Onderwijs

‘Een groot deel van mijn intellectuele leven is weg’

Het gebouw van Bouwkunde is weg, en daarmee het werk van vele mensen. De een pakt de draad meteen weer op, de ander heeft tijd nodig om de klap te verwerken.

Prof.dr. Franziska Bollerey is tientallen jaren werk kwijt. Heel Nederland zag foto’s van hoe ze toekijkend bij de brand in huilen uitbarstte. Later, in een interview op tv, werd ze weer overmand door emoties. Een week na de brand vertelt ze dat ze nooit naar de brand had moeten gaan kijken.

“Het was een traumatiserende klap om de kamers van onze bibliotheek te zien uitbranden. Ik had daar niet moeten gaan kijken. Maar achteraf wordt het niet beter. Steeds opnieuw denk ik aan nog iets dat verloren is gegaan. Ik kan er niet aan denken dat ik binnenkort een lezing moet geven. Ik had maandag een promotie en woensdag weer. Ik ben er geweest, wil niemand in de steek laten. Maar wat moeten ik en mijn collega’s daarna doen? Hoe moet ik een lezing geven als alle dia’s die ik daarvoor gebruik, zijn verdwenen? We hadden er zestigduizend, nog maar de helft daarvan was gedigitaliseerd.”

“We hadden als instituut voor kunst- en architectuur- en stedenbouwgeschiedenis, IHAAU, honderden boeken in onze eigen bibliotheek. Het is allemaal weg. Transcripten van mijn voordrachten vanaf 1970 zijn weg, net als onderzoeksprojecten en drie boekprojecten waar ik aan werkte. Voor één van die boeken, over de Metropolis, verzamelde ik al sinds 1992 materiaal. Daar zou een tentoonstelling van komen.”

“Ik voel me niet bijzonder goed. Soms zit ik aan tafel en begin ik te trillen. Ik droomde dat ik thuis een glas uit de kast wilde pakken, maar meteen dacht: dat kan niet, de kast staat in brand.”

“Een groot deel van mijn intellectuele leven is weg. Ik ben een heel geëngageerd onderzoeker. Vanaf mijn studententijd al verzamel ik materiaal over vrouwen in de architectuur. Ik dacht: het is bij Bouwkunde veiliger dan in een oud grachtenpand.”

“Hoe kan het dat het gebouw zo gemakkelijk afbrandde? Ik vind het allemaal nog moeilijker nu ik weet dat de brandweer al vroeg op de dag besloot Bouwkunde gecontroleerd te laten uitbranden. Ik ben geen brandweerdeskundige, maar dat kan toch niet aan het begin van de 21ste eeuw? Hoe kan een lekkage alles verwoesten? Ik ben daar echt verbaasd over. Ik denk dat de lekkage al in het weekend is begonnen, want het water had de derde verdieping al bereikt. Controleert er wel iemand in het weekend?”

“Mensen geven me veel steun; vrienden, buren, zelfs de loodgieter. Sommigen zeggen: je gaat toch door? Natuurlijk, we proberen opnieuw te beginnen. Misschien kunnen we een inzamelactie starten, misschien hebben bibliotheken in Londen of Parijs boeken voor ons. Maar voordat we alles weer bij elkaar hebben, zijn we heel veel tijd verder. En ik heb er nu de energie nog niet voor.”

“Toch heb ik nog een klein beetje hoop. Hoop is het laatste dat sterft. Een dag na de brand kreeg ik een telefoontje van een boer uit Abtswoude. Hij had papieren uit mijn correspondentie in zijn weiland gevonden. Ik ben naar hem toegegaan, maar er was maar weinig.”

“Ik hoop nu nog op de stalen kasten waarin we kostbare stukken als oude foto’s en originele tekeningen bewaarden. Misschien hebben ze de brand doorstaan en kunnen de slopers ze redden, als ze voorzichtig zijn. Ik slinger tussen hoop en wanhoop. Het gaat met golven. Ik weet, het wordt beter, maar psychische wonden hebben tijd nodig om te helen.”
‘Ik kan niet meer terug’

Dr. Ozer Ciftioglu zit met een studente aan een tafeltje in de aula. Beide hebben een laptop voor zich staan. Ze proberen wat werk te doen. Maar eigenlijk is Ciftioglu erg van streek.

“Ik houd mij als onderzoeker bezig met bouwtechnologie. Voor de duidelijkheid: ik ben professor aan de technische universiteit in Instanbul, maar werk al negen jaar aan de TU Delft. Ik ben twee belangrijke manuscripten voor boeken kwijtgeraakt in de brand. In het ene zat een jaar werk, in het andere een half jaar.

