Het Glazen Huis gaat volgend jaar naar Enschede. Voor het binnenhalen van de glazen studio van 3FM Serious Request hadden ook Delft, Kerkrade en Sittard-Geleen zich ingespannen.
Ondernemers, jongeren en het TU Delft Nuna Solar Team reisden op 22 maart nog naar Hilversum om Delft te promoten. Vergeefs, bleek vorige week vrijdag. Ondernemersvereniging Binnenstad Delft denkt na over een nieuwe poging voor Serious Request 2013.
Bij de actie Serious Request sluiten drie DJ’s van 3FM zich in de week voor kerst zes dagen lang op in een glazen studio. Zij eten niets en maken 24 uur per dag live radio en televisie waarbij het publiek tegen betaling verzoeknummers kan aanvragen voor een goed doel.
WIE IS WOUTER SMEETS ?
Wouter Smeets (25) werd geboren in Geleen, maar woont sinds zijn tweede in Zoetermeer. Bij de lokale zwemvereniging WVZ specialiseerde hij zich in de vrije slag. De in de zwemwereld bekende Karin van Straaten en de aan WVZ verbonden Arthur van Striem beschouwt hij als zijn beste trainers.
Van zijn regionale records in zowel zijn senioren- als juniorentijd staat er nog een flink aantal overeind. Zijn persoonlijke records staan op 51.04 (100 meter), 1.50.5 (200 meter) en 3.59.1 (400 meter).
In zijn topjaar 2006 zwom Smeets op het NK kortebaan (25-meterbad) naar twee zilveren medailles op de 200 en 400 meter vrije slag. Op de 4×100 en 4×200 meter estafette haalde hij tijdens verschillende NK’s eveneens diverse medailles binnen. In 2005 was die van de 4×200 kortebaan zelfs goudkleurig. In die estafetteploeg zat onder anderen steeds ook zijn oudere broer Martijn, afgestudeerd technisch informaticus aan de TU. Ook zijn tweelingbroer Sander, afgestudeerd in de luchtvaarttechnologie op InHolland, maakte een enkele keer deel uit van het WVZ-team.
Komend weekeinde start de zevendejaars student luchtvaart- en ruimtevaarttechniek op het NK langebaan (50-meterbad) in het Pieter van den Hoogenband-stadion in Eindhoven op de 100 en 200 meter vrije slag en in drie verschillende estafetteraces.
Hoe ben jij aan het zwemmen verknocht geraakt?
“Mijn ouders wilden dat wij aan sport gingen doen. Goed voor de sociale ontwikkeling en de lichamelijke gezondheid. Met mijn tweelingbroer Sander werd ik op mijn vijfde in een badje gemieterd. We deden de eerste vlinderslagoefeningen door kikkersprongen te maken vanaf de bodem. Ik vond het heel erg leuk. En ik vond ook de mensen leuk bij WVZ, de zwemvereniging waarvan ik lid werd gemaakt. Ik ben nu 25, zit daar al bijna twintig jaar. Spelenderwijs hebben we leren zwemmen. Dat ik het leuk vond kwam ook omdat ik op vroege leeftijd al goed bleek te kunnen zwemmen.”
Kwam je al snel in de wedstrijdsport terecht?
“Vanaf mijn negende heb ik meegedaan aan jeugdkampioenschappen. In die jongste jaren werd ik vijfmaal Nederlands kampioen in mijn leeftijdsklasse. Ik miste op een haar na het Nederlands record van Maarten van der Weijden, die later in Peking Olympisch goud zou halen op de zwemmarathon. Dat was op de 400 meter vrije slag. Die slag heeft mij altijd het beste gelegen. Lichamelijk bleek ik aanleg voor de borstcrawl te hebben, waar de vrije slag natuurlijk op neerkomt.”
