Drijvende woningen bestaan al heel lang. Een drijvende stad echter nog niet. De grote droom van Rutger de Graaf is dan ook als eerste ter wereld een drijvende stad te bouwen die ook nog eens zelfvoorzienend is.
WIE IS RUTGER DE GRAAF?
Naam: Dr.ir. Rutger de Graaf (32)
Woonplaats: Delft
Verliefd/verloofd/getrouwd: Verloofd
Studie: Civiele techniek
Afstudeeronderzoek: Innovaties in duurzaam stedelijk waterbeheer
Afstudeerjaar: 2005
Loopbaan: De Graaf richt in 2007 met studenten het bedrijf Deltasync op, waarvan hij nu algemeen directeur is. Zijn promotieonderzoek rondt hij in 2009 cum laude af. Sinds 1 september 2011 is hij twee dagen per week lector adaptief bouwen aan de Hogeschool Rotterdam.
Soms belandt een carrière in een stroomversnelling voordat hij goed en wel is begonnen. Rutger de Graaf bijvoorbeeld is in 2006 net een jaartje bezig met zijn promotieonderzoek naar hoe steden water kunnen gebruiken om duurzamer en minder kwetsbaar te worden, als hij een aankondiging ziet voor de internationale deltacompetitie van Royal Haskoning.
Het ingenieursbureau bestaat in 2006 125 jaar en vraagt studenten en promovendi om met innovatieve oplossingen te komen voor deltagebieden wereldwijd. De Graaf verzamelt een groep studenten om zich heen en maakt een ontwerp en een ontwikkelstrategie voor een drijvende stad in het IJmeer. “Drijvende appartementencomplexen die zich flexibel aanpassen aan de stijgende zeespiegel”, zegt hij in zijn kantoor bij YesDelft. “Heel futuristisch.”
De Graafs team wint de eerste prijs: tienduizend euro. Hij denkt na deze klapper weer rustig verder te gaan met zijn scriptie, maar krijgt het drukker dan ooit. De pers vindt het heel interessant en op allerlei congressen kan het team zijn verhaal komen houden.
Het blijkt nog maar een begin te zijn. De vader van een van zijn teamleden vraagt of ze een presentatie willen maken, omdat hij op een zakenreis gaat spreken met het hoofd ruimtelijke ordening van Shanghai. Die vindt de presentatie ontzettend leuk en vraagt of het team een expositie wil inrichten in een leegstaande fabriekshal in Shanghai. Natuurlijk. Geen punt.
In mei 2007 is het zo ver. Ook de burgemeester van Shanghai neemt een kijkje en het team wordt uiteindelijk zelfs gevraagd een presentatie te houden voor de commissie van de Wereld Expo Shanghai 2010. De Graaf en zijn team moeten er dan wel over twee weken zijn. Met de steun van een grote Nederlandse stad. Bij voorkeur met de handtekening van de burgemeester.
De Graaf heeft het ‘geluk’ dat een van zijn casussen in zijn proefschrift de gemeente Rotterdam is en hij dus een aantal ambtenaren op het gebied van watermanagement kent. De promovendus weet het spel handig te spelen: hij zet wat druk op de ketel door te refereren aan het feit dat Rotterdam een zusterstad is van Shanghai.
Het team krijgt uiteindelijk een brief mee, ondertekend door (toen nog) burgemeester Ivo Opstelten. “Fantastisch. We liepen al rond met het idee om een bedrijf op te richten, maar als je dan opeens voor die Wereld Expo commissie staat moet je snel zorgen dat je een professionele organisatie wordt.”
Professionaliseren
En zo zorgen hun avonturen in Shanghai voor een versnelde oprichting van Deltasync. YesDelft laat ze met hun businessplan in oktober van hetzelfde jaar toe, maar daarna volgt de eerste kink in de kabel. Hoewel het team al een projectlocatie in de Huangpu River op het oog heeft, stellen de Chinezen als voorwaarde dat de financiering uit Nederland moet komen.
De Graaf en zijn team maken een businesscase en zoeken maanden naar Nederlandse investeerders. Tevergeefs. In januari 2008 besluiten ze dat dit het niet wordt. Rotterdam wil echter wel een drijvend gebouw in Nederland financieren en geeft Deltasync in het voorjaar van 2008 de opdracht om in het Rotterdamse havengebied te speuren naar de beste locatie.