Het is allemaal weg, back-ups van computerbestanden bewaarde ik ook op mijn kamer. Ik weet niet wat ik nu moet doen. Ik kan niet meer terug of alles zomaar uit mijn hoofd opnieuw opschrijven. Wat moet ik tegen de redacteuren bij de uitgeverij zeggen? Ze hebben mij de opdracht gegeven voor deze boeken. Geven ze mij tijd om opnieuw te beginnen? Ik weet het niet.”
‘We zijn ons dorpje kwijt’

De hal van vormstudie en maquettetechniek, op de begane grond van het voormalige Bouwkundegebouw, is in principe onbeschadigd. Toch beseffen coördinator Astra Loning en Martijn Stellingwerff hun verlies maar al te goed.

Stellingwerff: “We zijn ons dorpje kwijt. Ik zit daar al 22 jaar studenten te begeleiden bij het bouwen van maquettes. Je komt in die hal bij elkaar. Afstudeerders zitten er allemaal een paar weken te werken. Een deel van de maquettes blijft daarna in de hal. Zijn ze nog te redden? Ik hoop het. Het is erg spannend.”

Loning: “Gelukkig kunnen we verder bij Industrieel Ontwerpen. Daar is veel materiaal aanwezig dat we nodig hebben. Het is zo bijzonder: ze hadden al bedacht dat we daar terecht zouden kunnen, voordat wij daar zelf aan toe waren gekomen. Gelukkig zitten we nu in een rustige periode. Over twee, drie weken komt de grote drukte weer.”
‘Roeien met de riemen die we hebben’

Madeleine de Morree, medewerker van het international office van Bouwkunde, is neergestreken in de hal van de aula. Daar probeert ze vindbaar te blijven voor buitenlandse studenten.

“Het international office zat in de Blokkenhal, dus het zou nog intact moeten zijn. Maar wat hebben water en rook met de dossiers en vooral met de portfolio’s van master- en exchange-studenten gedaan? En wat doet de sloop nog? Juist in deze allerdrukste tijd van de aanmeldingen is het heel naar dat portfolio’s weg zijn. We moeten aankomende studenten wel beoordelen. Als het nodig is, nemen we natuurlijk speciale maatregelen. Nu roeien we met de riemen die we hebben.

Ik ben maar in de aula gaan zitten, zodat buitenlandse studenten me kunnen vinden. Maar we hebben al meteen nieuwe werkplekken gekregen, bij het shared service center van onderwijs- en studentenzaken. We zijn daar heel hartelijk ontvangen.”
‘Iedereen belt elkaar’

Bouwkundestudenten Daan de Leeuw (zesdejaars) en Marten Dashorst (zevendejaars) werken voor BNieuws, het blad van de faculteit Bouwkunde. “De redactie is weg, maar wij werken in de aula aan een brand-weblog.”

De Leeuw: “We maken een noodnummer van BNieuws en installeren een weblog, dus werken gewoon door. Het is raar en frustrerend. De redactie zat op de eerste verdieping, is dus niet uitgebrand, maar we kunnen er niet bij. Het zou goed kunnen, dat we ons archief kwijt zijn. Het digitale archief gaat maar 2,5 jaar terug.”

Dashorst: “Zelf ben ik gelukkig weinig kwijt. Wat boeken misschien, en mijn maquettetas met speciale messen en pennen uit Amerika. Iedereen belt elkaar om werkplekken te regelen. Dat lukt denk ik wel. Sommige studenten huurden al ateliers in de binnenstad. Er was ruimtegebrek bij Bouwkunde. In een eigen atelier kun je 24 uur per dag rotzooi maken en hoef je niet ’s ochtends heel vroeg aanwezig te zijn om nog een plekje te vinden.”
‘Het bleek al snel geen oefening’

Pelle Alons zat in één van de ICTO-zalen (waar printers, scanners en computers stonden, red.) bij de Blokkenhal toen het brandalarm klonk. De masterstudent is zijn maquettes kwijt.

“Ik was net met een practicum bezig toen ik op dinsdagmorgen het brandalarm hoorde. Dat zal wel weer een oefening zijn, zei ik tegen mijn medestudent Joeri. Ik stond op en wilde naar de uitgang lopen. Maar Joeri zei dat ik voor de zekerheid toch maar mijn laptop en andere spullen mee moest nemen. Gelukkig. Want buiten keken we meteen op P2000, het volgsysteem van de hulpdiensten. Toen had ik gelijk door dat het helemaal geen oefening was. Al mijn maquettes en bijbehorende spullen stonden nog binnen. Ik denk dat ze weg zijn. Gelukkig had ik verder geen spullen op de faculteit, omdat ik vlakbij woon.”

