Vorige week verscheen het eerste deel van wat een zevendelige serie over techniek in Nederland in de twintigste eeuw moet worden.
Het eerste deel van ‘Techniek in Nederland in de twintigste eeuw’ omvat twee onderwerpen: waterstaat en kantoorautomatisering. Dat eerste onderwerp mag zich dit jaar sowieso in een grote belangstelling verheugen vanwege het 200-jarig bestaan van Rijkswaterstaat. Vorige week verscheen een boekwerk als geschenk van de TU aan de jubilaris, die zelf eerder dit jaar al een uitgebreid geschiedeniswerk het licht liet zien. Dat boek kwam overigens voort uit hetzelfde onderzoek dat nu zijn weg gevonden heeft naar het standaardwerk.
Ook bij het tweede onderwerp slaan de schrijvers een dubbelslag. Een apart boek over de opkomst van informatietechnologie in Nederland wordt eind deze maand aangeboden aan ex-minister van Economische Zaken Wijers.
Voorafgaand aan het eigenlijke werk zetten de drie hoofdredacteuren van de reeks nog even uiteen waarom het hoog tijd werd dat de serie er komt. Niet alleen de technologie sec moet worden beschreven, maar ook de inbedding ervan in de maatschappij. Teveel worden technische vindingen gezien als ufo’s die plotseling in de maatschappij neerstorten en daar veranderingen veroorzaken, vinden de schrijvers, terwijl technologie juist onderdeel uitmaakt van de algemene geschiedenis.
Kroontjespen
Hoe alles in elkaar grijpt, blijkt heel aardig uit de hoofdstukken over het kantoor, die de hele wordingsgeschiedenis van het fenomeen beschrijven. Tot ongeveer 1850 was een administratie namelijk huiskamerwerk voor de ondernemer en zijn familie. Grote handelsfirma’s en banken brachten daar verandering in. Zij richtten delen van hun bedrijf in met schrijftafels. Ook bij de overheid werkten steeds meer mensen aan een bureau.
Met de groei van het aantal papierwerkers veranderde ook de technologie. Een van de eerste innovaties was de kroontjespen, die de ganzenveer verving. Een hele reeks zou volgen: de stencilmachine, de schrijfmachine, de ponskaart, het kopieerapparaat en tenslotte de computer. En ondanks al die automatisering bleef er stevige groei zitten in het aantal mensen dat in kantoortuinen zijn leven slijt.
Van meet af aan – en dat was ook nieuw – was bureauwerk toegankelijk voor vrouwen. Het kantoor was namelijk een uitgelezen werkplek voor dames die al wel uitgeleerd waren maar nog niet getrouwd. Ze werkten efficiënt en hoefden weinig betaald te krijgen, ideale werknemers dus. Hoe opportunistisch de motieven ook waren, de management-mannetjes van het eerste uur gaven vrouwen wel een vaste voet op de serieuze arbeidsmarkt. Zelfs het bedienen van computers was in debeginjaren typisch vrouwenwerk.
Hoewel Nederland in kantoortrends, anders dan bij waterstaat, vooral het buitenland volgde, slagen de auteurs er goed in het onderwerp in een Nederlands daglicht te stellen. Dat gebeurt door veel gebruik te maken van illustrerende cases in plaats van louter de ontwikkelingen in hun algemeenheid te beschrijven. Nadeel van die werkwijze is wel dat de algemene lijn soms even zoek lijkt. Maar over het geheel maakt deel 1 van ‘Techniek in Nederland in de twintigste eeuw’ een gedegen indruk – misschien geen boek dat je van het begin tot het eind leest, maar wel een volgepropte schatkamer aan informatie.
Miljoenen voor ambitieus project
Drijvende kracht achter ‘Techniek in Nederland in de twintigste eeuw’ is prof.dr.ir. Harry Lintsen, die eerder al een serie over de negentiende eeuw aanjoeg. De fondsenwerving voor de zeven dikke delen liep in het begin moeizaam, maar begin dit jaar kwam een grote subsidie van NWO los, waardoor een budget van in totaal zestien miljoen gulden beschikbaar kwam. Dat was voldoende voor het startschot, hoewel het nog de vraag is of het bedrag genoeg is om de onderneming tot een goed einde te brengen.
Op dat moment waren verschillende onderzoeksprojecten, geconcentreerd op de drie TU’s, al van start gegaan. Het boek over Rijkswaterstaat moest tenslotte gewoon dit jaar af, ongeacht het doorgaan van de serie. Inmiddels staat het onderzoek naar alle veertien te behandelen deelgebieden in de steigers. Het volgende deel verschijnt in november volgend jaar, het laatste in 2002.
