Campus

Eens in de duizend jaar

De vierdejaars studenten werktuigbouwkunde Thijs Heldoorn en Erik Vlasblom liepen met drie andere studenten stage in Japan toen de aarde begon te schudden.

Hun ervaringen in Tokyo mailden ze naar Delta. ‘Ik hoorde mijn gebouw kraken, zag andere gebouwen heen en weer zwiepen en had moeite overeind te blijven.’ Thijs Heldoorn dd. 22 maart 2011

’Ik zat op mijn kamer (zes vierkante meter voor 650 euro) in hartje Tokyo toen de aardbeving begon. Het begon als een ‘normale’ aardbeving die ik hier al vaker had meegemaakt. Ik belde meteen mijn studiegenoot Emiel Barten op, omdat hij nog geen enkele aardbeving had gevoeld.
Ondertussen liep ik naar het dakterras van mijn gebouw. Emiel zat in het park en we spraken over de beving, die steeds heviger begon te worden. Uiteindelijk zwiepte het gebouw – het dakterras is op de zesde verdieping – behoorlijk heen en weer.

Ik hoorde mijn gebouw en alle andere (veel hogere) gebouwen om mij heen kraken en zag ze heen en weer zwiepen. Ik ben toen onder de deurpost – een soort afdak van het dakterras – gaan staan. Beneden hoorde ik dingen omvallen en had ik nog moeite overeind te blijven. Ik vond het best eng, vooral omdat het gebouw waarin ik zit erg oud is en ik niet zeker wist of het zo’n zware aardbeving aankon.

Toen de beving na tien, vijftien seconden over was, ging ik naar beneden. Ik keek in de gemeenschappelijke ruimte en keuken, waar prullenbakken waren omgevallen, bloempotten van de kastjes waren gevallen en keukenkastjes waren leeggegooid.

Daarna ging ik weer naar het dakterras en voelde de eerste naschok. Ik keek naar beneden en zag allemaal Japanners die zich op straathoeken verzamelden. Ik wist niet wat ik moest doen. Vooral omdat ik weg wilde uit mijn gebouw ben ik toen ook maar de straat opgegaan.
Ik voelde nog af en toe naschokken en zag stoplichten en lantaarnpalen heen en weer schudden. Ik zag gebouwen met gebroken ruiten, en glas en afgebrokkelde steentjes op straat. Ik ben toen maar gaan lopen en volgde de menigte naar een parkje in de buurt.

Op deze relatief veilige locatie bleef iedereen wachten en druk praten, maar er heerste voor mijn gevoel geen paniek. Ik probeerde mijn andere vrienden in Japan te bellen, maar het telefoonverkeer was overbelast. Na een uurtje verlieten de meeste mensen het park weer en ben ik verder rond gaan lopen.
Ik kwam uit bij het station, waar iedereen op schermen zat te kijken naar beelden over ingestorte gebouwen. Er werden kaarten op getoond met locaties waar tsunami’s en branden waren. De treinen en metro’s reden niet meer. Uiteindelijk, ongeveer twee tot drie uur na de aardbeving, besloot ik terug naar huis te gaan en mijn moeder via skype te bellen. Internet deed het gelukkig nog. Die avond was het verkeer een grote chaos. De treinen reden nog steeds niet, terwijl in Tokyo het overgrote deel van de mensen daarvan afhankelijk is. Er stonden enorme files en er liepen veel meer mensen over straat dan gewoonlijk.

Bij de vele ‘convenience stores’ die Tokyo rijk is waren veel schappen leeg gekocht. De hotels zaten volgens mij ook allemaal vol, omdat de mensen niet naar huis konden. Later hoorde ik dat veel collega’s op het werk hadden geslapen, omdat ze niet naar huis konden.

Die avond had ik bezorgde mails gehad van de TU, onder andere van professor Tomiyama (de begeleider van onze reis) en een studieadviseur (met wie wij allen goed contact hebben) die ook namens de onderwijsdirecteur mailde. Na de mails beantwoord en mijn vrienden via Facebook gerustgesteld te hebben, ben ik naar bed gegaan. Af en toe begon de grond te trillen.
De dag erna heb ik pas echt de omvang van de ramp meegekregen. Ik zag toen de beelden en realiseerde me dat de situatie in Tokyo heel erg meeviel vergeleken met wat er in het noorden van Japan is gebeurd. Ik was op dat moment niet bang voor de problemen met de kernreactoren in Fukushima.
In Tokyo pakte iedereen het dagelijks leven gewoon weer op. Ik ben zelf bijvoorbeeld met Emiel en twee vriendinnen naar een range gegaan om te golfen. Het leek alsof er niets gebeurd was, alleen waren de supermarkten nog altijd erg leeg en reden er veel minder treinen.

