Linda de Vos bleef als bedrijfshulpverlener bij Bouwkunde het langst dicht bij de brandhaard, om te voorkomen dat anderen de ruimte betraden. Ze vertelt over haar angstige momenten.
Niets wees er dinsdagmorgen 13 mei op. Wel was het begin van die dag bij Bouwkunde anders dan anders, zo merkte ook hoofd secretariaat stedenbouwkunde en bedrijfshulpverlener (bhv’er) Linda de Vos.
Zij arriveerde om half negen en mocht niet met de lift vanwege een melding van waterschade. “Ik moest dus via de trap naar mijn werk op de negende verdieping. Op de zesde zag ik wat water liggen.”
Rond negen uur kwam er een brandmelding op haar bhv-pieper. Dat gebeurt automatisch als rookmelders aanslaan. “Ik pakte mijn portofoon en vroeg aan de bevelvoerder van de bhv’ers wat er aan de hand was. Ik moest gaan kijken op zes-zuid.”
Op deze vleugel kwam De Vos de twee student-bhv’ers Jan Wilbers en Benjamin Groothuyse tegen die als eerste bij de brand waren. “De koffieautomaat smeulde en er kwamen . zoals zij dat noemden – vuurballen uit. Ze hadden net geprobeerd de brand te blussen.”
“De studenten zeiden nog iets tegen me, maar ik was te druk met een portofoongesprek. Ik zag rook en vlammen van zeventig centimeter, ter hoogte van een mogelijk koffieapparaat. Ik stond daar in mijn zomerhemdje op mijn badslippers en dacht: ik ga niet naar binnen, het is te gevaarlijk. We hebben geen adembescherming meer. Adembescherming is perslucht zoals de brandweer die heeft. Die bescherming is een jaar of vijf geleden bij Bouwkunde afgeschaft. Men zei: ’De brandbelasting bij Bouwkunde is niet zo hoog. Het is een betonnen gebouw en bovendien een groot pand. En eer wij adembescherming om hebben, is de brandweer er al. Die heeft een aanrijdtijd van acht minuten.'”
“Ik meldde dat het te heftig was en de bevelvoerder zei dat ik het ruitje van de handmelder moest inslaan. Dat heb ik gedaan waardoor er automatisch een signaal afgaat dat het pand moet worden ontruimd.”
“Al mijn collega-bhv’ers hebben meteen de gangen ontruimd. Dat ging voorspoedig. De student-bhv’ers hadden de zesde verdieping al gedaan. Zelf ben ik op zes-zuid blijven staan, omdat je er als bhv’er voor moet zorgen dat niemand de ruimte betreedt en dat je de brandweer naar de brand leidt.”
“Er kwam nog iemand aanrennen die wilde blussen, maar die heb ik weggestuurd. Blussen kon echt niet meer: het was zo’n klein blussertje. De laatste momenten waren doodeng: het licht viel uit, er lag water op de grond en er kwam rook achter een deur vandaan. De gang stond in lichterlaaie. Ik heb één moment gedacht: als het maar niet instort. Daarna ging ik naar beneden. Het trappenhuis was vrij van rook.”
“Op de vijfde verdieping kwamen juist brandweerlieden aanzetten. Met hen ben ik naar de zesde gelopen. Ik heb ze verteld waar het was en heb daarna het gebouw verlaten.”
Buiten zag Linda dat het vuur enorm was uitgebreid. “Tien minuten nadat ik de zesde had verlaten, was het een gekkenhuis. Een uitslaande brand.”
Na de brand sprak De Vos ‘eindeloos’ met de twee student-bhv’ers. “Ze hebben moeite zich te concentreren. Niet zozeer door de brand zelf, maar door het feit dat we met zoveel mensen hebben gesproken. We hebben gesproken met de politie, de verzekeraar en de veiligheidscoördinator van de TU.”
De studenten hadden volgens De Vos twijfels over hun handelen. “Ze denken aan de ene kant: ‘We stonden bij het koffieapparaat en dat hadden we misschien nog wel kunnen blussen’. Aan de andere kant: er heeft nog een elektrotechnicus naar die automaat gekeken en die zei: ‘Stop er maar mee’. Toen hadden ook zij iets van: wegwezen! Ze hebben echt wel hun best gedaan.”
