Campus

Een vakidioot met oogkleppen

De Delftse techneut is sociaal hulpbehoevend, kan maar moeilijk communiceren met niet-vakgenoten en geeft de voorkeur aan getallen boven meningen. Dit is het beeld dat opdoemt uit de twintig essays die WTM ontving naar aanleiding van een wedstrijd ter gelegenheid van het dertigjarig bestaan van de faculteit.

De vraag was of de Delftse ingenieur na het afstuderen zijn mannetje wel staat.

,,De kersverse ingenieur is vrij breed technisch onderlegd. Niet dat hij twee gouden rechterhanden heeft, maar hij kan in het slechtste geval met specialisten en mensen in het veld meepraten. Hij is getraind in het werken in teamverband, zij het alleen met een team bestaande uit louter vakgenoten. Hij is analytisch ingesteld en heeft de onweerstaanbare neiging snel te denken in oplossingen.”

Uit de essays komt een (gematigd) positief beeld van de Delftse ingenieur naar voren. De technische kant van de studie komt er dan ook goed vanaf in de bespreking van de kwaliteit van de ingenieursopleiding. Met als grote uitzondering: ,,Waarom zijn er zoveel computerpractica in Pascal als buiten de muren van de TU in C wordt geprogrammeerd?”

De sociale en communicatieve vaardigheden komen er minder goed vanaf. ,,Vooral op het gebied van talen en het bondig maar zorgvuldig formuleren van hun gedachten vallen veel Delftenaren genadeloos door de mand.” Of, positiever geformuleerd: ,,Delftenaren zeggen vaak waar het op staat, zij zijn recht door zee, zeer concreet; een soort van eerlijke botheid. Onduidelijk zal een Delftenaar niet vaak zijn, eerder onbegrijpelijk.”

Euvel

Over de oorzaken voor deze tekortkoming zijn de twintig essayisten het ook eens. In de eerste plaats wordt in het curriculum van de ingenieursopleiding te weinig aandacht aan deze vaardigheden geschonken. ,,In plaats van een brede op de toekomst gerichte opleiding krijgt de student vooral in zijn eerste jaren een onpersoonlijke cursus techniek.”

Verder doen studenten tijdens hun opleiding aan de TU nauwelijks praktijkervaring op. Een verplichte stage zou dit euvel kunnen verhelpen.

En dan: ,,De verantwoordelijke docenten zijn zelf ook technisch hoogopgeleiden, gehandicapt met dezelfde tekortkomingen als de pas afgestudeerden.” Een goede selectie van de docenten is dan ook aan te bevelen. ,,Hierbij is niet alleen vakkennis, maar vooral ook didactisch vermogen belangrijk.”

Tot slot: ,,De vierde oorzaak is de door traditie en cultuur vastgeroeste organisatiestructuur van de universiteit, de faculteiten en daarbinnen de vakgroepen en secties. In plaats van oog te hebben voor het gezamenlijk ideaal: het afleveren van voor de arbeidsmarkt klaargestoomde ingenieurs, zijn veel vakgroepen voornamelijk geïnteresseerd in het eigen belang.”

Die vastgeroeste structuur draagt niet bij aan een aangenaamstudeerklimaat. ,,Het systeem biedt nauwelijks ruimte voor verdieping, zelfontplooiing en het ontwikkelen van een wetenschappelijke manier van denken, terwijl juist dat een voorwaarde is voor universitair onderwijs.”

Mentaliteit

Ook het universiteitsbestuur moet het ontgelden. ,,Veel bestuurders houden vast aan een bepaald model, zonder daarbij te onderzoeken of het voor de betreffende studie wel zo geschikt is. Het valt hierbij op dat telkens organisatorische redenen worden aangevoerd om aan een bepaalde situatie vast te houden, naar inhoudelijke argumenten wordt vaak niet geluisterd.”

De TU draagt ook op een andere manier bij aan de slechte sociale vaardigheid van de Delftse ingenieur: ,,De pas afgestudeerde ingenieur bezit voldoende kennis, maar heeft tijdens zijn opleiding te weinig initiatief moeten ontplooien om deze kennis te bemachtigen.”

Een andere plaats van de student in de universitaire wereld lijkt nodig. ,,Door een grotere zelfstandigheid van de student binnen een faculteit wordt bereikt dat hij meer de mentaliteit krijgt die in de maatschappij nodig is. Het is wel vervelend als mensen, doordat ze zelf geen initiatief willen ontplooien, ergens stranden in dit nieuwe universitaire systeem. Ze komen hier echter wel tijdig achter, want in het bedrijfsleven zouden deze mensen ook vroeg of laat tot deze conclusie komen.”

Maar ook op de studenten zelf is het een en ander aan te merken. ,,Vele studenten hebben slechts een beperkte interesse en zijn maar weinig geïnteresseerd in hetgeen daarbuiten gebeurt. Het is aan de universiteit om de studenten te stimuleren om verder te kijken dan zijn dagelijkse bezigheden, te zoeken naar nieuwe uitdagingen en interessante mogelijkheden tot zelfontplooiing.”