Prof.dr. Franziska Bollerey is tientallen jaren werk kwijt. Heel Nederland zag foto’s van hoe ze toekijkend bij de brand in huilen uitbarstte. Later, in een interview op tv, werd ze weer overmand door emoties. Een week na de brand vertelt ze dat ze nooit naar de brand had moeten gaan kijken.

“Het was een traumatiserende klap om de kamers van onze bibliotheek te zien uitbranden. Ik had daar niet moeten gaan kijken. Maar achteraf wordt het niet beter. Steeds opnieuw denk ik aan nog iets dat verloren is gegaan. Ik kan er niet aan denken dat ik binnenkort een lezing moet geven. Ik had maandag een promotie en woensdag weer. Ik ben er geweest, wil niemand in de steek laten. Maar wat moeten ik en mijn collega’s daarna doen? Hoe moet ik een lezing geven als alle dia’s die ik daarvoor gebruik, zijn verdwenen? We hadden er zestigduizend, nog maar de helft daarvan was gedigitaliseerd.”

“We hadden als instituut voor kunst- en architectuur- en stedenbouwgeschiedenis, IHAAU, honderden boeken in onze eigen bibliotheek. Het is allemaal weg. Transcripten van mijn voordrachten vanaf 1970 zijn weg, net als onderzoeksprojecten en drie boekprojecten waar ik aan werkte. Voor één van die boeken, over de Metropolis, verzamelde ik al sinds 1992 materiaal. Daar zou een tentoonstelling van komen.”

“Ik voel me niet bijzonder goed. Soms zit ik aan tafel en begin ik te trillen. Ik droomde dat ik thuis een glas uit de kast wilde pakken, maar meteen dacht: dat kan niet, de kast staat in brand.”

“Een groot deel van mijn intellectuele leven is weg. Ik ben een heel geëngageerd onderzoeker. Vanaf mijn studententijd al verzamel ik materiaal over vrouwen in de architectuur. Ik dacht: het is bij Bouwkunde veiliger dan in een oud grachtenpand.”

“Hoe kan het dat het gebouw zo gemakkelijk afbrandde? Ik vind het allemaal nog moeilijker nu ik weet dat de brandweer al vroeg op de dag besloot Bouwkunde gecontroleerd te laten uitbranden. Ik ben geen brandweerdeskundige, maar dat kan toch niet aan het begin van de 21ste eeuw? Hoe kan een lekkage alles verwoesten? Ik ben daar echt verbaasd over. Ik denk dat de lekkage al in het weekend is begonnen, want het water had de derde verdieping al bereikt. Controleert er wel iemand in het weekend?”

“Mensen geven me veel steun; vrienden, buren, zelfs de loodgieter. Sommigen zeggen: je gaat toch door? Natuurlijk, we proberen opnieuw te beginnen. Misschien kunnen we een inzamelactie starten, misschien hebben bibliotheken in Londen of Parijs boeken voor ons. Maar voordat we alles weer bij elkaar hebben, zijn we heel veel tijd verder. En ik heb er nu de energie nog niet voor.”

“Toch heb ik nog een klein beetje hoop. Hoop is het laatste dat sterft. Een dag na de brand kreeg ik een telefoontje van een boer uit Abtswoude. Hij had papieren uit mijn correspondentie in zijn weiland gevonden. Ik ben naar hem toegegaan, maar er was maar weinig.”

“Ik hoop nu nog op de stalen kasten waarin we kostbare stukken als oude foto’s en originele tekeningen bewaarden. Misschien hebben ze de brand doorstaan en kunnen de slopers ze redden, als ze voorzichtig zijn. Ik slinger tussen hoop en wanhoop. Het gaat met golven. Ik weet, het wordt beter, maar psychische wonden hebben tijd nodig om te helen.”
‘Ik kan niet meer terug’

Dr. Ozer Ciftioglu zit met een studente aan een tafeltje in de aula. Beide hebben een laptop voor zich staan. Ze proberen wat werk te doen. Maar eigenlijk is Ciftioglu erg van streek.

“Ik houd mij als onderzoeker bezig met bouwtechnologie. Voor de duidelijkheid: ik ben professor aan de technische universiteit in Instanbul, maar werk al negen jaar aan de TU Delft. Ik ben twee belangrijke manuscripten voor boeken kwijtgeraakt in de brand. In het ene zat een jaar werk, in het andere een half jaar.

