Campus

Dit gebeurt komend jaar in Delft

Les krijgen in een vliegtuigromp, wonen in een openlucht laboratorium en je gft-afval omzetten in drinkwater. Binnenkort allemaal op de TU.

Milieumaster
Wil je drinkwater filteren, bioplastics maken van afvalwater of waterreservoirs op aarde monitoren met satellieten? De faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen start dit jaar met de nieuwe masteropleiding environmental engineering om in te spelen op de toenemende urbanisatie op aarde en klimaatverandering. Vanwege deze ontwikkelingen moeten we efficiënter omgaan met energie, water en andere natuurlijke hulpbronnen.
Nieuw bij CiTG is ook de oprichting van het Ruisdael Observatorium, vernoemd naar de 17e-eeuwse schilder Jacob Ruisdael. Anders dan de naam doet vermoeden, bestaat dit observatorium niet uit een gebouw van waaruit wetenschappers de hemel bestuderen, maar uit een netwerk van meetstations verspreid over het land. Met het Ruisdael Observatorium hoopt initiatiefnemer hoogleraar
atmospheric remote sensing, prof.dr.ir. Herman Russchenberg, nauwkeuriger weersvoorspellingen te kunnen doen.

Dit kan door kleinschalige fenomenen te meten. Russchenberg wil de komende jaren bestaande meetnetwerken van instellingen als het KNMI en RIVM met elkaar verbinden. Ook wil hij gebruikmaken van de gegevens uit weerstation die mensen in hun tuin hebben staan.

Nieuw instituut

De TU krijgt er begin 2017 een nieuw instituut
bij; het Institute for Computational Science and
Engineering (DCSE). Hier draait alles om numeriek modelleren en simuleren. De toepassingsgebieden lopen door alle vakgebieden van de TU heen, van het berekenen van de aerodynamica van een nieuw vliegtuigontwerp tot aan het modelleren van het menselijk immuunsysteem. Het instituut is een samenwerkingsverband van zes Delftse faculteiten: EWI, CiTG, TNW, 3mE, LR en TBM

Verjaardag
175 jaar. Zo lang bestaat de TU op 13 januari 2017. Het programma van de dies natalis is nog niet rond, maar het thema is al bekend: Technology for Life. Studenten van studievereniging Het Gezelschap Practische Studie, van de faculteit CiTG, nemen het thema heel letterlijk. Ze maken anderhalve meter hoge cijfers – 1, 7 en 5 – van een beton waar bloemetjes uit groeien. Behalve dit speciaal in Delft ontwikkelde bloemetjesbeton gebruiken ze wellicht ook zelf-herstellend beton, een materiaal dat dankzij bacteriën heelt als er scheurtjes in komen. De cijfers komen voor de aula te staan, vlakbij het lustrumpaviljoen dat bouwkunde-studenten in elkaar gaan zetten.

Vliegtuig bij IO
De faculteit Industrieel Ontwerpen (IO) krijgt een vliegtuigromp. Mogelijk komt deze maand nog achter het faculteitsgebouw een stuk Boeing 737-300 van Norwegian Air met circa honderd stoelen. Prof.dr. Peter Vink, van de afdeling applied ergonomics and design, wil ermee uitzoeken hoe je passagiers sneller kunt laten plaatsnemen in het toestel. Hij tovert het vliegtuig om in een laboratorium voor promovendi en studenten van de master advanced concept design.

Het efficiënt opbergen van de handbagage is cruciaal bij het boarden. Als mensen niet snel een plekje in de bagagecompartimenten vinden, ontstaan er rijen in het gangpad en blijft het toestel te lang aan de grond.
“We hebben ideeën over hoe we het boarden kunnen versnellen”, vertelt Vink. “We kunnen het formaat en de geometrie van handbagage voor het boarden bepalen en mensen instrueren waar ze hun spullen moeten plaatsen.”

Een ander idee is om passagiers met een plek aan de raamkant als eerste te laten instappen. Dit klinkt simpeler dan het is. Je moet rekening houden met groepen die tegelijkertijd willen boarden. En met frequent flyers die altijd voorrang hebben. Een wiskundige heeft zich een halfjaar lang het hoofd gebroken op de optimale instapformule.


