Campus

Feel good-water

We moeten als de bliksem en massaal aan de duurzame hervulbare waterfles. Utopie? Vijf TBM’ers hebben een mooi plan dat donderdag, de Dag van de Duurzaamheid, kan worden beloond met twintigduizend euro.

Als ze winnen, merk je dat binnenkort via je Facebook- en Twitter-account. Van allerlei mensen uit je netwerk krijg je dan de melding dat ze alwéér hun waterfles hebben bijgevuld. Dat zij dus lekker duurzaam bezig zijn.
Tijd voor uitleg, want hoe rijm je water, flesjes, duurzaamheid en sociale netwerken? En waar komt die twintigduizend euro vandaan?  “Van Nudge, een duurzame bv die een wedstrijd had uitgeschreven”, vertelt zesdejaars Techniek, Bestuur en Management (TBM) Frank Pijnenborg (24). “Ze willen laten zien dat duurzaamheid en producten die daarop zijn gebaseerd zonder subsidie, dus via een normaal bedrijf gestalte kunnen krijgen,” vult Robert van Rooij (23), ook zesdejaars TBM, aan.

De uitdaging waarvoor de deelnemers werden geplaatst was groot: verzin iets om het half miljoen plastic flesjes dat dagelijks wordt verbruikt terug te dringen. “Die belasten het milieu. Je moet ze maken, transporteren, vullen, als afval ophalen en verwerken of recyclen. Vaak zit er bronwater in en dat wordt zo heel milieuonvriendelijk”, aldus Pijnenborg.

Dat probleem sprak Pijnenborg, Van Rooij en hun studiegenoten Robbert Weijers (23), Jeroen Vrouenraets (22) en Michiel Degen (21) wel aan: in de marge van de studie meedoen aan wedstrijdjes is een hobby van ze. “We wonen in een huis met uitsluitend TBM’ers en al anderhalf jaar brainstormen we elke week een dagdeel over wedstrijden waaraan we kunnen meedoen”, legt Pijnenborg uit. En deze wedstrijd –Nudge Waterwars – was perfect. Van Rooij: “Typisch een vraagstuk dat past bij onze studie: een technisch probleem met een sociaal aspect.”

Het kwintet wilde niet het zoveelste duurzame, hervulbare en afwasbare flesje maken. “Die zijn echt milieuvriendelijk. We hebben er zelf allemaal een en ze vallen bij iedereen die ze ziet in de smaak”, is Pijnenborgs ervaring. “ Mensen vinden de flesjes zelf cool en toch …. Niet heel Nederland loopt er mee”.

“Wij willen de link leggen tussen de flesjes, de gebruikers, de tappunten en de bekendheid.” En daarmee kwamen ze uit bij sociale netwerken. “Mensen moeten het leuk gaan vinden hun flesje te vullen. Dat kan door er een chip aan te maken die wordt gescand bij het tappunt en dan aan je netwerk doorgeeft dat je je flesje vult. Dat geeft jou een goed gevoel én je omgeving krijgt een signaal”, analyseert Pijnenborg. Dat het zo werkt, weten ze uit een enquête. “Van de ondervraagden wilde 95 procent duurzamer zijn dan ze nu zijn en 70 procent wilde zijn duurzame gedrag delen.”

Tot donderdag 11 november kan er op hun idee worden gestemd. Ze hebben concurrentie van twee plannen voor een voorlichtingscampagne en (weer) een duurzame fles. Pijnenborg en Van Rooij hebben al een plan voor de besteding van het geld. “Eerst steken we het in het uitbouwen van het aantal tappunten, maar we verdienen het meteen terug door ze te verkopen aan gemeenten en bedrijven als Prorail of een winkelcentrum. Vervolgens steken we het geld in ict: het ontwikkelen van chips en readers en het integreren van het systeem in onder meer Twitter en Facebook.”

Het aantal variaties op hun concept is onbegrensd, denken ze. “Een bedrijf kan zich ermee profileren als milieuvriendelijk. Als ondernemers in de buurt een tappunt adopteren en in ruil daarvoor data van de gebruikers krijgen, kunnen ze aanbiedingen op maat doen voor kortingsacties en dergelijke”, stelt Van Rooij. Pijnenborg: “Denk aan het tanken van je elektrische auto, een chip op biologisch vlees en ga zo maar door.” 

www.nudge.nl
www.nudge.nl/waterwars

WIE ZIJN PAUL RULLMANN EN MICHAEL VAN LITH?
Paul Rullmann (1948) is lid van het college van bestuur (cvb). Hij studeerde sociologie. Vanaf 1975 vervulde Rullmann functies in het hbo. Hij werkte vanaf 1990 bij de HBO-raad. In 1995 stapte hij over naar de Hogeschool Haarlem, waar hij in 2000 lid werd van het cvb. Sinds mei 2002 is hij lid van het cvb. Naast zijn portefeuille onderwijs is hij beheerder van de universiteitsdienst.
Michael van Lith (21) is voorzitter van de studentenraad (sr) en Oras-fractievoorzitter in de VSSD Ledenraad. Hij werd in 1987 geboren in Oss en woonde tussen 1995 en 2002 in Tokio. In 2005 haalde hij zijn vwo-diploma. Sindsdien studeert hij aan de TU luchtvaart- en ruimtevaarttechniek. Naast zijn studie roeide hij bij Proteus-Eretes, was hij onder meer commissielid bij studievereniging Leonardo da Vinci en studentenchauffeur.