De dagen erna hoorde ik in de media steeds meer verontrustende berichten over de kernreactoren. Hoewel mijn Japanse begeleiders ons gerust hadden gesteld, kreeg ik van Nederlandse en Japanse professoren, vrienden en familie berichten dat ik toch echt uit Tokyo weg moest en erover na moest denken om terug naar Nederland te gaan.
Zelf wilden Emiel en ik (de rest was al in Nederland of elders in Japan) in Tokyo blijven. Mijn ouders hadden hier geen moeite mee, maar andere familieleden wel. Uiteindelijk zijn wij – vooral om iedereen gerust te stellen – naar Takamatsu vertrokken, wat zevenhonderd kilometer van Tokyo af ligt.
Wij (Erik Vlasblom, Emiel en ik) werken hier momenteel bij een andere vestiging van hetzelfde bedrijf. Hoewel wij eigenlijk weer zo snel mogelijk terug willen naar Tokyo. Ik denk zelf dat de situatie in de media erg wordt overdreven: alsof 35 miljoen mensen Tokyo willen ontvluchten. Dat is mijns inzien niet waar. Ik heb totdat ik in Tokyo was, ook op het moment dat er sprake was van een radioactieve wolk boven Tokyo, weinig verandering gezien in het dagelijks leven.

Een verschil is dat de supermarkten leeg zijn, omdat veel mensen bang zijn zonder eten te zitten. Ook rijden de treinen minder om energie te besparen. Van de geplande stroomuitvallen heb ik niks gemerkt. Ook werden de naschokken in de media erger voorgedaan dan ze waren. De meeste naschokken waren lichter dan eerdere aardbevingen die ik in Tokyo had meegemaakt.

Ik had zelf gepland tot eind juni te hier te blijven werken en dan nog op eigen gelegenheid wat rond te reizen. Van dit plan ga ik niet afwijken. Ik ben niet bang voor eventuele straling in Tokyo en nieuwe aardbevingen. Deze zware aardbeving was een uitzondering die eens in de duizend jaar voorkomt.’

Thijs Heldoorn (22, vierdejaars student werktuigbouwkunde) begon in oktober 2010 met vijf anderen aan een studiereis/stage van vijf maanden bij het Japanse onderzoeksinstituut AIST. Heldoorn zou oorspronkelijk tot 8 maart (drie dagen voor de aardbeving) in Japan blijven, maar kreeg net als de anderen de mogelijkheid te verlengen.

,Erik Vlasblom dd. 22 maart 2011

‘Ik liep met mijn ouders, die op bezoek waren, door Ito terug naar het hotel, klaar om onze reis voort te zetten naar Kyoto. De bomen langs de weg maakten periodieke bewegingen met een nogal grote amplitude. Een oudere Japanse man begon te lachen en maakte trillende bewegingen met zijn handen. Jawel, een aardbeving, zoals ik die al vaker had gevoeld in mijn huis in Tokyo. Hij duurde wat langer, maar verder bleek uit niets de ernst ervan. In het hotel was een waterleiding gesprongen. De receptioniste hield nauwlettend het nieuws in de gaten om tsunamigevaar op te vangen maar het water steeg niet noemenswaardig hoog. Op het station bleken geen treinen te rijden. Aan de Japanners was eigenlijk niet te merken dat er iets ernstigs was gebeurd, ook al werd er op straat van alles door luidsprekers omgeroepen. We merkten pas wat er aan de hand was door verontrustende berichten uit Nederland.  Ik probeerde te bellen met mijn vijf studiegenoten maar Thijs en Emiel in Tokyo waren niet te bereiken door het drukke telefoonverkeer. Het telefoongesprek met Valerie viel ook regelmatig weg, al zat zij in Kyoto, vijfhonderd kilometer van Tokyo vandaan.