Ook De Vos had zo haar twijfels over haar eigen rol. “Ik twijfelde over het feit dat ik om vijf over negen ter plekke was en niet die ruimte ben binnen gegaan. Ik had de keus om naar binnen te gaan.”
Na afloop maakte ze meteen een afspraak met de bedrijfsarts. “De eerste twee nachten heb ik niet geslapen. Ik werk al achttien jaar bij de bedrijfshulpverlening en bij het faculteitscafé in de kelder: de Bouwpub. Op de dag zelf dacht ik dat ik de boel in de kelder misschien nog wel kon redden. Maar we hebben gezien dat het bluswater bij de hellingbaan al op twee meter stond.”
“Eenmaal buiten denk je: ‘Shit, ik ben zowat al mijn persoonlijke spullen kwijt’, maar ook: ‘Shit, daar gaat mijn werk, mijn leven.’ Ik was altijd ‘Linda van Bouwkunde’. We krijgen goede nazorg. Het hoofd facilitair management en vastgoed van Bouwkunde vraagt telkens hoe het gaat en zegt: ‘Als je hulp nodig hebt, zeg je het maar, al is het ’s nachts.’”
“Ondanks alles blijf ik bhv’er: je ziet hoezeer het van belang is. Ik heb gezien hoe wij als een speer kunnen ontruimen. Een pluim dan ook voor alle ‘vegers’ die van de dertiende tot de begane grond hebben ontruimd. Toen de zesde verdieping aardig in brand stond, zijn ze nóg naar boven gegaan om te ontruimen.”
“Woensdag na de brand heb ik me al ingezet voor sociale voorzieningen op het tentenkamp. Voor de Bouwpub. Sinds maandag doe ik bij Technische Natuurwetenschappen weer gewoon stedenbouw met een eigen telefoon en computer. Het werkt toch het beste als ik gewoon maar doorga.”
Linda de Vos: “Een pluim voor alle ‘vegers’ die van de dertiende tot de begane grond hebben ontruimd. Toen de zesde verdieping aardig in brand stond, zijn ze nóg naar boven gegaan om te ontruimen.” (Foto: Hans Stakelbeek/FMAX)
Niets wees er dinsdagmorgen 13 mei op. Wel was het begin van die dag bij Bouwkunde anders dan anders, zo merkte ook hoofd secretariaat stedenbouwkunde en bedrijfshulpverlener (bhv’er) Linda de Vos.
Zij arriveerde om half negen en mocht niet met de lift vanwege een melding van waterschade. “Ik moest dus via de trap naar mijn werk op de negende verdieping. Op de zesde zag ik wat water liggen.”
Rond negen uur kwam er een brandmelding op haar bhv-pieper. Dat gebeurt automatisch als rookmelders aanslaan. “Ik pakte mijn portofoon en vroeg aan de bevelvoerder van de bhv’ers wat er aan de hand was. Ik moest gaan kijken op zes-zuid.”
Op deze vleugel kwam De Vos de twee student-bhv’ers Jan Wilbers en Benjamin Groothuyse tegen die als eerste bij de brand waren. “De koffieautomaat smeulde en er kwamen . zoals zij dat noemden – vuurballen uit. Ze hadden net geprobeerd de brand te blussen.”
“De studenten zeiden nog iets tegen me, maar ik was te druk met een portofoongesprek. Ik zag rook en vlammen van zeventig centimeter, ter hoogte van een mogelijk koffieapparaat. Ik stond daar in mijn zomerhemdje op mijn badslippers en dacht: ik ga niet naar binnen, het is te gevaarlijk. We hebben geen adembescherming meer. Adembescherming is perslucht zoals de brandweer die heeft. Die bescherming is een jaar of vijf geleden bij Bouwkunde afgeschaft. Men zei: ’De brandbelasting bij Bouwkunde is niet zo hoog. Het is een betonnen gebouw en bovendien een groot pand. En eer wij adembescherming om hebben, is de brandweer er al. Die heeft een aanrijdtijd van acht minuten.'”
“Ik meldde dat het te heftig was en de bevelvoerder zei dat ik het ruitje van de handmelder moest inslaan. Dat heb ik gedaan waardoor er automatisch een signaal afgaat dat het pand moet worden ontruimd.”
