Campus

‘Eene schaar in de handen van kinderen’

‘Den bombast, de misselijke zelfverheerlijking en de laffe leugens’; de studenten die in 1891 het eerste Delftse studentenblad oprichtten, moesten er niets van hebben. Historica Annelies Noordhof dook in de geschiedenis van de Nederlandse studentenbladen.

Ze maakten iedereen ziek met de besmettelijke ziekte van het socialisme.’ Dat schreef een redacteur van het landelijke studentenblad Vox Studiosorum over de twee oprichters van het Delftse studentenblad Stemmen, de broers Maurits en Rudolf Triebels. Het was eind negentiende eeuw. Studenten waren niet vies van een beetje polemiek.

Noordhof analyseerde de ontwikkeling van Nederlandse studentenbladen in de negentiende eeuw. Op 2 juni promoveerde ze aan de Rijksuniversiteit Groningen op haar proefschrift, ‘De stem van de student, Nederlandse studentenbladen in de negentiende eeuw’.

Geëngageerd
De TU Delft komt pas laat in het proefschrift ter sprake. Dat is niet verwonderlijk als je bedenkt dat de Delftse studenten pas in 1891 hun eerste kranten uitgaven. Dat was ruim vijfenzestig jaar nadat Utrechtse studenten het allereerste Nederlandse studentenblad oprichtten; de Gekortwiekte Faam. Toch spelen Delftenaren een belangrijke rol in de geschiedenis van de universitaire pers. “Nergens anders waren de studenten zo geëngageerd als in Delft”, zegt Noordhof. “Alleen in Amsterdam kwamen studenten met het blad Propria Cures in de buurt.”

Noordhof schrijft ook uitgebreid over de ‘Delftse kwestie’. Een populair thema in de studentenbladen tijdens de tweede helft van de negentiende eeuw. “Als studenten van de Koninklijke Akademie en daarna de Polytechnische School (de voorlopers van de TU Delft) moesten de Delftse studenten vechten voor erkenning.” De corpora van Utrecht, Groningen, Leiden en Amsterdam beschouwden hen niet als volwaardige studenten.

Dompartijdigen journalist
De reactie die volgde op de uitlating in Vox over de Delftse socialistische ziekte doet Noordhof glimlachen. “Maurits klom gelijk in de pen. De redacteur in kwestie was – en nu volgt een van mijn favoriete quotes: ‘Den meest dompartijdigen journalist van een der slechts geredigeerde blaadjes in Nederland. […] Een student, die zich veroorlooft in het jaar achttienhonderd en een en negentig zulke dingen te zeggen van het socialisme, is geen gewone dode meer, hij is een mummie en alleen aan zijn zeldzame onbeduidendheid heeft hij het te danken, dat men het de moeite waard gevonden heeft hem te balsemen.'”

Nachtbrakerij
‘Een goede universiteit kan nu niet zonder een onafhankelijk en kritisch universiteitsblad’, schrijft Noordhof in haar inleiding. “Die twee zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Alsof het nooit anders is geweest. Om te kunnen begrijpen hoe de universiteitskrant zo’n belangrijke positie heeft verworven in de universitaire wereld is het nodig naar de geschiedenis van de universitaire pers te kijken.”

De historica neemt ons allereerst mee naar het eind van de achttiende eeuw. Studenten hadden hun zaakjes toen prima voor elkaar. Ze betaalden minder belasting, kregen vrijstelling van schutterdiensten en kortingen bij culturele evenementen. En als ze de fout in gingen, werden ze milder gestraft dan burgers. De Academische Senaat sprak recht uit over ze wanneer ze zich bijvoorbeeld schuldig maakten aan ‘drinkgelagen, nachtbrakerij, provocaties, met de degen over straat slijpen (studenten mochten een degen dragen) en ruiten inslaan. “In de regel beschermde het Forum Academicum Privilegiatum de studenten voor de strenge straffen van de stedelijke autoriteiten”, schrijft Noordhof.

Napoleon
De Franse tijd betekende het einde van het Forum Academicum Privilegiatum. Napoleon moest niets van de privileges hebben. De studenten moesten zelf opkomen voor hun belangen. Studentenbladen speelden daar een belangrijke rol in. De eerste studentenperiodieken, de studentenalmanakken, verschenen in Leiden (1815), Utrecht (1823), Groningen (1829) en Amsterdam (1831). “De studentenalmanakken bevatten allerlei praktische informatie voor studenten, zoals feest- en gedenkdagen, vertrek van postwagen en brievenposterij”, vertelt Noordhof. “Daarnaast bevatten ze alle belangrijke gegevens over de academie, zoals de leerstoelen, de daaraan verbonden hoogleraren en het collegerooster. Maar er stond geen verslaggeving in van actuele gebeurtenissen. Daarvoor waren studenten aangewezen op plaatselijke couranten.” Dat laatste veranderde in 1825 met de oprichting van het blad de Gekortwiekte Faam in Utrecht.

