Met de formule van ir. Reinder Bil is een lijk op de bodem van een rivier een stuk beter terug te vinden. Hij studeerde er vorige week op af.
Lijken in het water worden in Nederland meestal opgespoord door snuffelende honden aan het wateroppervlak. Die zijn getraind om bij een snufje lijkenlucht te gaan blaffen. Maar in de praktijk kan de plek waar het lijk op de bodem ligt tot honderden meters verwijderd zijn van waar de hond begint te blaffen. Stroming en wind verspreiden de geur op onbekende wijze.
Althans, tot voor kort. Want met de formule die Reinder Bil ontwikkelde, kan de plek waar het lijk ligt tot op enkele meters berekend worden. Bil studeerde vorige week af op dit onderwerp bij de sectie vloeistofmechanica van Civiele Techniek en Geowetenschappen.
De nieuwe methode maakt nog steeds gebruik van een politiehond als verklikker. Een team vaart met de hond een keer stroomopwaarts en stroomafwaarts over het water en noteert zo precies mogelijk de plek waar de hond aanslaat. Uit die twee punten en de diepte van het water is precies te berekenen hoever stroomopwaarts het lijk op de bodem ligt. De belangrijkste bron van onnauwkeurigheid in de uitkomst is volgens Reinder Bil de bepaling van het punt waar de hond reageert.
Bil probeerde zijn methode uit met politieteams. Ze gebruikten een kledingstuk van een drenkeling als ‘lokaas’. De precisie van de methode schat afstudeerbegeleider dr.ir. Wim Uijttewaal op ongeveer tien meter. Dat is een hele verbetering, want zonder de terugrekentruc zit men er niet zelden honderd meter naast of vindt het lijk helemaal niet terug. Naar schatting wordt ongeveer een op de tien lijken onder water teruggevonden.
Merkwaardig genoeg hangt de verspreiding van de lijkengeur niet af van de stroomsnelheid. Uijttewaal legt uit dat een snellere stroming de geur niet alleen sneller stroomafwaarts verspreidt, maar er ook voor zorgt dat door intensievere menging de geur sneller naar boven komt. Netto heffen beide effecten elkaar op.
De formule gaat uit van een recht en open kanaal met een constante stroomsnelheid. Daarvoor is de verspreiding van de lijkengeur nu bekend. Voor gekromde waterwegen, meren en andere complex gevormde waterpartijen zal de verspreiding numeriek of experimenteel vastgesteld moeten worden.
Tijdens de proeven werden de posities waar de hond aansloeg met gps vastgelegd. De politie gaat dit in de dregpraktijk nu ook doen, zegt Leendert Amersfoort van de KLPD. Tot nu toe is de methode Bil nog niet in praktijk getoetst, maar als het helpt om drenkelingen sneller boven water te krijgen, is Amersfoort ervoor om de nieuwe zoekstrategie bij het nieuw opgerichte landelijk dregteam in te voeren.
Lijken in het water worden in Nederland meestal opgespoord door snuffelende honden aan het wateroppervlak. Maar in de praktijk kan de plek waar het lijk op de bodem ligt tot honderden meters verwijderd zijn van waar de hond begint te blaffen. (Foto: Reinder Bil)
Lijken in het water worden in Nederland meestal opgespoord door snuffelende honden aan het wateroppervlak. Die zijn getraind om bij een snufje lijkenlucht te gaan blaffen. Maar in de praktijk kan de plek waar het lijk op de bodem ligt tot honderden meters verwijderd zijn van waar de hond begint te blaffen. Stroming en wind verspreiden de geur op onbekende wijze.
Althans, tot voor kort. Want met de formule die Reinder Bil ontwikkelde, kan de plek waar het lijk ligt tot op enkele meters berekend worden. Bil studeerde vorige week af op dit onderwerp bij de sectie vloeistofmechanica van Civiele Techniek en Geowetenschappen.
De nieuwe methode maakt nog steeds gebruik van een politiehond als verklikker. Een team vaart met de hond een keer stroomopwaarts en stroomafwaarts over het water en noteert zo precies mogelijk de plek waar de hond aanslaat. Uit die twee punten en de diepte van het water is precies te berekenen hoever stroomopwaarts het lijk op de bodem ligt. De belangrijkste bron van onnauwkeurigheid in de uitkomst is volgens Reinder Bil de bepaling van het punt waar de hond reageert.
Bil probeerde zijn methode uit met politieteams. Ze gebruikten een kledingstuk van een drenkeling als ‘lokaas’. De precisie van de methode schat afstudeerbegeleider dr.ir. Wim Uijttewaal op ongeveer tien meter. Dat is een hele verbetering, want zonder de terugrekentruc zit men er niet zelden honderd meter naast of vindt het lijk helemaal niet terug. Naar schatting wordt ongeveer een op de tien lijken onder water teruggevonden.
Merkwaardig genoeg hangt de verspreiding van de lijkengeur niet af van de stroomsnelheid. Uijttewaal legt uit dat een snellere stroming de geur niet alleen sneller stroomafwaarts verspreidt, maar er ook voor zorgt dat door intensievere menging de geur sneller naar boven komt. Netto heffen beide effecten elkaar op.
De formule gaat uit van een recht en open kanaal met een constante stroomsnelheid. Daarvoor is de verspreiding van de lijkengeur nu bekend. Voor gekromde waterwegen, meren en andere complex gevormde waterpartijen zal de verspreiding numeriek of experimenteel vastgesteld moeten worden.
Tijdens de proeven werden de posities waar de hond aansloeg met gps vastgelegd. De politie gaat dit in de dregpraktijk nu ook doen, zegt Leendert Amersfoort van de KLPD. Tot nu toe is de methode Bil nog niet in praktijk getoetst, maar als het helpt om drenkelingen sneller boven water te krijgen, is Amersfoort ervoor om de nieuwe zoekstrategie bij het nieuw opgerichte landelijk dregteam in te voeren.
Lijken in het water worden in Nederland meestal opgespoord door snuffelende honden aan het wateroppervlak. Maar in de praktijk kan de plek waar het lijk op de bodem ligt tot honderden meters verwijderd zijn van waar de hond begint te blaffen. (Foto: Reinder Bil)
Comments are closed.