Onder anderen met je broer Martijn haalde je op diverse NK’s medailles op de 4x 100 en 4x 200 meter. Zelfs een keer goud. Soms deed je andere broer ook mee. Hoe is het om met je broers in één ploeg te zitten?
“Ah, de Smeets-estafette. Het is hartstikke gaaf om met je broers te zwemmen. Dan zet je toch een extra tandje bij. Meestal word ik als startzwemmer ingezet. Mijn overnames zijn niet zo vreselijk goed, maar ik kan wel heel goed meteen een gaatje slaan. Ik val heel goed in het startschot en ben dan razendsnel weg.”
Geeft het winnen van een medaille met meerdere personen net zoveel bevrediging als een individueel behaalde medaille?
“De gouden medaille met de estafetteploeg was natuurlijk een heel mooie. Toch ben ik het meest trots op de twee zilveren medailles die ik individueel haalde, in 2006. Omdat ik het toch maar had klaar gebokst in mijn eentje, na allerlei tegenslag, zoals de ziekte van Pfeiffer waar ik een jaar last van had. Uiteindelijk is zwemmen een individuele sport. Zelfs in een estafette zwem je na elkaar.”
Hoe verhouden je prestaties zich momenteel tot die van de nationale top?
“Ik denk dat ik als goede subtopper omschreven kan worden. Alleen zit ik nu even niet in de top-3. Ik ben 25, doe het al een jaartje wat rustiger aan omdat ik in september aan mijn master ben begonnen. Ik ben nu zevendejaars luchtvaart- en ruimtevaarttechniek. Die studie is voor je verdere leven ongelofelijk belangrijk, die kan ik niet verder uitstellen. Vijfentwintig uur trainen per week en daarnaast aan de TU studeren is niet te doen in deze fase. Als ik aan mijn afstuderen begin hoop ik weer meer tijd te hebben.”
Hoe waren de wedstrijden met Pieter van den Hoogenband?
“Ik heb een paar keer met hem samen gezwommen. Soms ook als Studio Sport erbij was. Als je weet dat ik meedoe kun je mij ergens zien zwemmen, maar de focus ligt natuurlijk op Pieter. Het is heel motiverend om naast zo’n grootheid in de baan te liggen, dat werkt stimulerend. Zeker als er veel enthousiast publiek zit en er overal tv-camera’s zijn.”
Nooit een EK of WK gehaald?
“Op de 200 meter vrije slag heb ik er ooit één seconde vanaf gezeten. Maar het niveau ligt zo hoog in Nederland, dat dat heel moeilijk is. Met de invoering van die supersnelle pakken ging het ineens een stuk sneller. Zelf heb ik nooit in zo’n hydrodynamisch pak gezwommen. Ten eerste kosten ze vijf-, zeshonderd euro. Ik ging mijzelf niet voor de gek houden, het was duidelijk dat ze verboden zouden worden. Ik wilde mijn tijden niet kunstmatig opschroeven. Ik wil wel hard gaan, maar niet door zo’n pak.”
Waar ligt het aan dat je het internationale niveau niet hebt gehaald?
“Aan wil heeft het nooit ontbroken, maar ik ben een paar keer overbelast geweest omdat ik te hard trainde. Daar kwam ook nog eens die Pfeiffer overheen.”
Wat is je sterkste afstand?
“De 200 meter vrij. Dan gebruik je alle energiesystemen in je lijf. Het is de discipline waar alles samenkomt. Van daaruit kun je uitstapjes naar de 100 en de 400 maken. Bij de 400 heb je meer duurkracht en uithoudingsvermogen nodig, bij de 100 meter moet je in korte tijd heel veel energie kwijt kunnen.”
Je hebt nooit een officiële topsportstatus gehad, waardoor je langer over je studie zou kunnen doen. Hoe heb je je sport kunnen combineren met je studie?