De eerste echte commerciële opdracht is binnen. De Graaf pakt een boekje over Deltasync uit de kast en toont het resultaat dat in de Rotterdamse Rijnhaven dobbert: een drijvend paviljoen voor congressen, lezingen en exposities. En dat niet alleen: nu is het ook de officiële etalage van het Nederlands Water Centrum. “Zowel voor ons als voor de gemeente is het paviljoen een eerste stap op weg naar het grootschalig drijvend bouwen”, zegt De Graaf vol trots.
Die trots mag ook wel, want het gebouw is in één jaar tijd getekend en gebouwd. Voor Nederlandse begrippen heel snel. “Het mooie is dat het op een andere plek is gebouwd dan waar het nu ligt”, zegt De Graaf. “Dat is een groot voordeel van drijvend bouwen: je kunt het in een rustig havengebied maken en uiteindelijk naar de locatie toe slepen. En als het een tijdelijk gebouw is, kan het ook weer weg.”
Deltasync maakt ook een toolbox voor een drijvend park rond het paviljoen: het Rijnhavenpark. “Die toolbox is een kleine selectie van allerlei dingen die je daar zou kunnen doen”, legt De Graaf vol enthousiasme uit. Wat te denken van een onderwaterrestaurant? Een drijvend podium? Een flexibele kantoorruimte voor het nieuwe werken? En, inderdaad: ook groen.
Het gaat bij het Rijnhavenpark dus niet om een ontwerp, omdat het midden in de stad ligt. De Graaf wil meer de mogelijkheden laten zien dan met een blauwdruk komen. De toolbox gebruikt hij om met belanghebbenden in gesprek te gaan en samen een goed plan te ontwerpen.
Het is duidelijk: drijvend bouwen en wonen, gaat niet meer over woonboten. Water is te benutten als volwaardige plek om te verstedelijken. “Als je nagaat dat een groot deel van de wereldbevolking zich steeds meer concentreert in laaggelegen kustgebieden dan heb je veel kans voor dit soort projecten.”
Azië
De Graaf bevindt zich na ruim vier jaar Deltasync op een belangrijk punt in zijn loopbaan: hij probeert de sprong naar het buitenland te maken. Er zijn al gesprekken geweest in Rio de Janeiro, New York en Stockholm. “We proberen nu in Azië voet aan de grond te krijgen. Wij denken dat het drijvend bouwen daar misschien nog wel meer kans heeft dan in Nederland, omdat de economische groei in Azië nog wat sneller gaat.”
De Graaf is uitgenodigd om op internationale workshops zijn visie en de bijbehorende techniek te presenteren. “In december ben ik daarvoor in Taiwan geweest en deze maand ben ik in New Orleans. Hieruit blijkt dat er veel interesse is in onze innovatie.”
Dit jaar staat vooral in het teken van zes buitenwoningen in de Harnaschpolder in Delft. Daarvoor doet Deltasync niet het ontwerp maar de bewonersbegeleiding. “We helpen de bewoners om de waterwoning te realiseren. We leveren de technische kennis over wat wel en niet kan. Ook in het proces met de vergunningverlening. Omdat het innovatief is, zijn veel dingen anders. Denk aan de nutsaansluitingen.”
Adviseren is dus een van de drie activiteiten waar Deltasync zich op richt, naast het ontwerpen en het doen van onderzoek. “Omdat wij veel weten van drijvend bouwen benaderen mensen ons steeds vaker voor advies over waterbestendig bouwen op het land. We hebben meegeschreven aan een nieuwe norm van het Nederlands Normalisatie Instituut om drijvende woningen aan het Bouwbesluit te toetsen.”
De research komt bijna vanzelf om de hoek kijken, omdat dit een vrij nieuwe tak van sport is. Veel kennis moet nog worden ontwikkeld. “Er zijn natuurlijk al eeuwenlang drijvende woningen maar wat er nog niet is, is ontworpen drijvende steden. Daar is heel veel nieuwe kennis voor nodig. Vandaar dat we ook eenderde van onze tijd bezig zijn met onderzoek en nieuwe dingen bedenken.”