De TU heeft het financieel lastig. Kunnen we de nood enigszins lenigen door in de RAS-maanden te schrappen?
Rullmann: “De middelen krimpen en wij willen een goede en sterke universiteit blijven. Dus moeten we opnieuw nadenken over waar onze prioriteiten liggen. Dan kijk je naar alles, zoals efficiënt onderwijs en faciliteiten. Daar horen ook de RAS-maanden bij. Maar het is zeker niet het eerste waar je aan denkt.”
Van Lith: “Ik ben het met Paul eens wat betreft efficiëntie, bijvoorbeeld een onderwijsvorm die beter past bij de student van nu, maar ook financieel voordeliger is. Specifiek over de RAS-maanden: daar krijgt de TU er heel veel voor terug. Bij open dagen en voorlichtingsdagen zie je geweldige studentenprojecten zoals de Plakkies, Nuna, Formula Student. Reken maar dat ze daar RAS-maanden voor hebben gekregen. Als je aan de RAS-maanden zit, zijn de gevolgen heel groot.”
Rullmann: “Wij zien het belang van ontplooiing via RAS-maanden. Daar leer je veel van en dat is nuttig. Tot op zekere hoogte. Maar als je kijkt naar het lage rendement in de bachelorfase en hoeveel jaren het kost om het diploma te halen, dan vind ik dat de balans wat is doorgeslagen. Na vier jaar bachelor is 22 procent van de studenten gediplomeerd en gemiddeld duurt een master 7,2 jaar. Je moet een betere verhouding vinden tussen wat je buiten je studie doet en wat erbinnen.”
Van Lith: “Ik kan het hier natuurlijk niet mee eens zijn. Als je ziet waar bedrijven waarde aan hechten, dan zijn dat absoluut ook de activiteiten naast de studie.”

Is er andere ontplooiing waar eventueel het mes in kan?
Rullmann: “Dat is niet de benadering die ik wil kiezen. Je moet het breder bekijken. Neem bijvoorbeeld het onderwijs. We hebben gelukkig een ruime keuze aan minors, maar sommige trekken maar een paar studenten. Kunnen we dat ons nog wel permitteren? Als er zes studenten zitten, zeg ik: laat het niet doorgaan, het moeten er minstens twintig zijn.”
Van Lith: “Ik vind het logisch dat je kijkt naar de minors als je efficiëntie wilt verhogen, maar sommige kleine minors kun je niet wegdoen, bijvoorbeeld een schakelminor naar een master bij de kleinere faculteiten als EWI.”
Rullmann: “Ik ben wel gevoelig voor het argument dat er soms een minor is waarvan je zegt: die is zo belangrijk, die houden we in stand of die is net nieuw en moet zich nog bewijzen. Maar we moeten ons ook dwingen om te bedenken: kun je minors van verschillende faculteiten niet samenvoegen.”
Van Lith: “Ik zie in dat laatste wel voordelen. Door interfacultair onderwijs leer je ook studenten kennen van andere faculteiten.”

