Campus

Een Delftsblauwe amateur-Andy

Amateurfilmers kunnen hun creaties uit de kast trekken of snel een speelfilm in elkaar flansen. Filmhuis Lumen is weer gestart met de werving voor het festival voor korte amateurfilms ‘Fifteen minutes of fame’.

/strong>

Twee jongens fietsen met een bakfiets door Delft. ’s Avonds parkeren ze de fiets ergens langs het water en rusten ze wat uit. Niet veel later krijgen ze gezelschap van een man, die zijn hond uitlaat. Hij komt bij ze zitten en vertelt een steeds naarder wordend levensverhaal. De jongens vinden hem maar een vreemde snuiter en gaan ervandoor.

De twee fietsen weg, maar merken al snel dat de man hen volgt. Hij rent achter de bakfiets aan. De jongens trappen steeds harder en al gauw verdwijnt de man uit het zicht. Zijn ze ontsnapt aan een gevaarlijke gek? Het antwoord komt uit onverwachte hoek. In de bak ligt de hondenriem die de man daar even had neergelegd.

Dit is, simpel naverteld, het filmpje dat vorig jaar de publieksprijs won tijdens het festival Fifteen minutes of fame. De opbouw van het verhaal is er één die je veel terugziet bij korte films, vertelt organisator Gerben Scherpenzeel. “De lengte van een korte film dwingt de makers het verhaal simpel te houden. Een verrassing aan het einde past daar erg goed bij.”

Maar, zo vertelt Scherpenzeel, de variatie in de inzendingen is elk jaar weer behoorlijk groot. “Van humoristische filmpjes als de publieksprijswinnaar van vorig jaar tot sciencefiction.” En ook de lengte kan nogal verschillen. De naam van het festival geeft al aan dat de inzendingen in principe niet langer mogen duren dan een kwartier. En dat betekent dat een filmpje ook een minuut kan duren, zoals de parodie ‘Don’t blow and drive’ die vorig jaar meedeed. Maar een film van 25 minuten is ook al eens vertoond, geeft Scherpenzeel toe. “We willen nog wel eens de hand over het hart strijken als het echt een boeiende film is en als het programma het toelaat.”

Jaarlijks gaan er zo’n vijftien of zestien inzendingen door naar het festival. Ze worden vertoond in twee blokken van zeven of acht films. Sommige films vallen af. “Vorig jaar kregen we ongeveer 35 inzendingen. Een kleine tien konden we niet toelaten, omdat ze niet voldeden aan het criterium dat het een speelfilm moet zijn”, vertelt Scherpenzeel.

Elk jaar krijgt Lumen weer documentaires of artfilms binnen, weet de festivalorganisator, maar die maken bij voorbaat geen kans. Vorig jaar kreeg het filmhuis zelfs een videoclip binnen. “Dat was een erg leuk filmpje, maar het was niet als speelfilm aan te merken. Er moet wel een echt verhaal worden verteld.”

De kwaliteit van de band is van minder belang. “Twee jaar geleden deed er een schoolklas uit Delft mee met een soort variatie op een Hollywoodthriller. De techniek was slecht, het beeld was schokkerig. Maar de film was overduidelijk met veel lol gemaakt en ook de pretentieloosheid sprak ons erg aan. En dus hebben we hem vertoond.”

Mensen uit heel Nederland kunnen aan het filmfestival meedoen, mits ze hun film als amateur hebben gemaakt. De grens tussen wel en niet-professioneel is volgens Scherpenzeel soms vaag. “Studenten van een filmacademie worden professioneel, maar zijn dat nog niet. Zij mogen dus wel meedoen.”

Elk jaar doen er ook wel een paar studenten van de TU mee aan het festival, weet Scherpenzeel. Zoals studentenvereniging Wolbodo. En om het animo onder Delftenaren te vergroten, heeft filmhuis Lumen vorig jaar voor het eerst een Delftse prijs in het leven geroepen: de ‘Delftsblauwe Andy’, die door een vakjury wordt uitgereikt. “De eerste winnaar van die prijs was een animatiefilmpje over een wereld waarin de technologie veel te ver is doorgeschoten en waarin robots de dienst uitmaakten. Heel leuk en knap gemaakt.”