Het is allemaal weg, back-ups van computerbestanden bewaarde ik ook op mijn kamer. Ik weet niet wat ik nu moet doen. Ik kan niet meer terug of alles zomaar uit mijn hoofd opnieuw opschrijven. Wat moet ik tegen de redacteuren bij de uitgeverij zeggen? Ze hebben mij de opdracht gegeven voor deze boeken. Geven ze mij tijd om opnieuw te beginnen? Ik weet het niet.”
‘We zijn ons dorpje kwijt’

De hal van vormstudie en maquettetechniek, op de begane grond van het voormalige Bouwkundegebouw, is in principe onbeschadigd. Toch beseffen coördinator Astra Loning en Martijn Stellingwerff hun verlies maar al te goed.

Stellingwerff: “We zijn ons dorpje kwijt. Ik zit daar al 22 jaar studenten te begeleiden bij het bouwen van maquettes. Je komt in die hal bij elkaar. Afstudeerders zitten er allemaal een paar weken te werken. Een deel van de maquettes blijft daarna in de hal. Zijn ze nog te redden? Ik hoop het. Het is erg spannend.”

Loning: “Gelukkig kunnen we verder bij Industrieel Ontwerpen. Daar is veel materiaal aanwezig dat we nodig hebben. Het is zo bijzonder: ze hadden al bedacht dat we daar terecht zouden kunnen, voordat wij daar zelf aan toe waren gekomen. Gelukkig zitten we nu in een rustige periode. Over twee, drie weken komt de grote drukte weer.”
‘Roeien met de riemen die we hebben’

Madeleine de Morree, medewerker van het international office van Bouwkunde, is neergestreken in de hal van de aula. Daar probeert ze vindbaar te blijven voor buitenlandse studenten.

“Het international office zat in de Blokkenhal, dus het zou nog intact moeten zijn. Maar wat hebben water en rook met de dossiers en vooral met de portfolio’s van master- en exchange-studenten gedaan? En wat doet de sloop nog? Juist in deze allerdrukste tijd van de aanmeldingen is het heel naar dat portfolio’s weg zijn. We moeten aankomende studenten wel beoordelen. Als het nodig is, nemen we natuurlijk speciale maatregelen. Nu roeien we met de riemen die we hebben.

Ik ben maar in de aula gaan zitten, zodat buitenlandse studenten me kunnen vinden. Maar we hebben al meteen nieuwe werkplekken gekregen, bij het shared service center van onderwijs- en studentenzaken. We zijn daar heel hartelijk ontvangen.”
‘Iedereen belt elkaar’

Bouwkundestudenten Daan de Leeuw (zesdejaars) en Marten Dashorst (zevendejaars) werken voor BNieuws, het blad van de faculteit Bouwkunde. “De redactie is weg, maar wij werken in de aula aan een brand-weblog.”

De Leeuw: “We maken een noodnummer van BNieuws en installeren een weblog, dus werken gewoon door. Het is raar en frustrerend. De redactie zat op de eerste verdieping, is dus niet uitgebrand, maar we kunnen er niet bij. Het zou goed kunnen, dat we ons archief kwijt zijn. Het digitale archief gaat maar 2,5 jaar terug.”

Dashorst: “Zelf ben ik gelukkig weinig kwijt. Wat boeken misschien, en mijn maquettetas met speciale messen en pennen uit Amerika. Iedereen belt elkaar om werkplekken te regelen. Dat lukt denk ik wel. Sommige studenten huurden al ateliers in de binnenstad. Er was ruimtegebrek bij Bouwkunde. In een eigen atelier kun je 24 uur per dag rotzooi maken en hoef je niet ’s ochtends heel vroeg aanwezig te zijn om nog een plekje te vinden.”
‘Het bleek al snel geen oefening’

Pelle Alons zat in één van de ICTO-zalen (waar printers, scanners en computers stonden, red.) bij de Blokkenhal toen het brandalarm klonk. De masterstudent is zijn maquettes kwijt.

“Ik was net met een practicum bezig toen ik op dinsdagmorgen het brandalarm hoorde. Dat zal wel weer een oefening zijn, zei ik tegen mijn medestudent Joeri. Ik stond op en wilde naar de uitgang lopen. Maar Joeri zei dat ik voor de zekerheid toch maar mijn laptop en andere spullen mee moest nemen. Gelukkig. Want buiten keken we meteen op P2000, het volgsysteem van de hulpdiensten. Toen had ik gelijk door dat het helemaal geen oefening was. Al mijn maquettes en bijbehorende spullen stonden nog binnen. Ik denk dat ze weg zijn. Gelukkig had ik verder geen spullen op de faculteit, omdat ik vlakbij woon.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.