Waterbestendige steden
Een voorbeeld is een project voor de Europese Unie: FloodProBE. “We onderzoeken nieuwe concepten en technieken om steden waterbestendig te maken. Dat doen we samen met partijen als Dura Vermeer en Deltares, maar ook met internationale partners.”
Al met al is het voor De Graaf snel gegaan. Hij werd zelfs genomineerd voor de titel Delfts icoon 2010 en is sinds september 2011 twee dagen per week lector adaptief bouwen aan de Hogeschool Rotterdam. “Dat is waterbestendig bouwen, maar ik zie het breder: hoe kun je op zo’n manier bouwen dat je steden kunt aanpassen aan ontwikkelingen die in de toekomst wellicht gaan optreden? Zoals sloop. Niet omdat stedelijke gebieden technisch aan hun einde zijn, maar omdat we op die plek iets anders willen.”
Flexibele stedenbouw – adaptief bouwen – biedt daar volgens De Graaf een oplossing voor. “Ik doe dit werk als lector omdat ik het onderzoek en de wetenschappelijke wereld goed ken, en omdat ik mijn eigen bedrijf heb: de praktijk. Mijn taak bij de Hogeschool is precies om die twee werelden met elkaar te verbinden.”
Momenteel bestaat Deltasync in totaal uit vier medewerkers: civiel ingenieurs en architecten. Zij proberen de ontwerpaspecten met techniek te integreren tot een soort exportproduct: de Nederlandse drijvende waterstad. “We merken dat die Nederlandse identiteit in het buitenland goed werkt. Dat mensen toch het idee hebben: Nederlanders weten veel van water. Typisch een Nederlandse innovatie zo’n floating city.”
En zo eindigt vooralsnog het verhaal van de civiel ingenieur die na een wedstrijd in zeer korte tijd een bedrijf had. Het zakendoen bevalt hem prima. “We zijn elke dag bezig nieuwe dingen te ontwikkelen en daar is overal ter wereld interesse voor: van Discovery Channel tot The New York Times. Als je nagaat dat er vele tientallen miljarden euro’s aan overstromingsschade per jaar zijn op de wereld, dan denk ik dat we maatschappelijk relevante innovatie te pakken hebben.”
Niet dat met drijvende bouw alles is op te lossen. “Zeker niet, maar als je nagaat dat iedere dag weer ontzettend veel mensen in de stad gaan wonen – vaak langs een rivier of langs een kust – dan zou voor die mensen het drijvend bouwen echt een heel mooie oplossing kunnen zijn.”
It may be little consolation to those living around Fukushima, but nuclear power kills far fewer people than other energy sources, according to a review by the International Energy Agency (IAE).
“There is no question,” says Joseph Romm, an energy expert at the Center for American Progress in Washington DC. “Nothing is worse than fossil fuels for killing people.”
A 2002 review by the IAE put together existing studies to compare fatalities per unit of power produced for several leading energy sources. The agency examined the life cycle of each fuel from extraction to post-use and included deaths from accidents as well as long-term exposure to emissions or radiation. Nuclear came out best, and coal was the deadliest energy source.
The explanation lies in the large number of deaths caused by pollution. “It’s the whole life cycle that leads to a trail of injuries, illness and death,” says Paul Epstein, associate director of the Center for Health and the Global Environment at Harvard Medical School. Fine particles from coal power plants kill an estimated 13,200 people each year in the US alone, according to the Boston-based Clean Air Task Force. Additional fatalities come from mining and transporting coal, and other forms of pollution associated with coal. In contrast, the International Atomic Energy Agency and the UN estimate that the death toll from cancer following the 1986 meltdown at Chernobyl will reach around 9000.
In fact, the numbers show that catastrophic events are not the leading cause of deaths associated with nuclear power. More than half of all deaths stem from uranium mining, says the IEA. But even when this is included, the overall toll remains significantly lower than for all other fuel sources.
Yet again, popular perceptions are wrong. When, in 1975, about 30 dams in central China failed in short succession due to severe flooding, an estimated 230,000 people died. Include the toll from this single event, and fatalities from hydropower far exceed the number of deaths from all other energy sources.
From New Scientist, 26 March 2011, p.10
Comments are closed.