“Al mijn collega-bhv’ers hebben meteen de gangen ontruimd. Dat ging voorspoedig. De student-bhv’ers hadden de zesde verdieping al gedaan. Zelf ben ik op zes-zuid blijven staan, omdat je er als bhv’er voor moet zorgen dat niemand de ruimte betreedt en dat je de brandweer naar de brand leidt.”
“Er kwam nog iemand aanrennen die wilde blussen, maar die heb ik weggestuurd. Blussen kon echt niet meer: het was zo’n klein blussertje. De laatste momenten waren doodeng: het licht viel uit, er lag water op de grond en er kwam rook achter een deur vandaan. De gang stond in lichterlaaie. Ik heb één moment gedacht: als het maar niet instort. Daarna ging ik naar beneden. Het trappenhuis was vrij van rook.”
“Op de vijfde verdieping kwamen juist brandweerlieden aanzetten. Met hen ben ik naar de zesde gelopen. Ik heb ze verteld waar het was en heb daarna het gebouw verlaten.”
Buiten zag Linda dat het vuur enorm was uitgebreid. “Tien minuten nadat ik de zesde had verlaten, was het een gekkenhuis. Een uitslaande brand.”
Na de brand sprak De Vos ‘eindeloos’ met de twee student-bhv’ers. “Ze hebben moeite zich te concentreren. Niet zozeer door de brand zelf, maar door het feit dat we met zoveel mensen hebben gesproken. We hebben gesproken met de politie, de verzekeraar en de veiligheidscoördinator van de TU.”
De studenten hadden volgens De Vos twijfels over hun handelen. “Ze denken aan de ene kant: ‘We stonden bij het koffieapparaat en dat hadden we misschien nog wel kunnen blussen’. Aan de andere kant: er heeft nog een elektrotechnicus naar die automaat gekeken en die zei: ‘Stop er maar mee’. Toen hadden ook zij iets van: wegwezen! Ze hebben echt wel hun best gedaan.”
Ook De Vos had zo haar twijfels over haar eigen rol. “Ik twijfelde over het feit dat ik om vijf over negen ter plekke was en niet die ruimte ben binnen gegaan. Ik had de keus om naar binnen te gaan.”
Na afloop maakte ze meteen een afspraak met de bedrijfsarts. “De eerste twee nachten heb ik niet geslapen. Ik werk al achttien jaar bij de bedrijfshulpverlening en bij het faculteitscafé in de kelder: de Bouwpub. Op de dag zelf dacht ik dat ik de boel in de kelder misschien nog wel kon redden. Maar we hebben gezien dat het bluswater bij de hellingbaan al op twee meter stond.”
“Eenmaal buiten denk je: ‘Shit, ik ben zowat al mijn persoonlijke spullen kwijt’, maar ook: ‘Shit, daar gaat mijn werk, mijn leven.’ Ik was altijd ‘Linda van Bouwkunde’. We krijgen goede nazorg. Het hoofd facilitair management en vastgoed van Bouwkunde vraagt telkens hoe het gaat en zegt: ‘Als je hulp nodig hebt, zeg je het maar, al is het ’s nachts.’”
“Ondanks alles blijf ik bhv’er: je ziet hoezeer het van belang is. Ik heb gezien hoe wij als een speer kunnen ontruimen. Een pluim dan ook voor alle ‘vegers’ die van de dertiende tot de begane grond hebben ontruimd. Toen de zesde verdieping aardig in brand stond, zijn ze nóg naar boven gegaan om te ontruimen.”
“Woensdag na de brand heb ik me al ingezet voor sociale voorzieningen op het tentenkamp. Voor de Bouwpub. Sinds maandag doe ik bij Technische Natuurwetenschappen weer gewoon stedenbouw met een eigen telefoon en computer. Het werkt toch het beste als ik gewoon maar doorga.”
Linda de Vos: “Een pluim voor alle ‘vegers’ die van de dertiende tot de begane grond hebben ontruimd. Toen de zesde verdieping aardig in brand stond, zijn ze nóg naar boven gegaan om te ontruimen.” (Foto: Hans Stakelbeek/FMAX)
Comments are closed.