Gamen alsof je in een drone zit. Het zou zomaar een nieuwe populaire extreme sport kunnen worden, vertelt de voorzitter van de International Drone Racing Association aan de New York Times. Is zo’n drone-competitie ook iets voor Delft?
Stel je voor: je zit met een virtual reality bril op, een soort skibril met aan de binnenkant een beeldscherm. Het voelt alsof je vliegt, want in je handen heb je een joystick, waarmee je jezelf rakelings langs gebouwen, dichtbegroeide bossen of door diepe afgronden heen kan sturen. In werkelijkheid bestuur je een drone, waarop een camera is gemonteerd, wiens beelden direct op jouw bril verschijnen.
“Het voelt alsof je in de drone zelf zit, het geeft een enorme adrenaline-rush”, zegt Charles Zablan, die voorzitter is van de International Drone Racing Association – een club van vijfhonderd mensen die hij dit jaar in Los Angeles oprichtte. Aan een journalist van de New York Times vertelt hij dat zijn nieuwe hobby zomaar zou kunnen uitgroeien tot een populaire extreme sport, net als motorracen, snowboarden of inline skating. “Het levert dezelfde adrenaline op, maar dan zonder jezelf pijn te doen.”
Volgens Guido de Croon, die in het Micro Air Vehicle laboratory onderzoek doet naar drones, vinden dronecompetities al meer dan tien jaar plaats, op internationale wetenschappelijke congressen. “In 2009 en 2014 organiseerden we zo’n competitie in Nederland. Toen hebben we samen met Defensie een terrein afgezet en het luchtruim daarboven gesloten.” Het doel van deze wedstrijden is echter wel wat serieuzer. “We willen de state-of–the-art van kleine drones verbeteren. Eerst bestuurden we een drone nog als een modelvliegtuigje, toen deden we goggles op om verder weg te kunnen vliegen, en nu streven we ernaar dat drones helemaal zelf kunnen manoeuvreren”, zegt De Croon.
De grootste uitdaging voor een zelfstandige drone is om nergens tegenaan te vliegen. “Dat is heel moeilijk, omdat de kennis ervoor impliciet is en dus moeilijk aan een robot uit te leggen. Een drone gebruikt de beelden van een camera, analyseert met zijn kunstmatige breintje de pixels en neemt snel een beslissing. Een camera is in principe superlicht en bovendien worden we steeds beter in het efficiënter maken van die vision technieken.”
De Croon is zo ongeveer de enige in zijn lab die zelf niet zoveel vliegt. “Misschien wil ik daarom wel dat drones het zelf doen”, zegt hij. “Bovendien zou dat veel mogelijk maken: een drone zou zelf in een kas kunnen rondvliegen om te kijken welk plantje water nodig heeft, of over de treinrails om die te inspecteren, of ergens pakjes bezorgen zoals Amazon wil. Zelf obstakels kunnen zien en navigeren is de holy grail van drones.” In dronecompetities probeert De Croon die technische ontwikkeling te stimuleren door meer punten toe te kennen aan drones die dat al zelf doen. “Het gaat er bij ons in eerste instantie niet om wie de snelste is, want bij ons wint de slimste.”
Comments are closed.