Mijn ouders en ik hebben onze vakantie voortgezet als gepland en elke dag het nieuws in de gaten gehouden. We besloten dat ik met Emiel en Thijs naar Takamatsu zou gaan omdat het daar veilig is. Ik ben nog naar Tokyo geweest om mijn spullen op te halen. Daar zag het er in eerste instantie normaal uit. Mijn kastjes waren bijna van elkaar gevallen, er lagen wat spullen op de grond, maar winkels waren open, net als restaurants. Ook reden er weer auto’s op de snelwegen. Die avond voelde ik wel twee hevige nabevingen en de drukte op stations was gigantisch. Er stonden ellenlange rijen maar er was geen chaos. Alle Japanners gingen gewoon werken en pakken het leven weer snel op. In de supermarkten lagen tijdschriften en bier maar de planken met houdbare producten waren compleet leeg. Er was geen aanvoer mogelijk door het sluiten van de snelwegen vanwege de naschokken.
Inmiddels ben ik dus enkele dagen geëvacueerd met als voornaamste motivatie het thuisfront gerust te stellen. Via e-mail en Facebook stromen de bezorgde berichtjes binnen. Van mijn professor Tomiyama, de buitenlandcoördinator, de studieadviseur, de ambassade, vrienden, familie, mijn begeleiders in Japan. Bijna alle buitenlanders die hier zijn, geven dezelfde reden op voor evacuatie. Want in alle eerlijkheid: behalve wat ongemakken zoals het treinverkeer is het leven in Japan vrij normaal. Er wordt snel en goed gereageerd. Niet dat Japanners niet ongerust zijn, dit blijkt wel uit hun hamstergedrag. Ze laten het alleen minder blijken en gaan door met hun leven. Aardbevingen horen bij Japan. Gebouwen zijn erop ingesteld, kusten hebben golfbrekers, ik had een eigen helm met naamsticker bij mijn bureau, overal word je ingelicht over wat te doen bij een beving. De nucleaire dreiging is natuurlijk een ander verhaal. Niet iedereen vertrouwt de berichtgeving van de regering. Zelf ben ik niet van plan naar huis te gaan. Ik pas op, houd de situatie in de gaten en bekijk het van dag tot dag. Maar als alles mee zit, zit ik volgende week in mijn nieuwe woonruimte in het centrum van Tokyo. Daar blijf ik gewoon tot het einde van mijn stage hier in juni of zelfs tot na de zomer, tot ik weer verder ga studeren in Delft.’

Erik Vlasblom (21) is vierdejaars student werktuigbouwkunde en loopt stage in Tokyo. Ten tijde van de aardbeving zat hij met zijn ouders die op bezoek waren op het schiereiland Izu in Ito, honderd kilometer ten zuidwesten van Tokyo. 

En alweer was BkBeats, het tweejaarlijkse festival van Bouwkunde, uitverkocht. In een recordtijd van vier dagen, vertelt vijfdejaars student Jimmy Verhoeven, bij Stylos verantwoordelijk voor het festival, dat dit jaar op 23 april plaatsvond. Er kwamen zo’n tweeduizend bezoekers op het rustig verlopen evenement. Hoogtepunt vond Verhoeven het optreden van de Amsterdamse rappers Flinke Namen. “Het publiek ging helemaal los, en toen wist ik: nu is het festival geslaagd.”

Thijs Heldoorn dd. 22 maart 2011
Thijs Heldoorn dd. 22 maart 2011

Thijs Heldoorn dd. 22 maart 2011

’Ik zat op mijn kamer (zes vierkante meter voor 650 euro) in hartje Tokyo toen de aardbeving begon. Het begon als een ‘normale’ aardbeving die ik hier al vaker had meegemaakt. Ik belde meteen mijn studiegenoot Emiel Barten op, omdat hij nog geen enkele aardbeving had gevoeld.
Ondertussen liep ik naar het dakterras van mijn gebouw. Emiel zat in het park en we spraken over de beving, die steeds heviger begon te worden. Uiteindelijk zwiepte het gebouw – het dakterras is op de zesde verdieping – behoorlijk heen en weer.

Ik hoorde mijn gebouw en alle andere (veel hogere) gebouwen om mij heen kraken en zag ze heen en weer zwiepen. Ik ben toen onder de deurpost – een soort afdak van het dakterras – gaan staan. Beneden hoorde ik dingen omvallen en had ik nog moeite overeind te blijven. Ik vond het best eng, vooral omdat het gebouw waarin ik zit erg oud is en ik niet zeker wist of het zo’n zware aardbeving aankon.

Toen de beving na tien, vijftien seconden over was, ging ik naar beneden. Ik keek in de gemeenschappelijke ruimte en keuken, waar prullenbakken waren omgevallen, bloempotten van de kastjes waren gevallen en keukenkastjes waren leeggegooid.

Daarna ging ik weer naar het dakterras en voelde de eerste naschok. Ik keek naar beneden en zag allemaal Japanners die zich op straathoeken verzamelden. Ik wist niet wat ik moest doen. Vooral omdat ik weg wilde uit mijn gebouw ben ik toen ook maar de straat opgegaan.
Ik voelde nog af en toe naschokken en zag stoplichten en lantaarnpalen heen en weer schudden. Ik zag gebouwen met gebroken ruiten, en glas en afgebrokkelde steentjes op straat. Ik ben toen maar gaan lopen en volgde de menigte naar een parkje in de buurt.