Amateurfilmers kunnen hun creaties uit de kast trekken of snel een speelfilm in elkaar flansen. Filmhuis Lumen is weer gestart met de werving voor het festival voor korte amateurfilms ‘Fifteen minutes of fame’.

Twee jongens fietsen met een bakfiets door Delft. ’s Avonds parkeren ze de fiets ergens langs het water en rusten ze wat uit. Niet veel later krijgen ze gezelschap van een man, die zijn hond uitlaat. Hij komt bij ze zitten en vertelt een steeds naarder wordend levensverhaal. De jongens vinden hem maar een vreemde snuiter en gaan ervandoor.

De twee fietsen weg, maar merken al snel dat de man hen volgt. Hij rent achter de bakfiets aan. De jongens trappen steeds harder en al gauw verdwijnt de man uit het zicht. Zijn ze ontsnapt aan een gevaarlijke gek? Het antwoord komt uit onverwachte hoek. In de bak ligt de hondenriem die de man daar even had neergelegd.

Dit is, simpel naverteld, het filmpje dat vorig jaar de publieksprijs won tijdens het festival Fifteen minutes of fame. De opbouw van het verhaal is er één die je veel terugziet bij korte films, vertelt organisator Gerben Scherpenzeel. “De lengte van een korte film dwingt de makers het verhaal simpel te houden. Een verrassing aan het einde past daar erg goed bij.”

Maar, zo vertelt Scherpenzeel, de variatie in de inzendingen is elk jaar weer behoorlijk groot. “Van humoristische filmpjes als de publieksprijswinnaar van vorig jaar tot sciencefiction.” En ook de lengte kan nogal verschillen. De naam van het festival geeft al aan dat de inzendingen in principe niet langer mogen duren dan een kwartier. En dat betekent dat een filmpje ook een minuut kan duren, zoals de parodie ‘Don’t blow and drive’ die vorig jaar meedeed. Maar een film van 25 minuten is ook al eens vertoond, geeft Scherpenzeel toe. “We willen nog wel eens de hand over het hart strijken als het echt een boeiende film is en als het programma het toelaat.”

Jaarlijks gaan er zo’n vijftien of zestien inzendingen door naar het festival. Ze worden vertoond in twee blokken van zeven of acht films. Sommige films vallen af. “Vorig jaar kregen we ongeveer 35 inzendingen. Een kleine tien konden we niet toelaten, omdat ze niet voldeden aan het criterium dat het een speelfilm moet zijn”, vertelt Scherpenzeel.

Elk jaar krijgt Lumen weer documentaires of artfilms binnen, weet de festivalorganisator, maar die maken bij voorbaat geen kans. Vorig jaar kreeg het filmhuis zelfs een videoclip binnen. “Dat was een erg leuk filmpje, maar het was niet als speelfilm aan te merken. Er moet wel een echt verhaal worden verteld.”

De kwaliteit van de band is van minder belang. “Twee jaar geleden deed er een schoolklas uit Delft mee met een soort variatie op een Hollywoodthriller. De techniek was slecht, het beeld was schokkerig. Maar de film was overduidelijk met veel lol gemaakt en ook de pretentieloosheid sprak ons erg aan. En dus hebben we hem vertoond.”

Mensen uit heel Nederland kunnen aan het filmfestival meedoen, mits ze hun film als amateur hebben gemaakt. De grens tussen wel en niet-professioneel is volgens Scherpenzeel soms vaag. “Studenten van een filmacademie worden professioneel, maar zijn dat nog niet. Zij mogen dus wel meedoen.”

Elk jaar doen er ook wel een paar studenten van de TU mee aan het festival, weet Scherpenzeel. Zoals studentenvereniging Wolbodo. En om het animo onder Delftenaren te vergroten, heeft filmhuis Lumen vorig jaar voor het eerst een Delftse prijs in het leven geroepen: de ‘Delftsblauwe Andy’, die door een vakjury wordt uitgereikt. “De eerste winnaar van die prijs was een animatiefilmpje over een wereld waarin de technologie veel te ver is doorgeschoten en waarin robots de dienst uitmaakten. Heel leuk en knap gemaakt.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.