Onderwijs

Discussie over compenseren

De ‘werkgroep didactiek’ van de TU Delft twijfelt openlijk aan de betrouwbaarheid van tentamens en andere toetsen. Een reden om meer te variëren in manieren van toetsen en onvoldoendes te compenseren. De studentenraad is kritisch.


Dat de TU het zogeheten compensatoir toetsen wil invoeren, is niet nieuw. Het idee is onderdeel van een pakket studieversnellende maatregelen uit de adviesnotitie ‘Naar een bachelordiploma in vier jaar!’, die de commissie-Brakels vorig studiejaar schreef.



Het op 5 oktober verschenen rapport ‘Koersen op studiesucces’ van de werkgroep didactiek is een uitwerking van de ideeën van de commissie-Brakels. De reden die de werkgroep beschrijft voor de invoering van ‘het mogen compenseren van een onvoldoende voor het ene studieonderdeel met een voldoende voor een ander onderdeel’ is nog niet eerder opgevoerd: “Het komt voort uit het idee dat de scheidslijn tussen voldoende en onvoldoende een inherente onnauwkeurigheid met zich meebrengt en dat tentamens van onvoldoende kwaliteit zijn.”



De werkgroep vervolgt: “Studenten kunnen van deze onnauwkeurigheden onnodig de dupe worden. De vraag is ook of studenten alle onderdelen van de stof even goed moeten beheersen.” Compensatoir toetsen zou de studievoortgang vergroten. De werkgroep adviseert daarbij dat er alleen binnen modules wordt gecompenseerd en dat er aanvullende voorwaarden gesteld kunnen worden. Zoals dat een onvoldoende dan bijvoorbeeld minstens een 4.0 moet zijn en dat het eindcijfer van de module minimaal een zes moet zijn.



In een schriftelijke reactie zegt de studentenraad dat een 4.0 wel heel ver af zit van een voldoende. Te ver, in de ogen van de studenten. Zij vrezen dat ‘de kwaliteit van de Delftse ingenieur in het geding komt’. De sr pleit er daarom voor dat compenseren pas kan vanaf het cijfer 5.0. Daarbij merken de studenten op dat ‘de onvoldoende kwaliteit van tentamens [wordt] aangegrepen om compensatie te rechtvaardigen’. Als die zo slecht is, dan vindt de sr dat het tentamen zelf moet worden herzien.



Volgens dr.ir. Hans Tonino, voorzitter van de werkgroep didactiek en directeur onderwijs bij de faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica, is onnauwkeurigheid nooit helemaal te voorkomen. Al was het maar omdat een toets altijd een momentopname is.



Volgens zijn werkgroep moet de manier van toetsen veel meer gaan samenhangen met de leerdoelen dan nu het geval is. “Je moet op meerdere niveaus toetsen of studenten de stof beheersen”, zegt Tonino. Soms kan dat met een ouderwets tentamen, maar de werkgroep wil ook dat opleidingen vaker tussentijds toetsen en bijhouden wat studenten weten aan de hand van bijvoorbeeld huiswerk of projecten. Allemaal om studenten bij de les te houden.



De werkgroep heeft de term blokonderwijs vervangen door ‘modulair onderwijs’. De groep stelt voor dat modules thematisch worden samengesteld en dat je er maximaal twee of drie tegelijk kunt volgen. Studenten moeten vakken binnen een module in één jaar halen. Lukt dat niet, dan moet de hele module over.



De studentenraad vreest dat dit alleen maar tot meer vertraging gaat leiden. Waarom zou je een vak dat je hebt gehaald moeten overdoen? Volgens Tonino is dit onderdeel van een cultuurverandering die op de universiteit moet plaatsvinden. “Het moet normaal worden dat je iets afmaakt waar je aan begint.” 

Mensonterend, vond Van Uffelen de kartonnen po’s die ze aantrof tijdens haar rondleiding door een psychiatrische inrichting. “Een soort omgekeerde hoedjes waren het, waarboven patiënten moeten hurken.” Comfortabel is anders, maar erger nog: die po’s gaan lekken. Binnen een uur. “Als je nagaat dat patiënten meestal vele malen langer in een isoleercel zitten, is dat natuurlijk niet afdoende. Mensen klagen er ook over. Zo’n po staat daar vaak zes tot zeven uur te stinken – zelfs al is het beleid dat hij elke twee tot drie uur vervangen wordt.” Haar oplossing: een po van samengeperste papierpulp. Die is dankzij een speciale, niet-giftige coating, niet alleen tot vijf uur lekdicht, hij zit ook nog eens een stuk lekkerder. Ze baseerde hem eenvoudigweg op de pot voor peuters en doopte hem ‘Sit & Safe’. “Want patiënten mogen zich er natuurlijk óók niet mee kunnen verwonden.”

De papierpulppo kan tot 150 kilo dragen. Indrukwekkend. “Valt wel mee hoor”, relativeert Van Uffelen. “Als je op een eierdoos gaat staan, houdt die je ook. Het is een kwestie van de juiste drukverdeling.” Oké, die is een beetje lastig te berekenen – dat was even een tegenvaller. Doordat de po van geperst karton is gemaakt, is de dichtheid van het materiaal niet op elke plek hetzelfde. “Dat willen we nog verder testen”, zegt Van Uffelen. Want hoewel het bedrijf voor wie ze de po ontwierp, HaBru Medische Technieken, hem niet in productie neemt, wil ze wel de markt op met haar ontwerp. Van Uffelen: “De reden dat HaBru niet met mijn po aan de slag gaat, is dat ze verder vooral stalen producten produceert. Voor mijn kartonnen vinding zou ze dus een speciale machine moeten aanschaffen. Veel te duur.” Toch raadde het bedrijf haar aan vooral dít ontwerp te gebruiken voor haar bachelor-eindpresentatie bij IO. “Er is in de praktijk heel veel interesse voor. Voor mijn eindpresentatie had ik ook twee ontwerpen gemaakt die het bedrijf wel kan produceren, maar die vond ze minder sterk.”

Minpuntje: psychiatrische instellingen hebben nauwelijks geld beschikbaar voor dit soort nieuwe producten. Voorlopig nog geen probleem voor de IO’er. “Ik heb vorig jaar een jaar bestuur voor studievereniging i.d gedaan en ben pas net begonnen aan mijn master design for interaction.” Tijd zat dus. En mocht haar ontwerp over een paar jaar niet in elke separatiecel te vinden zijn, dan leverde de ‘Sit & Safe’ haar in elk geval een prachtig eindcijfer op: een acht.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.