Campus

Duurzame luiers voor Bangladesh

Nu nog leven jonge gehandicapten soms in schrijnende omstandigheden. Twee IO-studentes proberen met duurzame luiers hun leven wat aangenamer maken.


Roos van der Schoor had zich erop voorbereid dat in Bangladesh niet dezelfde hygiënische standaard gold als in Nederland. Maar ze schrok toch, toen ze een gehandicapte jongen zag die een plastic zak als luier droeg. En toen ze kort daarna een leeftijdgenoot leerde kennen die helemaal onder de vliegen zat.

“Ze werden met de beste bedoelingen verzorgd door hun ouders. De ene jongen werd buiten neergelegd, zodat hij nog wat om zich heen kon kijken. Maar hij lag in zijn uitwerpselen waar de vliegen op afkwamen. En voor de andere jongen hadden de ouders zelf een luier gemaakt. Maar plastic ventileert niet en irriteerde zijn huid”, zegt ze.


Het onderstreepte voor IO-studenten Van der Schoor (22, TU Delft) en Aylin Groenewoud (21, TU Eindhoven) dat hun werk nut zou hebben. “Het was beter om de mensen in Bangladesh te helpen, dan de zoveelste gadget te ontwikkelen”, zegt Van der Schoor. Bij hun minor international entrepeneurship & development kwamen de studentes het project tegen. Stichting Niketan, dat zich inzet voor gehandicapte kinderen en jongeren in Bangladesh, riep hun hulp in om duurzame luiers te ontwikkelen. Ze wonnen er onlangs de tweede prijs mee bij een prijsvraag van Wilde Ganzen, een goededoelenorganisatie op het gebied van ontwikkelingssamenwerking.


De studentes bedachten een luier, die gemaakt is van jute, biokatoen en bioplastic. De luier zit als een soort inlegkruisje in een broek. Dankzij ritsen aan de zijkant, kan het inlegkruisje vrij eenvoudig verwisseld worden. “De luier is grotendeels biologisch afbreekbaar. Alle materialen zijn in overvloed aanwezig in Bangladesh, waardoor de luiers lokaal gemaakt kunnen worden. Het was ook belangrijk dat de luier niet als zodanig te herkennen was. Daarom zit er een stoere basketbalbroek omheen. In Bangladesh heerst deels nog een rangensysteem en een (bijna-) volwassene met een luier wordt benadeeld. Maar nu is niet te zien dat ze een luier dragen.” Voor hun onderzoek verbleven de studentes drie maanden in Bangladesh. Niketan heeft daar op het platteland, tachtig kilometer van hoofdstad Dhaka, een tehuis voor acht jongens. Ze zijn zowel geestelijk als lichamelijk gehandicapt. “Dat tehuis is vrij luxe voor lokale begrippen. Het is van cement gemaakt en de jongens liggen in bedden met een matras. Dat zag er allemaal netjes verzorgd uit. De jongens komen daar terecht als hun ouders niet meer voor ze kunnen zorgen. Bijvoorbeeld omdat ze geen geld meer hebben of de hele dag werken.” De luiers moeten duurzaam zijn omdat afval niet wordt opgehaald. Het wordt naar buiten gegooid of verbrand en vervuilend materiaal is daarom uit den boze.


De verzorgers in het tehuis waren volgens Van der Schoor dolblij met de luiers. “Toen we de prototypes weer meenamen naar Nederland, omdat we ze voor ons vak moesten presenteren, protesteerden ze. Ze wilden niet meer zonder onze luiers. Dat is het grootste compliment dat je als ontwerper kunt krijgen.”

Inmiddels gebruikt het tehuis de luiers van de studentes weer. “Maar ze zijn nog lang niet uitontwikkeld. Er moet bijvoorbeeld nog gebruikersonderzoek worden gedaan. Zodat we weten of de luier goed absorbeert en de ritsen aan de zijkant van de broek bijvoorbeeld niet vervelend zijn voor de jongens.”


De studentes zoeken daarom andere studenten die hun project voort willen zetten. Zelf hebben ze geen tijd. “We hebben aardig wat studievertraging opgelopen, onder meer omdat we cholera kregen in Bangladesh. Maar het project mag nu niet stoppen. Het is te belangrijk. We verwachten nog wel andere studenten te vinden die het stokje over willen nemen, omdat het belangrijk werk is waarbij je toch een verschil maakt. Eerst dachten we dat de luier eind 2012 in productie zou worden genomen, dat staat nu onder druk. Maar hopelijk is het niet lang daarna.”

Vorig jaar dienden 809 onderzoekers een aanvraag in voor een zogeheten Veni-subsidie. Dit jaar deden 982 onderzoekers een gooi: een groei van 21 procent. Ze willen allemaal 250 duizend euro bemachtigen om vier jaar lang onderzoek te doen.

Slagingspercentage
Maar liefst 161 onderzoekers krijgen nu een beurs. Zo hoog is het aantal laureaten nog niet eerder geweest. Toch is het slechts zestien procent van alle aanvragers. Voorheen was het ook al niet makkelijk om een subsidie te bemachtigen, maar het slagingspercentage was een paar procent hoger. NWO moet nu ‘te vaak’ goede aanvragers afwijzen, schrijft de onderzoeksfinancier in een persbericht.

Vernieuwingsimpuls
Veni-subsidies zijn de eerste trede van de ‘Vernieuwingsimpuls’. Deze onderzoeksbeurzen zijn bedoeld voor recent gepromoveerde wetenschappers. Daarna komen de Vidi- en Vici-subsidies voor ervaren en zeer ervaren wetenschappers. Ze zijn vernoemd naar een beroemde uitspraak van Julius Caesar: ik kwam, ik zag, ik overwon.

Belangrijke stap
Het verkrijgen van een Veni-subsidie is een belangrijke stap in een wetenschappelijke loopbaan geworden. Voormalig PvdA-minister en gerenommeerd biowetenschapper Ronald Plasterk verklaarde direct na zijn aantreden dat hij honderd miljoen euro uit de gewone bekostiging voor universiteiten zou halen en aan NWO zou geven. Die mocht het geld in de Vernieuwingsimpuls onder de beste wetenschappers verdelen.

Deze overheveling, waar de universiteiten schande van spraken, wordt stap voor stap ingevoerd. Daardoor wordt het budget voor de Vernieuwingsimpuls de komende jaren steeds hoger.

Overigens is het aandeel vrouwen onder de laureaten deze keer even hoog als onder de aanvragers: 42 procent.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.