Campus

Delen in wie je bent

Hij leerde zichzelf gitaarspelen in Madrid en speelde in een keur aan uiteenlopende, veelal multiculturele bandjes. Vanaf 10 oktober geeft Derk Groen elektrische-gitaarlessen op het cultuurcentrum. "Ik wil het vuur doorgeven, het enthousiasme om muziek te maken."

Altijd al gedroomd van een baan op de TU?

“Het heeft iets emotioneels voor mij. Iets privé’s. Mijn pa werkte op de TH, als chef meet- en regeltechniek. Hij zat in de hydroliek. Hij hoopte dat ik een ingenieursopleiding ging doen aan de TU. Dat zat er niet in, ik wilde vooral gitaar spelen. Nu wil het lot dat ik na zoveel jaar als leraar terechtkom op de TU. Het is weliswaar geen ‘leerstoel’ en de TU is ook geen rockacademie, maar toch. Ik weet dat er nu rust is in mijn vaders hart. Omdat ik het van eigenwijs pleurisventje toch tot leraar op de TU heb geschopt. Mij geeft het ook rust. Hij heeft niets met mijn muziek, maar komt de laatste tijd wel vaak kijken als ik optreed.”

Waar kwam die muzikale drang vandaan?

“Weet ik niet. Mijn ouders hebben mij nooit gestimuleerd om de muziek in te gaan, hoewel mijn vader heel muzikaal is. Als hij een liedje hoort, speelt hij dat zo op zijn mondharmonica na. Vroeger gingen we met de hele familie op pinkstervakantie. Dan zaten we in een kring en liet mijn vader iedereen zingen. Dat vond ik prachtig. Voor hem was het een hobby, maar ik wilde muziek maken. Zingen. Met de mensen samen. Ik geef nu djembéles aan kinderen en dat gaat precies zoals mijn pa dat vroeger deed.”

Enig idee waarom de TU jou heeft aangenomen?

“Degene die mij aannam zei: we willen niet iemand die uit de boeken weet hoe het moet. We willen iemand van de straat, met een verhaal. Ik heb een eigen verhaal en ben begonnen op straat. Ik ben dyslectisch, kan geen bladmuziek lezen. Ter compensatie daarvan kan ik heel goed luisteren en kijken. Ik ben beschouwend, bekijk de zaken van een afstand.”

Wat ga je de studenten leren?

“Wat ik heel belangrijk vind: het vuur doorgeven, het enthousiasme om muziek te maken. Als je wilt leren fietsen, spring er dan op en ga fietsen. Maar als je de Tour de France wilt winnen moet je dóórfietsen. Als je goed wilt worden moet je elke dag vier, vijf uur studeren.”

Je eerste bandje, op je veertiende, speelde symfonische rock â la Yes en Genesis. Waren dat je eerste idolen?

“Vriendjes kwamen aanzetten met platen als ‘Yes Album’. Ik was verliefd op de manier waarop Steve Howe gitaar speelde. Al snel ontdekte ik mensen als Rory Gallagher, Alvin Lee van Ten Years After, Jimmy Page van Led Zeppelin. Zo heb ik mijn smaak ontwikkeld. Later leerde ik de zwarte muziek kennen. Jimi Hendrix, BB King en anderen. Ik ontdekte dat de muziek niet zomaar uit de lucht kwam vallen.”

Je werd thuis niet gestimuleerd, maar bent toch volledig in de muziek terechtgekomen.

“Ik móest gewoon muziek maken. Alles wat met gitaarspelen te maken heeft, heb ik gedaan. Van drumroadie bij de Polle Eduard Band tot geluidstechnicus, producer, lichtman, tourmanager, buschauffeur en studiobouwer. Muzikanten, dat waren altijd ‘die anderen’. Op een gegeven moment dacht ik: nu ga ik zelf spelen. Het vuur brandde in mij.”

Toen ben je naar Madrid gegaan?

“Ja. In Madrid leerde ik gitaarspelen. Het was voor het eerst van mijn leven dat ik mij thuis voelde in mijn lichaam en geest. De eerste dagen liep ik daar verloren rond, totdat ik iemand uit Equatoriaal Guinea ontmoette, Jesus Nakoumba. Die introduceerde mij in de Afrikaanse gemeenschap. Ik wilde eigenlijk rock ‘n’ roll, blues en jazz spelen, maar ik kwam bij een groepje Afrikanen terecht. Hun muziek pakte mij meteen. Ik vond het pra’chtig. Met een cassetterecorder liep ik achter ze aan om hun muziek op te nemen. Ze waren met zijn vieren. In mijn hostel luisterde ik die muziek af en probeerde het na te spelen. Op een dag kwam de gitarist van dat bandje niet opdagen. Ik zei brutaal: let me play with you. No, no, you can’t play our music!, riepen ze. Ik zei: yes, I ca’n play your music! Ik had stiekem geoefend. Zo heb ik mij in die band gespeeld. Algauw was ik een van hen.”

Was je reis naar Madrid een vlucht?