Het onderzoek maakt deel uit van het door de
TU geleidde EU project Passme, waar ook KLM, Transavia en Schiphol aan deelnemen. Waarschijnlijk krijgen IO-studenten ook les in het toestel. “Maar geen eerstejaars”, laat Vink weten. “Daar zouden we een A380 voor moeten hebben, want dat zijn er honderden.”
Bij IO vinden dit jaar nog veel meer veranderingen plaats. Tussen IO en 3mE verschijnt in de loop van dit academisch jaar het gebouw Pulse, bedoeld voor interdisciplinair onderwijs. Aan het plein komt ook een fietsparkeergarage annex koffiebar en een kantoorgebouw voor docenten; het ‘learning lab’. In september 2017 moet alles af zijn.

Robotbootjes
Studenten en medewerkers moeten niet raar opkijken als ze dit jaar bootjes in het gelid door de vijver voor 3mE zien varen. Zelfstandig varende robotboten hebben de toekomst, aldus dr. Rudy Negenborn en ir. Klaas Visser van de afdeling maritime & transport technology (3mE). Gedurende het jaar laten ze drie à vijf transport-robotbootjes van 30 à 60 centimeter lang de vijver verkennen. De bootjes moeten complexe manoeuvres uitvoeren. In formatie onder de brug door varen bijvoorbeeld, inhalen, kruisen en allerlei situaties uit havengebieden nabootsen. En dat alles zonder te botsen. “Tegen 2020 willen we tien of misschien zelfs twintig boten rond laten varen”, zegt Negenborn. In de toekomst is er geen personeel meer aan boord van transportschepen. De onderzoekers houden daar rekening mee in hun scheepsontwerpen.

Groene kamers te huur

Wie een kamer zoekt, kan aankloppen bij the Green Village op de TU-campus. Op het terrein van dit openluchtlaboratorium voor groene energie en systeeminnovaties verschijnen studentenwoningen. Het zijn vierkante houten studio’s. Ze komen naast het ultrazuinige Prêt-à-Loger huis. Deze maand wordt de eerste woning opgeleverd. De huizen worden voorzien van technische snufjes, zoals warmtewisselaar in de doucheput waardoor je restwarmte uit het water herwint en gelijkstroom-stopcontacten. Wil je hier wonen, dan ben je wel 24 uur per dag, zeven dagen in de week proefkonijn voor onderzoeken naar duurzaam wonen. In the Green Village experimenteert men ook volop met nieuwe materialen. Zo komt er een brug naar het dorp dat geheel van glas is.

lab met microscopen
De TU krijgt een nieuw laboratorium; het Van Leeuwenhoek Laboratory for Advanced Imaging Research (VLLAIR), geleid door hoogleraar deeltjesoptica prof.dr.ir. Pieter Kruit (TNW). Formeel bestond dit laboratorium voor microscopen en andere afbeeldingsinstrumenten al, maar het was versnipperd over de faculteitsgebouwen. Doordat de afdelingen biotechnology, chemical engineering en bionanoscience zijn verhuisd naar de nieuwbouw aan de Kluyverweg is er in het oude TNW-hoofdgebouw ruimte ontstaan voor dit hightech-microscopielab.

Zelf experimenten doen
Dat je in het TU Delft Science Centre vrijwel alles mag aanraken, er mag spelen en knutselen, was al bekend. Maar nu gaat het interactieve Delftse museum voor techniek een stap verder. Dit najaar opent het vier laboratoria waar bezoekers hun eigen experimenten kunnen uitvoeren, zij aan zij met Delftse wetenschappers. Zo komt er een biovergister waar je als bezoeker je gft-afval kunt omzetten in drinkwater en methaan. In een kamer met een triltafel ontdek je of je zelfgemaakte constructies bestand zijn tegen aardbevingen. De aerodynamica van voorwerpen kun je testen in een kleine windtunnel. En als je proefkonijn wilt zijn, ben je welkom in het Senselab. Onderzoekers van Bouwkunde doen daar onderzoek naar de beleving van binnenklimaten, zoals lichtintensiteit, geluid en ventilatie. Dit laatste lab opent in januari 2017. Daarnaast wordt de historische werkkamer van microbioloog Martinus Willem Beijerinck in ere hersteld. Het Beijerinck/Kluyver-archief bestaande uit preparaten, glasnegatieven en bijzondere boeken, worden daarmee toegankelijk voor het publiek. De opening is op 16 maart 2017, Beijerincks 166ste verjaardag.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.