Het eerste deel van ‘Techniek in Nederland in de twintigste eeuw’ omvat twee onderwerpen: waterstaat en kantoorautomatisering. Dat eerste onderwerp mag zich dit jaar sowieso in een grote belangstelling verheugen vanwege het 200-jarig bestaan van Rijkswaterstaat. Vorige week verscheen een boekwerk als geschenk van de TU aan de jubilaris, die zelf eerder dit jaar al een uitgebreid geschiedeniswerk het licht liet zien. Dat boek kwam overigens voort uit hetzelfde onderzoek dat nu zijn weg gevonden heeft naar het standaardwerk.
Ook bij het tweede onderwerp slaan de schrijvers een dubbelslag. Een apart boek over de opkomst van informatietechnologie in Nederland wordt eind deze maand aangeboden aan ex-minister van Economische Zaken Wijers.
Voorafgaand aan het eigenlijke werk zetten de drie hoofdredacteuren van de reeks nog even uiteen waarom het hoog tijd werd dat de serie er komt. Niet alleen de technologie sec moet worden beschreven, maar ook de inbedding ervan in de maatschappij. Teveel worden technische vindingen gezien als ufo’s die plotseling in de maatschappij neerstorten en daar veranderingen veroorzaken, vinden de schrijvers, terwijl technologie juist onderdeel uitmaakt van de algemene geschiedenis.
Kroontjespen
Hoe alles in elkaar grijpt, blijkt heel aardig uit de hoofdstukken over het kantoor, die de hele wordingsgeschiedenis van het fenomeen beschrijven. Tot ongeveer 1850 was een administratie namelijk huiskamerwerk voor de ondernemer en zijn familie. Grote handelsfirma’s en banken brachten daar verandering in. Zij richtten delen van hun bedrijf in met schrijftafels. Ook bij de overheid werkten steeds meer mensen aan een bureau.
Met de groei van het aantal papierwerkers veranderde ook de technologie. Een van de eerste innovaties was de kroontjespen, die de ganzenveer verving. Een hele reeks zou volgen: de stencilmachine, de schrijfmachine, de ponskaart, het kopieerapparaat en tenslotte de computer. En ondanks al die automatisering bleef er stevige groei zitten in het aantal mensen dat in kantoortuinen zijn leven slijt.
Van meet af aan – en dat was ook nieuw – was bureauwerk toegankelijk voor vrouwen. Het kantoor was namelijk een uitgelezen werkplek voor dames die al wel uitgeleerd waren maar nog niet getrouwd. Ze werkten efficiënt en hoefden weinig betaald te krijgen, ideale werknemers dus. Hoe opportunistisch de motieven ook waren, de management-mannetjes van het eerste uur gaven vrouwen wel een vaste voet op de serieuze arbeidsmarkt. Zelfs het bedienen van computers was in debeginjaren typisch vrouwenwerk.
Hoewel Nederland in kantoortrends, anders dan bij waterstaat, vooral het buitenland volgde, slagen de auteurs er goed in het onderwerp in een Nederlands daglicht te stellen. Dat gebeurt door veel gebruik te maken van illustrerende cases in plaats van louter de ontwikkelingen in hun algemeenheid te beschrijven. Nadeel van die werkwijze is wel dat de algemene lijn soms even zoek lijkt. Maar over het geheel maakt deel 1 van ‘Techniek in Nederland in de twintigste eeuw’ een gedegen indruk – misschien geen boek dat je van het begin tot het eind leest, maar wel een volgepropte schatkamer aan informatie.
Miljoenen voor ambitieus project
Drijvende kracht achter ‘Techniek in Nederland in de twintigste eeuw’ is prof.dr.ir. Harry Lintsen, die eerder al een serie over de negentiende eeuw aanjoeg. De fondsenwerving voor de zeven dikke delen liep in het begin moeizaam, maar begin dit jaar kwam een grote subsidie van NWO los, waardoor een budget van in totaal zestien miljoen gulden beschikbaar kwam. Dat was voldoende voor het startschot, hoewel het nog de vraag is of het bedrag genoeg is om de onderneming tot een goed einde te brengen.
Op dat moment waren verschillende onderzoeksprojecten, geconcentreerd op de drie TU’s, al van start gegaan. Het boek over Rijkswaterstaat moest tenslotte gewoon dit jaar af, ongeacht het doorgaan van de serie. Inmiddels staat het onderzoek naar alle veertien te behandelen deelgebieden in de steigers. Het volgende deel verschijnt in november volgend jaar, het laatste in 2002.
Comments are closed.