De hoofdstad van Uruguay, Montevideo, is volgens zesdejaars bouwkundestudent Saskia Simon voor milieu-fanaten een depressie en voor pils-liefhebbers een nachtmerrie.
Zelf houdt zij wel van het relaxte leven. En van chorizo. Sinds september doet Simon, uitgezonden via Iaeste, stage in het Zuidamerikaanse land.
,,Hier heb je 15,5 bij 22,5 vierkante meter. Zorg dat er zeven appartementen in komen van verschillende grootte.” Na lang gepuzzel passen de woningen met minimale maten in het oppervlak; aan beide zijden negen meter uitzicht. Lichtinval wordt niet besproken, de gevels komen later wel. Dit is Uruguay.
Ik goochel met lokale NEN-normen in het bureau van een van Uruguay’s grootste projectontwikkelaars, in het monumentale Palazo Salvo, centrum Montevideo. Twee houten tekentafels met rollat om aan te werken. Als de plattegronden enige vorm beginnen te krijgen, kruip ik achter een van de drie computers om ze in auto-CAD 10 te zetten. Het bureau heeft circa tweehonderd werknemers, maar op het kantoortje werken er slechts acht. Ze hebben het spontaan druk zodra el architecto het kantoor betreedt, en beginnen weer over eten en drinken als de baas vertrekt.
Een willekeurige Delftse bouwkundestudent zou met gekromde tenen het tot stand komen van een ontwerp bijwonen. Het stedebouwkundige gedeelte wordt compleet overgeslagen en de plattegronden worden uitsluitend schaal 1:100 getekend met als enige doel een zo goedkoop mogelijke woning te creëren.
De colleges aan de universiteit worden s’avonds gegeven, omdat vrijwel alle studenten overdag werken. Studentenverenigingen zijn er niet. De doorsnee Uruguayaanse student gaat uit z’n dak van Spaanstalige discomuziek, veel cola en pizza, het liefst te consumeren op een plek met neon-verlichting. Voor het ware nachtleven bestaan er genoeg discotheken, maar als je ergens hedendaagse Engelstalige muziek wilt vinden moet je over wat meer plata beschikken. Verwacht geen technohouse.
De stad heeft zo’n twee miljoen inwoners: eenderde van de totale bevolking. Overdag sjeesen antieke auto’s en bussen door de straten vol kuilen, met als enige verkeersregel dat je moet stoppen voor rood. Als s’avonds het verkeer (iets) minder druk is, rijden paard en wagen over de Avenidas, langs de vele marmeren standbeelden van vroegere helden. De vergane glorie ligt onder een dikke laag stof.
Een rare gewoonte van dit Zuidamerikaans landje, waar mañana de beste tijd is om iets te doen, is om hoge snelheden aan te nemen op de tweebaanswegen die de hoofdstad met overige steden verbinden. Een kamikaze-rit van 160 kilometer per uur in een verouderde auto leek het einde van deze stage te worden. Toen ik het even waagde m’n ogen open te doen, zag ik zowaar een echte gaucho te paard een kudde koeien over de groene heuvels van Uruguay leiden. Meer zag ik niet aangezien wij op dat moment een traction-avant inhaalden en plotseling detegenligger, de Omnibus uit Punta del Este, opdoemde.
De hoofdstad van Uruguay, Montevideo, is volgens zesdejaars bouwkundestudent Saskia Simon voor milieu-fanaten een depressie en voor pils-liefhebbers een nachtmerrie. Zelf houdt zij wel van het relaxte leven. En van chorizo. Sinds september doet Simon, uitgezonden via Iaeste, stage in het Zuidamerikaanse land.
,,Hier heb je 15,5 bij 22,5 vierkante meter. Zorg dat er zeven appartementen in komen van verschillende grootte.” Na lang gepuzzel passen de woningen met minimale maten in het oppervlak; aan beide zijden negen meter uitzicht. Lichtinval wordt niet besproken, de gevels komen later wel. Dit is Uruguay.
Ik goochel met lokale NEN-normen in het bureau van een van Uruguay’s grootste projectontwikkelaars, in het monumentale Palazo Salvo, centrum Montevideo. Twee houten tekentafels met rollat om aan te werken. Als de plattegronden enige vorm beginnen te krijgen, kruip ik achter een van de drie computers om ze in auto-CAD 10 te zetten. Het bureau heeft circa tweehonderd werknemers, maar op het kantoortje werken er slechts acht. Ze hebben het spontaan druk zodra el architecto het kantoor betreedt, en beginnen weer over eten en drinken als de baas vertrekt.
Een willekeurige Delftse bouwkundestudent zou met gekromde tenen het tot stand komen van een ontwerp bijwonen. Het stedebouwkundige gedeelte wordt compleet overgeslagen en de plattegronden worden uitsluitend schaal 1:100 getekend met als enige doel een zo goedkoop mogelijke woning te creëren.
De colleges aan de universiteit worden s’avonds gegeven, omdat vrijwel alle studenten overdag werken. Studentenverenigingen zijn er niet. De doorsnee Uruguayaanse student gaat uit z’n dak van Spaanstalige discomuziek, veel cola en pizza, het liefst te consumeren op een plek met neon-verlichting. Voor het ware nachtleven bestaan er genoeg discotheken, maar als je ergens hedendaagse Engelstalige muziek wilt vinden moet je over wat meer plata beschikken. Verwacht geen technohouse.
De stad heeft zo’n twee miljoen inwoners: eenderde van de totale bevolking. Overdag sjeesen antieke auto’s en bussen door de straten vol kuilen, met als enige verkeersregel dat je moet stoppen voor rood. Als s’avonds het verkeer (iets) minder druk is, rijden paard en wagen over de Avenidas, langs de vele marmeren standbeelden van vroegere helden. De vergane glorie ligt onder een dikke laag stof.
Een rare gewoonte van dit Zuidamerikaans landje, waar mañana de beste tijd is om iets te doen, is om hoge snelheden aan te nemen op de tweebaanswegen die de hoofdstad met overige steden verbinden. Een kamikaze-rit van 160 kilometer per uur in een verouderde auto leek het einde van deze stage te worden. Toen ik het even waagde m’n ogen open te doen, zag ik zowaar een echte gaucho te paard een kudde koeien over de groene heuvels van Uruguay leiden. Meer zag ik niet aangezien wij op dat moment een traction-avant inhaalden en plotseling detegenligger, de Omnibus uit Punta del Este, opdoemde.
Comments are closed.