Op deze relatief veilige locatie bleef iedereen wachten en druk praten, maar er heerste voor mijn gevoel geen paniek. Ik probeerde mijn andere vrienden in Japan te bellen, maar het telefoonverkeer was overbelast. Na een uurtje verlieten de meeste mensen het park weer en ben ik verder rond gaan lopen.
Ik kwam uit bij het station, waar iedereen op schermen zat te kijken naar beelden over ingestorte gebouwen. Er werden kaarten op getoond met locaties waar tsunami’s en branden waren. De treinen en metro’s reden niet meer. Uiteindelijk, ongeveer twee tot drie uur na de aardbeving, besloot ik terug naar huis te gaan en mijn moeder via skype te bellen. Internet deed het gelukkig nog. Die avond was het verkeer een grote chaos. De treinen reden nog steeds niet, terwijl in Tokyo het overgrote deel van de mensen daarvan afhankelijk is. Er stonden enorme files en er liepen veel meer mensen over straat dan gewoonlijk.

Bij de vele ‘convenience stores’ die Tokyo rijk is waren veel schappen leeg gekocht. De hotels zaten volgens mij ook allemaal vol, omdat de mensen niet naar huis konden. Later hoorde ik dat veel collega’s op het werk hadden geslapen, omdat ze niet naar huis konden.

Die avond had ik bezorgde mails gehad van de TU, onder andere van professor Tomiyama (de begeleider van onze reis) en een studieadviseur (met wie wij allen goed contact hebben) die ook namens de onderwijsdirecteur mailde. Na de mails beantwoord en mijn vrienden via Facebook gerustgesteld te hebben, ben ik naar bed gegaan. Af en toe begon de grond te trillen.
De dag erna heb ik pas echt de omvang van de ramp meegekregen. Ik zag toen de beelden en realiseerde me dat de situatie in Tokyo heel erg meeviel vergeleken met wat er in het noorden van Japan is gebeurd. Ik was op dat moment niet bang voor de problemen met de kernreactoren in Fukushima.
In Tokyo pakte iedereen het dagelijks leven gewoon weer op. Ik ben zelf bijvoorbeeld met Emiel en twee vriendinnen naar een range gegaan om te golfen. Het leek alsof er niets gebeurd was, alleen waren de supermarkten nog altijd erg leeg en reden er veel minder treinen.

De dagen erna hoorde ik in de media steeds meer verontrustende berichten over de kernreactoren. Hoewel mijn Japanse begeleiders ons gerust hadden gesteld, kreeg ik van Nederlandse en Japanse professoren, vrienden en familie berichten dat ik toch echt uit Tokyo weg moest en erover na moest denken om terug naar Nederland te gaan.
Zelf wilden Emiel en ik (de rest was al in Nederland of elders in Japan) in Tokyo blijven. Mijn ouders hadden hier geen moeite mee, maar andere familieleden wel. Uiteindelijk zijn wij – vooral om iedereen gerust te stellen – naar Takamatsu vertrokken, wat zevenhonderd kilometer van Tokyo af ligt.
Wij (Erik Vlasblom, Emiel en ik) werken hier momenteel bij een andere vestiging van hetzelfde bedrijf. Hoewel wij eigenlijk weer zo snel mogelijk terug willen naar Tokyo. Ik denk zelf dat de situatie in de media erg wordt overdreven: alsof 35 miljoen mensen Tokyo willen ontvluchten. Dat is mijns inzien niet waar. Ik heb totdat ik in Tokyo was, ook op het moment dat er sprake was van een radioactieve wolk boven Tokyo, weinig verandering gezien in het dagelijks leven.

Een verschil is dat de supermarkten leeg zijn, omdat veel mensen bang zijn zonder eten te zitten. Ook rijden de treinen minder om energie te besparen. Van de geplande stroomuitvallen heb ik niks gemerkt. Ook werden de naschokken in de media erger voorgedaan dan ze waren. De meeste naschokken waren lichter dan eerdere aardbevingen die ik in Tokyo had meegemaakt.

Ik had zelf gepland tot eind juni te hier te blijven werken en dan nog op eigen gelegenheid wat rond te reizen. Van dit plan ga ik niet afwijken. Ik ben niet bang voor eventuele straling in Tokyo en nieuwe aardbevingen. Deze zware aardbeving was een uitzondering die eens in de duizend jaar voorkomt.’