“Het eerste jaar ging heel goed, haalde ik bijna in één keer mijn propedeuse. In het tweede jaar werd het lastiger, ook omdat ik toen ziek werd. Tot afgelopen studiejaar heeft het zwemmen altijd prioriteit gehad, wel met in mijn achterhoofd dat de studie ook heel belangrijk was.”
Hoe ziet jouw dag eruit in een volle trainingsperiode?
“Dan sta ik om vijf uur op en lig om zes uur in het water. Als ik om half acht klaar ben met trainen ga ik wat eten. Daarna besteed ik de hele dag aan mijn studie. Daarna weer anderhalf uur trainen en dan wat eten. Uiteraard eet ik tussendoor ook nog.”
Weinig tijd voor een sociaal leven dus.
“Ik heb een heel sociaal leven op de zwemvereniging. Dat moet ook. Als je sociale leven niet in orde is, ben je ook niet gelukkig. En als je niet gelukkig bent zit je niet goed in je vel en dan kun je ook geen sportieve prestaties leveren. Naar studentenfeestjes gaan en veel bier drinken is een stuk lastiger, maar dat heeft mij eigenlijk nooit gestoord.”
Op welke afstanden start je komend weekend en wanneer ben je tevreden?
“Alleen op de 100 en 200, plus in drie estafettes. Ik heb expres voor een wat rustiger programma gekozen dit jaar, zodat ik alle energie kan stoppen in de afstanden die ik zwem. Ik moet realistisch zijn. Mijn medaillekansen liggen niet hoog, omdat ik afgelopen jaar minder getraind heb. Maar ik wil wel finaleplaatsen halen.”
Hoe is het om in het Pieter van den Hoogenband stadion te zwemmen? Snel water?
“De golfslag wordt goed gebroken door de lijnen, maar uiteindelijk blijft vijftig meter toch altijd vijftig meter. Er is wel veel ruimte om je goed voor te bereiden. En je kunt er trainen met gebruik van onderwatercamera’s. Je slag onder water is zoveel belangrijker dan wat je boven water doet. Je kunt de beeldjes stilzetten zodat je slag voor slag kunt zien hoe je beweegt. Zo kun je goed zien of je druk op het water zet, dat is heel erg belangrijk. Zo hard mogelijk zwemmen is zo min mogelijk weerstand genereren. Je moet je slag zo lang mogelijk maken, jezelf kaarsrecht maken en zoveel mogelijk druk op het water zetten met een goede beenslag als basis.”
Je bent nu 25, wat zijn je ambities nog?
“Je kunt twee dingen zeggen. Eén: ik wil het EK halen, of twee: ik wil mijzelf verbeteren. Ik doe het laatste. Het is belangrijk om een race niet te benaderen vanuit de tijd die je wilt zwemmen, maar vanuit hoe je ‘m wilt zwemmen. Je moet een goed raceplan hebben. Als je dat hebt krijg je een goede tijd. Niet andersom redeneren. Er zijn er genoeg die dat wel doen. Die hun slag compleet loslaten en als een kip zonder kop door het water gaan en daardoor niet de tijd halen die ze willen halen.”
Wat is een ‘goed raceplan’?
“Honderd keer van tevoren de race door je hoofd afspelen. Je sluit je af van alles en iedereen om je heen en visualiseert hoe je op het startblok staat, hoe je op het startschot wacht, hoe je de start uitvoert. Als je eenmaal in je slag zit, visualiseer je met welke frequentie en met welke slaglengte je dat doet. Als je dat honderd keer in je hoofd hebt gedaan, hoef je tijdens de race alles nog maar één keer uit te voeren zonder na denken. Hoe ik dat geleerd heb? Ik ben door schade en schande wijs geworden. En ik heb een tijdje een mental coach gehad. In plaats van zelfanalyse taakanalyse: je richten op de taak die je moet uitvoeren in plaats van op hoe je je voelt. Ik vind dat er in het algemeen in de sport veel te weinig wordt getraind op mentale vaardigheden.”
Comments are closed.