Winst

De faculteit WTM speelt in het aanleren van de gewenste sociale vaardigheden een belangrijke rol en mag naar het oordeel van de opstelschrijvers deel blijven uitmaken van de TU. Momenteel blijken slechts weinig studenten van het aanbod van WTM op de hoogte te zijn. Pas in de laatste fase van de studie komen studenten ertoe maatschappijgerichte vakken te volgen. Deze vakken horen volgens de essayisten aan het begin van de opleiding. Met als extraatje: ,,Ook talenonderwijs (technisch Engels bijvoorbeeld) verdient een vaste plek in het curriculum.” Daarnaast moet WTM ,,zich beter presenteren aan de student, zodat hij de mogelijkheden die worden geboden, kent.”

Maar eigenlijk moet volgens het merendeel van de schrijvers het aanleren van maatschappijgerichte kennis toch meer verweven zijn met het technische onderwijs. ,,Als de kwaliteit van de opleidingen optimaal is, dan wordt de student zijn maatschappelijk bewustzijn niet in aparte vakken bijgebracht. Dan wordt iedere technische wetenschap gedoceerd als een technische maatschappijwetenschap.” Dat vraagt natuurlijk wel om bijscholing van de docenten. Ook hier ligt een taak voor WTM.

Meer ruimte voor maatschappijwetenschappen hoeft ook niet per definitie een achteruitgang in de technische opleiding in tehouden. ,,Als we het aandeel van niet-technische vakken in het studieprogramma opvoeren van vijf naar bijvoorbeeld tien procent, is de winst die hiermee voor de niet-technische disciplines wordt bereikt veel groter dan het verlies aan technische kennis door een teruggang van 95 naar 90 procent voor de technische vakken. Dit relatief kleine verschil voor de technische vakken zou zeker te compenseren zijn door de kwaliteit van deze vakken te verbeteren.”

Oprah Winfrey

Sociale vaardigheden kunnen echter ook op een andere manier worden opgedaan. ,,Eigenlijk komen bijna alle vaardigheden aan bod bij de zogenaamde nevenactiviteiten. Zelfs in een studentenhuis wonen kan goed zijn voor de ontwikkeling van bepaalde wenselijke vaardigheden.”

Waaruit volgt: ,,Erkenning van studie- en studentenverenigingen kan vanuit de TU in ieder geval door een minder negatieve houding tegenover de verenigingen en hun praktijken. Een positievere houding van de TU speciaal tegenover het eerste en meest tijdrovende verenigingsjaar zou wenselijk zijn. Dit is wel in strijd met het voornemen van de TU om na enkele maanden studeren een bindend studieadvies uit te brengen.”

Een tweetal essays biedt nog een andere mogelijkheid om te leren communiceren: ,,De conflicten die op het gebied van samenwerking ontstaan, zijn vaak geen communicatieve maar inhoudelijke problemen die ontstaan door onbegrip voor elkaars achtergrond. Het is daarom een gemiste kans dat het de TU tot nu toe nog steeds niet gelukt is om interfacultaire ontwerpopdrachten in het programma op te nemen.”

Met als voorwaarde: ,,Om interfacultaire projecten en het volgen van vakken bij verschillende faculteiten mogelijk te maken, moet er wel een uniform blokkensysteem worden ingevoerd. Eenzelfde indeling van het curriculum kan het sociale leven van de studenten ten goede komen. Ze kunnen dan makkelijker samen activiteiten ondernemen.”

Voor de nuance is het goed stil te staan bij het feit dat techneuten nu eenmaal anders zijn dan alfa’s of gamma’s. ,,Op het moment dat Oprah Winfrey op televisie de psyche van haar gasten blootlegt, weet een miljoenenpubliek dit met een dosis amateurpsychologie redelijk te begrijpen, terwijl slechts een fractie van dat publiek zelfs maar de geringste notie heeft van de technologie die de beelden op de buis brengt. In potentie kunnen technologen in het bedrijfsleven dus méér dan andere professionals.”

Voorsprong

Die voorsprong kan vertaald worden naar eisen aan universitaire programma’s in het algemeen, dus zowel van technische als van algemene univesiteiten. ,,Soms wordt een ingenieur te weinig maatschappelijk verantwoordelijk gevonden. Of juridisch matig onderlegd. Maar uiteindelijk is dat het doel ook niet van een technische studie. Daar zijn respectievelijk politici en meesters in de rechten voor. Waar het om gaat is dat er onderling gecommuniceerd wordt. Mij staat een communicatie voor ogen waarbij de interessevelden van verschillende studies elkaar overlappen. Om tot dergelijke deelverzamelingen tekomen is het essentieel dat in beide onderwijsprogramma’s voldoende aandacht aan elkaar wordt besteed.”

Voordat het zover is, moet de Delftse ingenieur het stempel van onvolledig opgeleide nog in zijn eentje dragen. ,,Dat je veel minder vaak hoort over bedrijfskundigen die geen benul hebben van techniek en van wat er gebeurt in de fabriek, komt doordat ingenieurs zich daar niet zo snel over uitlaten.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.