“Ja. Maar als je altijd op dezelfde plek blijft, kijk je alleen van binnen naar buiten. In Madrid zag ik hoe ik in Nederland had geleefd. Het was een soort reïncarnatie bij leven. Ik stierf daar duizend doden omdat ik de taal niet sprak. Ik was altijd alleen. Ik leerde van buiten naar binnen te kijken. Toen kon ik terug naar Nederland.”

Wat gebeurde er toen je terugkwam?

“In Madrid was Jesus mijn ‘wegwijzer’, thuis kwam ik Mohamed Benchakhchakh tegen. Van de ene profeet naar de andere, haha. Een Marokkaan die mij de ogen opende. Hij is overleden, maar is nog steeds bij mij. Hij leerde mij vanuit rust te luisteren. Niet vanuit herrie. Een heel bijzonder, spiritueel, wijs mens. Hij heeft mij de gnaoua, traditionele Marokkaanse oermuziek, gegeven.

Toen ik een keer drie optredens vlak achter elkaar had met East Meets West, Q65 en Gnaoua Electrique, een door Mohamed opgerichte band, ontdekte ik dat ik drie keer dezelfde solo speelde, al klonk het steeds anders. Jazz, blues, Arabische muziek, rock: ze hebben allemaal dezelfde basis, alleen de opvattingen en de techniek verschillen. Gnaoua is de muziek waar alles van afgeleid is. Het is één bron waar we allemaal uit tappen. Iedereen heeft een eigen soort karaf en schenkt uit in een eigen soort glas.”

Je zat ook in de eerste begeleidingsband van Anouk. Hoe was dat?

“Tussen Madrid en Anouk zit precies tien jaar. Van straatmuzikant heb ik mij in die periode opgewerkt tot aan de Groenoordhallen. Daar was ik wel trots op. Haar eerste hit, ‘Nobody’s Wive’, is als ballad begonnen. Ik zei tegen Anouk: volgens mij is het een rocksong, moet je het uitschreeuwen. Als een rockbitch. Ik heb er een rockarrangement voor gemaakt. In de oefenruimte hebben we alles op tien gezet en zijn we het zo gaan spelen. Edwin Janssen – prima kerel! – was de manager die voor optredens zorgde, ik zocht de muzikanten bij elkaar. Blank en zwart door elkaar. We speelden een soort funk â la Mothers Finest. Het viel allemaal op zijn plek. Een jaar later hadden we een nummer-1-hit.”

Je staat bekend als iemand die steeds weer met andere muzikanten uit de meest uiteenlopende culturen komt aanzetten. Hoe komt dat?

“Ik ben altijd in andere culturen geïnteresseerd geweest. Op de lagere school had ik al Indonesische vriendjes. In Madrid ben ik opgevangen door Argentijnen, Afrikanen, Spanjaarden. Ik heb geluk dat ik met die mensen mag spelen. En ik ben heel blij dat ik heel veel met jongere mensen speel. Dat ik kan bewegen tussen jong en oud.”

Volgende week (5 oktober) kunnen je aankomende studenten je zien spelen in Speakers. Als gitarist in de Delftse Zappa-tributeband Cuccurullo Brillo Brullo. Wat heb je met Frank Zappa?

“Toen ik negentien was kwam Reinier Parengkuan, nu de bandleider van Cuccurullo, auditie doen als drummer bij het bandje waar ik toen in speelde. Hij vroeg wat ik van Frank Zappa wist. Dat was niet veel. Hij gaf mij een stapel elpees mee als ‘huiswerk’. Ik hoorde platen als ‘One Size Fitts All’ en ‘Joe’s Garage’. ‘Watermelon in Eastern Hay’ vond ik meteen een van de mooiste gitaarstukken die ik ooit gehoord had. En ik was enorm onder de indruk van zijn teksten. Ik vind Zappa de grootste muzikant van de vorige eeuw. Daar kan geen enkele zichzelf respecterende muzikant omheen. Zoals dat ook geldt voor Jimi Hendrix, Bach of Mozart. Eigenlijk was het onvermijdelijk dat ik bij Cuccurullo terechtkwam.”

Wat doe je verder?

“Als gitarist ben ik heel hard aan het studeren om heel goed te worden. Verder ga ik zelden meer naar optredens. Wat er tegenwoordig gemaakt wordt. vind ik bijna allemaal boring. Laatst kocht ik een dvd van ‘The Concert For Bangla Desh’, met George Harrison, Bob Dylan en Ravi Shankar, uit 1971. Heel goede muziek en uitstekende teksten. Je hoort dat band en publiek één zijn. Dat samenzijn is wat mij ontroert. Wij zijn elkaars reflectie. De bloem gaat open als je bij elkaar bent. Bij een concert van de pianist Lang Lang, op tv, zag ik al die mensen meezingen op het plein. De harmonie in het samenzijn, de kracht die dat geeft. Dat is waar het in de muziek om gaat. Gelukkig dat ik de diepte altijd heb gezien en gevoeld, en heb kunnen delen met anderen. Het hoogste wat je kunt halen in je leven is delen in wie je bent. Zodat anderen iets herkennen. Elkaars klankbord zijn.”

www.derkgroen.nl
WIE IS DERK GROEN?

