Serieus geschokt was ik. Hoe konden ze nou zo stellig beweren dat ze in ieder geval wilden trouwen en kinderen krijgen? Zelfs dat ze jong moeder wilden worden.
We waren 18 of 19. We studeerden amper een jaar in Delft. Ik had geëmancipeerdere vrouwen verwacht in deze omgeving. Waarom zou je . of all things – techniek gaan studeren als je later van plan was luiers te gaan verschonen? Waren ze soms echt alleen naar Delft gekomen om een kerel met een goede toekomst aan de haak te slaan?
Het enige dat ik destijds zeker wist, was dat ik iets wilde bereiken. Respect wilde afdwingen met een diploma van een gerespecteerde universiteit. In aanmerking wilde komen voor interessante, uitdagende banen. Mijn ouders hadden de kans niet gehad om te studeren. Dat het een voorrecht was, was er bij mij van jongs af aan ingeramd. De meeste ouders van mijn jaarclubgenoten hadden wel gestudeerd. Ook de moeders. En die moeders waren allemaal gestopt met werken op het moment dat de kinderen ten tonele waren verschenen. Mijn vriendinnen roemden – net als ik . onze moeders die altijd hadden klaargestaan met een kopje thee als we uit school kwamen. Precies zo wilden zij er later voor hun eigen kinderen zijn.
Ik kon het allemaal niet rijmen met de vijf jaar blokken voor een ir-titel die we nog voor de boeg hadden. Ik was er op die leeftijd nog nooit mee bezig geweest of ik kinderen wilde. Ik had andere zaken aan mijn hoofd. Ik zag mezelf later met een helm op in een bouwput staan of aan een Indonesische rijsttafel zitten op een baggerschip. Hoe mijn privé-leven er later uit zou zien, daar had ik geen beeld van (nog steeds niet trouwens).
Maar terwijl ik na een drastische carriÈreswitch nog lang niet ben waar ik zou willen zijn, hebben mijn vriendinnen hun zaakjes prima voor elkaar. Ze werkten zich de eerste jaren na het afstuderen tien slagen in de rondte, kwamen op verantwoordelijke posities terecht, kochten samen met hun vriendje een huis, trouwden, kregen kinderen en gingen slechts één dagje minder werken.
Afgelopen weekend trouwde de laatste van mijn jaarclubgenoten. Zoals we ook bij al die eerdere bruiloften deden, zongen we lieve, spottende liedjes over onze zojuist van achternaam veranderde vriendin. Deze keer werd er door de rest nog een extra liedje achteraan geplakt: ‘We zijn er bijna, we zijn er bijna, …alleen nog Marie-Jose!’ Ik ben de enige die nog geen echtgenoot gevonden heeft. Maar niet alleen op dat vlak ben ik een eenzame dissident. Ik ben . al die vroege ambities ten spijt – ook de enige die de techniek de rug toe heeft gekeerd. Mijn vriendinnen hebben hun eigen dromen over man en kinderen én de mijne van toen over een maatschappelijke carriÈre volledig waargemaakt.
Op de laatste bruiloft keek ik tijdens het zingen van de flauwe liedjes weer eens goed om me heen. Wat een prachtvrouwen allemaal. Stuk voor stuk hoog gewaardeerde echtgenoten, moeders én ingenieurs. En we zijn pas 32. Apetrots ben ik.
Marie-José Kleef is freelance journalist. Ze studeerde civiele techniek aan de TU Delft.
Serieus geschokt was ik. Hoe konden ze nou zo stellig beweren dat ze in ieder geval wilden trouwen en kinderen krijgen? Zelfs dat ze jong moeder wilden worden. We waren 18 of 19. We studeerden amper een jaar in Delft. Ik had geëmancipeerdere vrouwen verwacht in deze omgeving. Waarom zou je . of all things – techniek gaan studeren als je later van plan was luiers te gaan verschonen? Waren ze soms echt alleen naar Delft gekomen om een kerel met een goede toekomst aan de haak te slaan?
Het enige dat ik destijds zeker wist, was dat ik iets wilde bereiken. Respect wilde afdwingen met een diploma van een gerespecteerde universiteit. In aanmerking wilde komen voor interessante, uitdagende banen. Mijn ouders hadden de kans niet gehad om te studeren. Dat het een voorrecht was, was er bij mij van jongs af aan ingeramd. De meeste ouders van mijn jaarclubgenoten hadden wel gestudeerd. Ook de moeders. En die moeders waren allemaal gestopt met werken op het moment dat de kinderen ten tonele waren verschenen. Mijn vriendinnen roemden – net als ik . onze moeders die altijd hadden klaargestaan met een kopje thee als we uit school kwamen. Precies zo wilden zij er later voor hun eigen kinderen zijn.
Ik kon het allemaal niet rijmen met de vijf jaar blokken voor een ir-titel die we nog voor de boeg hadden. Ik was er op die leeftijd nog nooit mee bezig geweest of ik kinderen wilde. Ik had andere zaken aan mijn hoofd. Ik zag mezelf later met een helm op in een bouwput staan of aan een Indonesische rijsttafel zitten op een baggerschip. Hoe mijn privé-leven er later uit zou zien, daar had ik geen beeld van (nog steeds niet trouwens).
Maar terwijl ik na een drastische carriÈreswitch nog lang niet ben waar ik zou willen zijn, hebben mijn vriendinnen hun zaakjes prima voor elkaar. Ze werkten zich de eerste jaren na het afstuderen tien slagen in de rondte, kwamen op verantwoordelijke posities terecht, kochten samen met hun vriendje een huis, trouwden, kregen kinderen en gingen slechts één dagje minder werken.
Afgelopen weekend trouwde de laatste van mijn jaarclubgenoten. Zoals we ook bij al die eerdere bruiloften deden, zongen we lieve, spottende liedjes over onze zojuist van achternaam veranderde vriendin. Deze keer werd er door de rest nog een extra liedje achteraan geplakt: ‘We zijn er bijna, we zijn er bijna, …alleen nog Marie-Jose!’ Ik ben de enige die nog geen echtgenoot gevonden heeft. Maar niet alleen op dat vlak ben ik een eenzame dissident. Ik ben . al die vroege ambities ten spijt – ook de enige die de techniek de rug toe heeft gekeerd. Mijn vriendinnen hebben hun eigen dromen over man en kinderen én de mijne van toen over een maatschappelijke carriÈre volledig waargemaakt.
Op de laatste bruiloft keek ik tijdens het zingen van de flauwe liedjes weer eens goed om me heen. Wat een prachtvrouwen allemaal. Stuk voor stuk hoog gewaardeerde echtgenoten, moeders én ingenieurs. En we zijn pas 32. Apetrots ben ik.
Marie-José Kleef is freelance journalist. Ze studeerde civiele techniek aan de TU Delft.
Comments are closed.