek in een zaal met veel afstudeerders. Ze houden zich netjes stil, maar er lopen veel mensen in en uit, het zijn kleine plekken en er is weinig daglicht. Concentratie is een probleem.
Van een collega kreeg ik een goed advies: twee keer per week nieuwe dingen doen en 2,5 keer per week wat inhalen. Maar soms heb ik wat motivatieproblemen. In het begin twijfelde ik of ik door zou gaan, maar ik heb nu zwart op wit dat ik een jaar extra de tijd krijg. De doorslag gaf dat het zonde was: wanneer krijg je nou de kans om iets tot op de bodem uit te zoeken? Ik had ook nog veel dingen in mijn hoofd zitten en het is wel superleuk onderzoek.”

 Het allocatiemodel voor 2010 wordt door de or gezien als ‘reparatiemodel’ op weg naar het nieuwe model dat per 2011 gaat gelden. Van den Berg beloofde dat het nieuwe model voor iedereen inzichtelijk moet zijn en redelijk voor de exploitatie van de faculteiten. Er komt dan niet elk jaar een geheel andere verdeling. Hoe het model eruit komt te zien, is nog onduidelijk, omdat onbekend is hoe het ministerie van OCW de gelden gaat verdelen.

Or-lid Danko Roozemond pleitte voor meerjarige investeringsplannen en -vooruitzichten met daarin scenario’s voor een meevallende en tegenvallende eerste geldstroom. Van den Berg onderschreef dat in scenario’s gedacht moet worden omdat de geldstromen fluctueren. Hij benadrukte dat de TU nu ‘aan de negatieve kant’ zit, in tegenstelling met 2005 en 2006. Toen groeide het eigen vermogen aan doordat de financiering bij de overgang naar het bachelor-mastersysteem voor de TU Delft gunstig uitpakte. “We waren daardoor ruimlevend.” In de jaren erna bleef de geldstroom achter bij die goede jaren. De mooie plannen die er nu volop zijn, worden volgens Van den Berg daarom nu onderworpen aan een ‘reality check’.

Van den Berg was het niet eens met Roozemond die stelde dat het lijkt alsof een faculteit minder geld uit de eerste geldstroom krijgt toegewezen als die meer gelden van bijvoorbeeld NWO weet aan te trekken. “De tweede en derde geldstroom is het gevolg van wat je dankzij de eerste geldstroom kunt aantrekken. Minder eerste geldstroom betekent dan minder tweede en derde geldstroom en dat is zorgelijk.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.