Getob
De oprichting van de Gekortwiekte Faam deed veel stof opwaaien.Passages uit De stem van de student:

‘In de voorrede van het eerste nummer deed de Faam (het werd verteld vanuit het perspectief van de gekortwiekte vogel zelf) uitgebreid verslag van het getob rond de uitgave van het blad. De oprichters hadden te maken gekregen met verschillende problemen. Allereerst was het heel lastig geweest om een uitgever bereid te vinden het blad uit te geven: ’terwijl echter onkunde, vrees of ook wel billijke redenen de Utrechtsche boekdrukkers terughielden, en onze onderneming daardoor bijzonder vertraagden, hebben wij ons tot de heer van Kesteren, te Amsterdam, gewend, die zich door geene bekrompene inzigten heeft laten afschrikken.’

‘Niet alleen de uitgever, maar ook de oprichters zelf hadden enige schroom moeten overwinnen. De Faam vertelde hoe de studenten na het aanvankelijke enthousiasme terug wilden komen op hun besluit een studentenblad op te richten. Ze waren bang dat het blad afgekeurd zou worden wanneer men zou ontdekken dat het door studenten geschreven was. Vooral het bekend worden van de namen van de studenten was reden tot angst: ‘De professoren zullen wanneer zij weten dat studenten in de zaak betrokken zijn, het geheele ding kinderwerk of deszelfs strekking gevaarlijk achten, zeker niet goed keuren.’

Prul
De vrees bleek gegrond. De hoogleraren noemden het blad ‘een Akademisch Advertentie-blad, eene zaak van veruitziende gevolgen, eene schaar in de handen van kinderen’. Een andere hoogleraar schreef: ‘Ik hoop niet dat knappe jongelieden iets met de Faam ophebben, of zich dat prul zullen aanschaffen, want het is eene pest der Hoogeschool, en een zaadzaaijer niet alleen van ondeugd, maar vooral van tweedragt, tusschen deze en andere Hoogescholen.’

Maar het hek was van de dam. Tussen 1825 en 1855 verschenen meer dan tien studentenbladen. En vanaf 1864 verschenen ook landelijke studentenbladen, waaronder Vox Studiosorum (1864), Studenten Weekblad (1871), Vox Studiosorum/Studenten Weekblad (1875) en

Minerva (1876). In tegenstelling tot de bladen in de eerste helft van de negentiende eeuw bleven deze landelijke studentenbladen tientallen jaren bestaan.

Ouderwets
Eind negentiende eeuw veranderde de studentenwereld door de komst van nieuwe groepen studenten. Noordhof: “Deze studenten hadden andere, nieuwe gedachten over het student-zijn en het studentenleven. Zij stelden de tradities en mores van de corpora te kijk als achterhaald en ouderwets. En ze voelden zich niet vertegenwoordigd door de landelijke studentenbladen.”

Zowel niet-corpsleden, als studenten-socialisten en vrouwelijke studenten richtten eigen studentenbladen op. In deze organen verdedigden zij hun eigen identiteit.

Kroegjolen
In Delft verscheen in 1891 Stemmen, in 1897 In den Nevel en in 1898 het [Delftsch] Studenten-Weekblad. De studenten die deze bladen oprichtten, ontleenden hun identiteit als student in de eerste plaats aan hun maatschappelijk engagement. Ze sneden sociale vraagstukken aan. En ze stelden de onverschilligheid bij veel van hun medestudenten aan de kaak.

In het eerste nummer van Stemmen trok Maurits Triebels fel van leer tegen ‘den bombast, de misselijke zelfverheerlijking, de laffe leugens vooral, die de redevoeringen en speeches bij officieele gelegenheden, op kroegjolen of lustrumfeesten, ongenietbaar maken’.

Bourgeoisie
“Volgends Triebels had de desinteresse voor politiek te maken met de bourgeoisie-achtergrond van de studenten”, vertelt Noordhof. “Dat verwoordt hij als volgt – en nu volgt mijn tweede favoriete quote uit het boek: ‘Na al wat ik hier gezegd heb, kan het ons niet meer verwonderen, dat de studenten, bourgeoisie in den dop, politiek beschouwen als de incarnatie van iets onbelangrijks en vervelends en dat er onder hen gevonden worden, die met den besten wil van de wereld niet vatten hoe het mogelijk is, dat een student, die op dezen eerenaam gesteld is, zich met zulke fleauwe kul kan bezig houden.'”

[Delftsch] Studenten-Weekblad bleef tot 1921 bestaan. Het Delftsch Studenten-Weekblad verscheen van 1921-1924. Daarna bestond van 1924 tot 1976: De spiegel: officieel orgaan van het Delftsch Studentencorps. In 1968 werd universiteitskrant Delta opgericht.

Het proefschrift ‘De stem van de student, Nederlandse studentenbladen in de negentiende eeuw’, is als boek uitgebracht door uitgeverij Verloren.ISBN:
9789087045890, 39 euro, bestellen bij verloren.nl.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.