Campus

Denken in systemen

‘Tussen het bestrijden van luchtverontreiniging door vliegtuigen en het ontwikkelen van kookstelletjes voor Derde Wereldlanden bestaan meer analogieën dan verschillen’, aldus de Noorse professor Asbjornsen.

Het codewoord is system engineering.

De afgelopen zes maanden verbleef professor Asbjornsen als gast van professor Weijnen (faculteit Techniek, Bestuur en Management) aan de TU om colleges en workshops te geven op het gebied van system engineering. Deze discipline behelst het systematisch definiëren, analyseren en oplossen van vaak interdisciplinaire problemen. De gehanteerde methodes zijn technologie-vrij en zijn dus op ieder denkbaar technisch of zelfs sociaal probleem van toepassing. Asbjornsen heeft een grote staat van dienst op dit relatief jonge vakgebied. Zo stond hij in 1990 aan de wieg van de International Council of System Engineering.

De Noor kwam niet naar Delft omdat system engineering hier een onbekend begrip was. Integendeel: ,,Een aantal vakgroepen van de TU past het systeemdenken al volop toe. En de Nederlandse industrie loopt vooraan wat betreft de geïntegreerde logistieke ondersteuning.” Dit laatste is een methode waarin bij het ontwerpen van een product al rekening wordt gehouden met de gehele levensloop ervan, inclusief het afdanken.

Asbjornsen merkte dat hij door zijn brede technologische visie veel Delftse onderzoekers kon inspireren. ,,Persoonlijke gesprekken en workshops met onderzoekers waren vruchtbaarder dan de colleges voor studenten. Gedeeltelijk lag dit aan de afstand tussen hoogleraar en studenten, die in Delft groter is dan ik in Trondheim gewend ben. Ik miste interactie.” Daarnaast heeft Asbjornsen het idee dat studenten het nut van een systematische probleemaanpak nauwelijks inzien, omdat dit nut pas echt duidelijk wordt in de beroepspraktijk.
Samenwerking

In die beroepspraktijk wordt system engineering volgens de Noor steeds onontbeerlijker, omdat problemen complexer worden. Als voorbeeld noemt hij de infrastructurele vraagstukken waarmee Nederland worstelt. Hij constateert hier een conflict. ,,De oplossing van zulke problemen vergt in toenemende mate een integrale visie en interdisciplinaire aanpak, maar tegelijkertijd is verregaande specialisatie in de universitaire wereld een voorvereiste om promotie te kunnen maken.” Daarom juicht Asbjornsen de DIOC-programma’s van de TU van harte toe. Ook buiten de DIOC-programma’s zou samenwerking meer gestimuleerd moeten worden.

Dat de Noor altijd in systemen denkt, bewijst de laatste raad die hij nog geeft, vlak voor zijn terugkeer naar Trondheim: ,,Als men de universiteit als systeem beschouwt, dan moet verreweg de voornaamste vereiste aan dit systeem zijn dat het de carrières van studenten bevordert. Dat mag nooit uit hetoog worden verloren.” (WvW)

Wouter van Winden

‘Tussen het bestrijden van luchtverontreiniging door vliegtuigen en het ontwikkelen van kookstelletjes voor Derde Wereldlanden bestaan meer analogieën dan verschillen’, aldus de Noorse professor Asbjornsen. Het codewoord is system engineering.

De afgelopen zes maanden verbleef professor Asbjornsen als gast van professor Weijnen (faculteit Techniek, Bestuur en Management) aan de TU om colleges en workshops te geven op het gebied van system engineering. Deze discipline behelst het systematisch definiëren, analyseren en oplossen van vaak interdisciplinaire problemen. De gehanteerde methodes zijn technologie-vrij en zijn dus op ieder denkbaar technisch of zelfs sociaal probleem van toepassing. Asbjornsen heeft een grote staat van dienst op dit relatief jonge vakgebied. Zo stond hij in 1990 aan de wieg van de International Council of System Engineering.

De Noor kwam niet naar Delft omdat system engineering hier een onbekend begrip was. Integendeel: ,,Een aantal vakgroepen van de TU past het systeemdenken al volop toe. En de Nederlandse industrie loopt vooraan wat betreft de geïntegreerde logistieke ondersteuning.” Dit laatste is een methode waarin bij het ontwerpen van een product al rekening wordt gehouden met de gehele levensloop ervan, inclusief het afdanken.

Asbjornsen merkte dat hij door zijn brede technologische visie veel Delftse onderzoekers kon inspireren. ,,Persoonlijke gesprekken en workshops met onderzoekers waren vruchtbaarder dan de colleges voor studenten. Gedeeltelijk lag dit aan de afstand tussen hoogleraar en studenten, die in Delft groter is dan ik in Trondheim gewend ben. Ik miste interactie.” Daarnaast heeft Asbjornsen het idee dat studenten het nut van een systematische probleemaanpak nauwelijks inzien, omdat dit nut pas echt duidelijk wordt in de beroepspraktijk.
Samenwerking

In die beroepspraktijk wordt system engineering volgens de Noor steeds onontbeerlijker, omdat problemen complexer worden. Als voorbeeld noemt hij de infrastructurele vraagstukken waarmee Nederland worstelt. Hij constateert hier een conflict. ,,De oplossing van zulke problemen vergt in toenemende mate een integrale visie en interdisciplinaire aanpak, maar tegelijkertijd is verregaande specialisatie in de universitaire wereld een voorvereiste om promotie te kunnen maken.” Daarom juicht Asbjornsen de DIOC-programma’s van de TU van harte toe. Ook buiten de DIOC-programma’s zou samenwerking meer gestimuleerd moeten worden.

Dat de Noor altijd in systemen denkt, bewijst de laatste raad die hij nog geeft, vlak voor zijn terugkeer naar Trondheim: ,,Als men de universiteit als systeem beschouwt, dan moet verreweg de voornaamste vereiste aan dit systeem zijn dat het de carrières van studenten bevordert. Dat mag nooit uit hetoog worden verloren.” (WvW)

Wouter van Winden

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.