Campus

Flamboyante, soms grillige vormen

Ze maakten wand- en plafonddecoraties, meubilair, glas-in-lood, zilverwerk en aardewerk. Ze deden aan grafische vormgeving, maar onderwezen ook aan de faculteit Bouwkunde van de toenmalige Polytechnische School.

Drie Delftse docenten-kunstenaars staan centraal in een tentoonstelling over Delftse Art Nouveau.

Vanaf omstreeks 1890 kwam in diverse Europese landen een nieuwe stijl tot ontwikkeling die bekend is geworden onder de naam Art Nouveau of Jugendstil. Kenmerkend voor deze stijl zijn de aan de bloemen-, planten- en dierenwereld ontleende golvende lijnen, uitgevoerd in flamboyante en soms grillige vormen. Eigentijdse symboliek (stoomschepen) en een nationaal karakter (klederdracht) zijn andere herkenningspunten van deze kunstvorm.

In ons land heeft een sobere variant van deze ‘kronkelstijl’ van omstreeks 1895 tot circa 1905 een kort bestaan gekend. Naast Amsterdam en Den Haag was Delft een belangrijk centrum. Daar droeg de faculteit Bouwkunde van de Polytechnische School (nu TU Delft) bij aan de vernieuwingen in de bouwdecoratieve kunst en andere toegepaste kunsten. De hiervoor verantwoordelijke docenten waren Adolf le Comte (1850-1921), Karel Sluyterman (1863-1931) en Bram Gips (1861-1943).

,,Zij oefenden in de periode 1870-1930 grote invloed uit op het bouwdecoratief onderwijs in Delft en daarbuiten”, zegt kunsthistoricus Jos Hilkhuysen, samensteller van de expositie. De conservator van het Legermuseum doet al meer dan tien jaar onderzoek naar de Delftse ‘nieuwe kunst’.

Prikkelen

De connectie met bouwkunde vindt Hilkhuysen moeilijk uit te leggen. ,,Bijzonder is natuurlijk dat ze alledrie dezelfde opvattingen hadden en er onderling weinig discussie was over het bouwdecoratief onderwijs op Bouwkunde”, zegt hij. ,,Opmerkelijk was het lage aantal studenten. Tussen 1880 en 1900 studeerde er gemiddeld een student per jaar af.”

De expositie verduidelijkt hun opvattingen over kunstonderwijs en laat zien hoe de Sluytermancollectie aan de TU Delft is ontstaan. Dit is voor zover bekend de enige nog bestaande studiecollectie in het bezit van het Nederlandse onderwijs.

De drie waren eigenlijk kunstenaars die met één been in het onderwijs stonden. Het onderwijs bestond uit theorie (kunstgeschiedenis en ornamentleer) en praktijk (handtekenen en boetseren).

Ze wilden hun studenten originele voorwerpen laten bestuderen, in plaats van de gebruikelijke gipsafgietsels en reproducties. ,,Ze waren ervan overtuigd dat authentiek materiaal de beste leerstof leverde”, zegt de kunsthistoricus. Daarom legden ze een collectie aan van voornamelijk zeventiende en achttiende eeuwse bouwfragmenten en gebruiksvoorwerpen. Le Comte begon met de verzameling, maar vooral Sluyterman breidde de studiecollectiesterk uit. ,,Le Comte richtte zijn collegezaal daarom in als een oudhollandse kamer. De sfeer moest prikkelen tot betere prestaties.”

Alleskunners

Naast delen van de Sluytermancollectie is eigen werk van de drie kunstenaars te zien op de tentoonstelling. Topstukken zijn een zilveren art nouveau servies, het sectielaardewerk ‘De Lusthof’ en de stijlkamers in Hollandse Renaissance en functioneel-constructieve stijl. ,,Bij sectielaardewerk wordt een figuur niet doormidden gesneden als bij tegels, maar wordt er om de figuren heen gesneden, zodat ze intact blijven”, aldus Hilkhuysen.

De drie kunstenaars waren alleskunners en op vele terreinen van de toegepaste kunsten werkzaam, maar hadden ieder hun eigen specialismen. Le Comte, volgens Hilkhuysen de centrale figuur in Delft, was vooral specialist in aardewerk en glas-in-lood. Sluyterman had voorkeur voor wanddecoraties en zilversmeedkunst en Gips specialiseerde zich in grafische vormgeving en reclame-affiches. Hij is verantwoordelijk voor vele boekomslagen voor onder andere de Delftse studentenalmanak en ander studentenwerk. Le Comte ontwierp een gevelfries met art nouveau elementen voor studentensociëteit Phoenix van het Delftse Studenten Corps.

De tentoonstelling is vormgegeven door speciaal gemaakte groene houten poortjes met sierlijke art nouveau-vormen. ,,De aankleding is afgeleid van de expositiestand van Nederland op de wereldtentoonstelling in Parijs in 1900”, zegt Hilkhuysen. De Delftse aardewerkfabriek De Porceleyne Fles won op die tentoonstelling met de door Le Comte ontwikkelde sectieltegeltechniek de hoogste onderscheiding.

Delftse Art Nouveau, onderwijs en ontwerp 1880 % 1914. Van 8 juni tot 1 oktober 2001 in het Techniek Museum Delft. In het kader van de tentoonstelling vindt een aantal lezingen plaats. Deze worden gehouden op vier zondagmiddagen in juni en september op verschillende locaties.