Zou je landelijk meer geld voor de universiteiten beschikbaar moeten krijgen door de studiefinanciering geheel om te zetten in een lening?
Van Lith: “Dat vind ik een slecht idee. Iedereen moet de kans krijgen aan een hoger-onderwijsinstelling te studeren. Een leensysteem schrikt scholieren af. Die gaan ook heel calculerend nadenken over baankansen. Dat zal een negatief effect hebben voor de TU Delft, want studenten zullen sneller kiezen voor een studie waarmee ze vrij zeker een baan en goed betaald krijgen dan voor een studie waar ze kunnen promoveren. Maar de TU moet straks ook nog goede onderzoekers hebben.”
Rullmann: “Ons universitair bestel is uit publieke middelen opgebouwd. Als je ziet dat de overheid er kennelijk niet voldoende in wil investeren, dan moet je een grotere particuliere bijdrage vragen. Dan ben ik voor een sociaal leenstelsel en daar kun je je allerlei vormen van voorstellen waarbij je de toegankelijkheid in stand houdt. Ik denk dat een leenstelsel een belangrijke impuls geeft aan verbetering van het rendement. Als studenten een grotere financiële bijdrage leveren, dan zijn ze kritischer op wat ze van ons krijgen en op zichzelf omdat ze weten dat ze ooit moeten terugbetalen wat ze nu verspijkeren.”
Van Lith: “Er zijn ook andere vormen, zoals het verlengen van de afbetalingstermijn in de huidige studiefinanciering. Nu moet je binnen tien jaar je schuld terugbetalen. Als dat niet lukt, wordt de rest kwijtgescholden. Als je dat verlengt met een x aantal jaren, levert dat extra inkomsten op. En wat betreft het rendement: er zijn andere manieren om dat te verhogen, bijvoorbeeld intakegesprekken. Bij andere universiteiten wordt bij inschrijving een enquête afgenomen. Een aankomend student die in een risicogroep zit, wordt uitgenodigd voor een intakegesprek. Zo weet de instelling waar het probleem ligt en de student weet dat hij erg zijn best moet doen. En zorg ervoor dat elke student kan wonen in Delft. In de trein kun je niet studeren, in je kamertje wel. Daar kan de TU een rol in spelen.”
Rullmann: “Je stelt twee punten aan de orde. De huisvesting. Dat is een ingewikkelde zaak omdat die samenhangt met allerlei procedures en meerdere partijen. Ik vind dat we op dat gebied niettemin redelijk gescoord hebben. De derde toren aan de Balthasar van der Polweg komt er, de flat tussen de twee hogescholen vordert en de bouw van het De Vries van Heijstplantsoen begint in januari. Ook is er omzetting van sociale woningbouw naar studentenwoningen met 150 tot 200 eenheden per jaar. Dan het andere punt, de motiverende benadering. Als er onvoldoende druk op zit, doet een student het rustig aan. Dat blijkt in de praktijk. Het is voor studenten vanzelfsprekend dat je kunt studeren tegen 1700 euro per jaar. In werkelijkheid kost de studie een veelvoud. Kijk naar de buitenlandse studenten. Die hebben een visum en geld voor twee jaar. Zij hébben het in twee jaar rondgefietst.”
Van Lith: “De druk op studenten is dit jaar met het bsa (bindend studieadvies – red.) al erg veranderd. Ouderejaars zitten raar te kijken dat eerstejaars van verenigingen liever naar de UB gaan dan ’s avonds een borreltje doen. De vergelijking met de internationale studenten vind ik absoluut niet eerlijk. Je mag de instroom in de bachelor niet vergelijken met die super gemotiveerde internationale masterstudenten. Kijk dan naar intakegesprekken.”
Rullmann: “Ik ben niet zo hoopvol over die intakegesprekken. We hebben het als experiment gedaan bij IO en het is afgelopen jaar bij Nijmegen gedaan en onderzocht. Je ziet dat als een student aarzelend is of niet zo gemotiveerd, het intakegesprek eigenlijk een geruststelling is in plaats van dat het selectiever maakt.”
Van Lith: “De insteek van het intakegesprek moet ook die van een eerlijke voorlichting zijn.”

De nieuwste lichting studenten krijgt te maken met bsa en harde knip. Dat lijkt niet goed doorgedrongen. In een enquête van Oras klikte 52 procent aan ‘ik merk wel wanneer ik klaar ben met mijn bachelor.’ Moet de TU in de benen?
Rullmann: “We hebben over bsa en harde knip uitvoerig gecommuniceerd. Dat blijven we doen. De mensen die met de bsa te maken hebben, krijgen rond de kerst een brief en later een tweede brief. Dat besef groeit spoedig. Rond de knip zijn er regels waarvan je zegt: hoe zit dat precies? Daar kun je apart over communiceren. Het moet helder zijn voor studenten wat ze kunnen verwachten. Maar wie nu nog niet weet dat er een knip komt, heeft zitten slapen.”
Van Lith: “Ik denk dat het besef nog mist over wat de gevolgen zijn als je een of twee vakken niet hebt gehaald. Er moet meer nadruk liggen op voorlichting dat studenten een planning maken voor het moment waarop ze de bachelor afmaken. Want als je het net niet haalt, dan kun je zo maar een jaartje weggooien bij de instroming in de master. En het is raar dat er voor studenten die voor drie jaar gaan, meer ruimte is dan voor mensen die een bestuur doen of een jaartje uitlopen, zoals in de FAQ staat.”
Rullmann: “Je moet de knip niet afmeten aan de uitzonderingen. De knip is eenvoudige maatregel: je moet je diploma hebben. Maar het is waar: als iemand bijna nominaal studeert, dan ben je coulanter dan als iemand al een jaar extra heeft genomen.”
Van Lith: “Maar studenten die twaalf RAS-maanden hebben gekregen en dus erkenning van de TU dat ze iets anders hebben gedaan, die komen dan niet in aanmerking voor een coulantere vorm.”
Rullmann: “Daar zit iets in. Maar de hardheidsclausule is er voor speciale gevallen en ik wil zo min mogelijk nu al bepalen wat er onder de hardheidsclausule valt.”

Tot slot twee korte vragen. Wat is volgens jullie de grootste opgave?
Rullmann: “Dat we er als universiteit, ondanks dat we minder middelen hebben, versterkt uit komen.”
Van Lith: “Dat het onderwijs niet lijdt onder de bezuinigingen en studenten zich kunnen ontplooien zoals ze de afgelopen jaren hebben gedaan.”

Hebben jullie nog een praktisch punt om als eerste aan te pakken?
Rullmann: “Een windkering op de hoek bij EWI. Zodat niet meer al die studenten met hun fiets tegen de keien gevouwen worden. Dat kost talent.”
Van Lith: “Toponderzoek naar koffieautomaten die de druk aankunnen tijdens de tentamenperiodes, zodat alle studenten kunnen studeren met een goede shot cafeïne.” 

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.