Thijs Heldoorn (22, vierdejaars student werktuigbouwkunde) begon in oktober 2010 met vijf anderen aan een studiereis/stage van vijf maanden bij het Japanse onderzoeksinstituut AIST. Heldoorn zou oorspronkelijk tot 8 maart (drie dagen voor de aardbeving) in Japan blijven, maar kreeg net als de anderen de mogelijkheid te verlengen.

Erik Vlasblom dd. 22 maart 2011
Erik Vlasblom dd. 22 maart 2011

Erik Vlasblom dd. 22 maart 2011

‘Ik liep met mijn ouders, die op bezoek waren, door Ito terug naar het hotel, klaar om onze reis voort te zetten naar Kyoto. De bomen langs de weg maakten periodieke bewegingen met een nogal grote amplitude. Een oudere Japanse man begon te lachen en maakte trillende bewegingen met zijn handen. Jawel, een aardbeving, zoals ik die al vaker had gevoeld in mijn huis in Tokyo. Hij duurde wat langer, maar verder bleek uit niets de ernst ervan. In het hotel was een waterleiding gesprongen. De receptioniste hield nauwlettend het nieuws in de gaten om tsunamigevaar op te vangen maar het water steeg niet noemenswaardig hoog. Op het station bleken geen treinen te rijden. Aan de Japanners was eigenlijk niet te merken dat er iets ernstigs was gebeurd, ook al werd er op straat van alles door luidsprekers omgeroepen. We merkten pas wat er aan de hand was door verontrustende berichten uit Nederland.  Ik probeerde te bellen met mijn vijf studiegenoten maar Thijs en Emiel in Tokyo waren niet te bereiken door het drukke telefoonverkeer. Het telefoongesprek met Valerie viel ook regelmatig weg, al zat zij in Kyoto, vijfhonderd kilometer van Tokyo vandaan.

Mijn ouders en ik hebben onze vakantie voortgezet als gepland en elke dag het nieuws in de gaten gehouden. We besloten dat ik met Emiel en Thijs naar Takamatsu zou gaan omdat het daar veilig is. Ik ben nog naar Tokyo geweest om mijn spullen op te halen. Daar zag het er in eerste instantie normaal uit. Mijn kastjes waren bijna van elkaar gevallen, er lagen wat spullen op de grond, maar winkels waren open, net als restaurants. Ook reden er weer auto’s op de snelwegen. Die avond voelde ik wel twee hevige nabevingen en de drukte op stations was gigantisch. Er stonden ellenlange rijen maar er was geen chaos. Alle Japanners gingen gewoon werken en pakken het leven weer snel op. In de supermarkten lagen tijdschriften en bier maar de planken met houdbare producten waren compleet leeg. Er was geen aanvoer mogelijk door het sluiten van de snelwegen vanwege de naschokken.
Inmiddels ben ik dus enkele dagen geëvacueerd met als voornaamste motivatie het thuisfront gerust te stellen. Via e-mail en Facebook stromen de bezorgde berichtjes binnen. Van mijn professor Tomiyama, de buitenlandcoördinator, de studieadviseur, de ambassade, vrienden, familie, mijn begeleiders in Japan. Bijna alle buitenlanders die hier zijn, geven dezelfde reden op voor evacuatie. Want in alle eerlijkheid: behalve wat ongemakken zoals het treinverkeer is het leven in Japan vrij normaal. Er wordt snel en goed gereageerd. Niet dat Japanners niet ongerust zijn, dit blijkt wel uit hun hamstergedrag. Ze laten het alleen minder blijken en gaan door met hun leven. Aardbevingen horen bij Japan. Gebouwen zijn erop ingesteld, kusten hebben golfbrekers, ik had een eigen helm met naamsticker bij mijn bureau, overal word je ingelicht over wat te doen bij een beving. De nucleaire dreiging is natuurlijk een ander verhaal. Niet iedereen vertrouwt de berichtgeving van de regering. Zelf ben ik niet van plan naar huis te gaan. Ik pas op, houd de situatie in de gaten en bekijk het van dag tot dag. Maar als alles mee zit, zit ik volgende week in mijn nieuwe woonruimte in het centrum van Tokyo. Daar blijf ik gewoon tot het einde van mijn stage hier in juni of zelfs tot na de zomer, tot ik weer verder ga studeren in Delft.’

Erik Vlasblom (21) is vierdejaars student werktuigbouwkunde en loopt stage in Tokyo. Ten tijde van de aardbeving zat hij met zijn ouders die op bezoek waren op het schiereiland Izu in Ito, honderd kilometer ten zuidwesten van Tokyo. 

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.