Ze maakten wand- en plafonddecoraties, meubilair, glas-in-lood, zilverwerk en aardewerk. Ze deden aan grafische vormgeving, maar onderwezen ook aan de faculteit Bouwkunde van de toenmalige Polytechnische School. Drie Delftse docenten-kunstenaars staan centraal in een tentoonstelling over Delftse Art Nouveau.

Vanaf omstreeks 1890 kwam in diverse Europese landen een nieuwe stijl tot ontwikkeling die bekend is geworden onder de naam Art Nouveau of Jugendstil. Kenmerkend voor deze stijl zijn de aan de bloemen-, planten- en dierenwereld ontleende golvende lijnen, uitgevoerd in flamboyante en soms grillige vormen. Eigentijdse symboliek (stoomschepen) en een nationaal karakter (klederdracht) zijn andere herkenningspunten van deze kunstvorm.

In ons land heeft een sobere variant van deze ‘kronkelstijl’ van omstreeks 1895 tot circa 1905 een kort bestaan gekend. Naast Amsterdam en Den Haag was Delft een belangrijk centrum. Daar droeg de faculteit Bouwkunde van de Polytechnische School (nu TU Delft) bij aan de vernieuwingen in de bouwdecoratieve kunst en andere toegepaste kunsten. De hiervoor verantwoordelijke docenten waren Adolf le Comte (1850-1921), Karel Sluyterman (1863-1931) en Bram Gips (1861-1943).

,,Zij oefenden in de periode 1870-1930 grote invloed uit op het bouwdecoratief onderwijs in Delft en daarbuiten”, zegt kunsthistoricus Jos Hilkhuysen, samensteller van de expositie. De conservator van het Legermuseum doet al meer dan tien jaar onderzoek naar de Delftse ‘nieuwe kunst’.

Prikkelen

De connectie met bouwkunde vindt Hilkhuysen moeilijk uit te leggen. ,,Bijzonder is natuurlijk dat ze alledrie dezelfde opvattingen hadden en er onderling weinig discussie was over het bouwdecoratief onderwijs op Bouwkunde”, zegt hij. ,,Opmerkelijk was het lage aantal studenten. Tussen 1880 en 1900 studeerde er gemiddeld een student per jaar af.”

De expositie verduidelijkt hun opvattingen over kunstonderwijs en laat zien hoe de Sluytermancollectie aan de TU Delft is ontstaan. Dit is voor zover bekend de enige nog bestaande studiecollectie in het bezit van het Nederlandse onderwijs.

De drie waren eigenlijk kunstenaars die met één been in het onderwijs stonden. Het onderwijs bestond uit theorie (kunstgeschiedenis en ornamentleer) en praktijk (handtekenen en boetseren).

Ze wilden hun studenten originele voorwerpen laten bestuderen, in plaats van de gebruikelijke gipsafgietsels en reproducties. ,,Ze waren ervan overtuigd dat authentiek materiaal de beste leerstof leverde”, zegt de kunsthistoricus. Daarom legden ze een collectie aan van voornamelijk zeventiende en achttiende eeuwse bouwfragmenten en gebruiksvoorwerpen. Le Comte begon met de verzameling, maar vooral Sluyterman breidde de studiecollectiesterk uit. ,,Le Comte richtte zijn collegezaal daarom in als een oudhollandse kamer. De sfeer moest prikkelen tot betere prestaties.”

Alleskunners

Naast delen van de Sluytermancollectie is eigen werk van de drie kunstenaars te zien op de tentoonstelling. Topstukken zijn een zilveren art nouveau servies, het sectielaardewerk ‘De Lusthof’ en de stijlkamers in Hollandse Renaissance en functioneel-constructieve stijl. ,,Bij sectielaardewerk wordt een figuur niet doormidden gesneden als bij tegels, maar wordt er om de figuren heen gesneden, zodat ze intact blijven”, aldus Hilkhuysen.

De drie kunstenaars waren alleskunners en op vele terreinen van de toegepaste kunsten werkzaam, maar hadden ieder hun eigen specialismen. Le Comte, volgens Hilkhuysen de centrale figuur in Delft, was vooral specialist in aardewerk en glas-in-lood. Sluyterman had voorkeur voor wanddecoraties en zilversmeedkunst en Gips specialiseerde zich in grafische vormgeving en reclame-affiches. Hij is verantwoordelijk voor vele boekomslagen voor onder andere de Delftse studentenalmanak en ander studentenwerk. Le Comte ontwierp een gevelfries met art nouveau elementen voor studentensociëteit Phoenix van het Delftse Studenten Corps.

De tentoonstelling is vormgegeven door speciaal gemaakte groene houten poortjes met sierlijke art nouveau-vormen. ,,De aankleding is afgeleid van de expositiestand van Nederland op de wereldtentoonstelling in Parijs in 1900”, zegt Hilkhuysen. De Delftse aardewerkfabriek De Porceleyne Fles won op die tentoonstelling met de door Le Comte ontwikkelde sectieltegeltechniek de hoogste onderscheiding.

Delftse Art Nouveau, onderwijs en ontwerp 1880 % 1914. Van 8 juni tot 1 oktober 2001 in het Techniek Museum Delft. In het kader van de tentoonstelling vindt een aantal lezingen plaats. Deze worden gehouden op vier zondagmiddagen in juni en september op verschillende locaties.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.