Gitarist, zanger, bandleider, arrangeur, componist en muziekdocent Derk Groen (Rotterdam, 1959) groeide op in Delft. Op zijn twaalfde bouwde hij zijn eerste elektrische gitaar, twee jaar later had hij zijn eerste bandje: Quincke. Als gitarist is hij autodidact. Na een opleiding aan de lts werkte hij een tijdje op de TH Delft als instrumentmaker. Een ontmoeting in Madrid met de Afrikaanse muzikant ‘Tommie’ Jesus Nakoumba bepaalde zijn verdere muzikale leven. Sindsdien speelde hij in talloze multiculturele formaties als Magic Fingers, East Meets West en El Fluvia’. Maar ook bij de latere Q65 en in de eerste rockband die Anouk begeleidde. “Ik houd niet zozeer van een specifieke stijl. Ik houd van muziek.” Momenteel is hij actief als gitarist in de Zappa-tribute-band Cuccurullo Brillo Brullo en Gnaoua Electrique, een muzikale fusie tussen rock en traditionele Marokkaanse muziek. Onlangs werd hij aangenomen als docent rockgitaar bij het cultureel centrum.

(Foto’s: Sam Rentmeester/FMAX)

Altijd al gedroomd van een baan op de TU?

“Het heeft iets emotioneels voor mij. Iets privé’s. Mijn pa werkte op de TH, als chef meet- en regeltechniek. Hij zat in de hydroliek. Hij hoopte dat ik een ingenieursopleiding ging doen aan de TU. Dat zat er niet in, ik wilde vooral gitaar spelen. Nu wil het lot dat ik na zoveel jaar als leraar terechtkom op de TU. Het is weliswaar geen ‘leerstoel’ en de TU is ook geen rockacademie, maar toch. Ik weet dat er nu rust is in mijn vaders hart. Omdat ik het van eigenwijs pleurisventje toch tot leraar op de TU heb geschopt. Mij geeft het ook rust. Hij heeft niets met mijn muziek, maar komt de laatste tijd wel vaak kijken als ik optreed.”

Waar kwam die muzikale drang vandaan?

“Weet ik niet. Mijn ouders hebben mij nooit gestimuleerd om de muziek in te gaan, hoewel mijn vader heel muzikaal is. Als hij een liedje hoort, speelt hij dat zo op zijn mondharmonica na. Vroeger gingen we met de hele familie op pinkstervakantie. Dan zaten we in een kring en liet mijn vader iedereen zingen. Dat vond ik prachtig. Voor hem was het een hobby, maar ik wilde muziek maken. Zingen. Met de mensen samen. Ik geef nu djembéles aan kinderen en dat gaat precies zoals mijn pa dat vroeger deed.”

Enig idee waarom de TU jou heeft aangenomen?

“Degene die mij aannam zei: we willen niet iemand die uit de boeken weet hoe het moet. We willen iemand van de straat, met een verhaal. Ik heb een eigen verhaal en ben begonnen op straat. Ik ben dyslectisch, kan geen bladmuziek lezen. Ter compensatie daarvan kan ik heel goed luisteren en kijken. Ik ben beschouwend, bekijk de zaken van een afstand.”

Wat ga je de studenten leren?

“Wat ik heel belangrijk vind: het vuur doorgeven, het enthousiasme om muziek te maken. Als je wilt leren fietsen, spring er dan op en ga fietsen. Maar als je de Tour de France wilt winnen moet je dóórfietsen. Als je goed wilt worden moet je elke dag vier, vijf uur studeren.”

Je eerste bandje, op je veertiende, speelde symfonische rock â la Yes en Genesis. Waren dat je eerste idolen?

“Vriendjes kwamen aanzetten met platen als ‘Yes Album’. Ik was verliefd op de manier waarop Steve Howe gitaar speelde. Al snel ontdekte ik mensen als Rory Gallagher, Alvin Lee van Ten Years After, Jimmy Page van Led Zeppelin. Zo heb ik mijn smaak ontwikkeld. Later leerde ik de zwarte muziek kennen. Jimi Hendrix, BB King en anderen. Ik ontdekte dat de muziek niet zomaar uit de lucht kwam vallen.”

Je werd thuis niet gestimuleerd, maar bent toch volledig in de muziek terechtgekomen.

“Ik móest gewoon muziek maken. Alles wat met gitaarspelen te maken heeft, heb ik gedaan. Van drumroadie bij de Polle Eduard Band tot geluidstechnicus, producer, lichtman, tourmanager, buschauffeur en studiobouwer. Muzikanten, dat waren altijd ‘die anderen’. Op een gegeven moment dacht ik: nu ga ik zelf spelen. Het vuur brandde in mij.”

Toen ben je naar Madrid gegaan?

“Ja. In Madrid leerde ik gitaarspelen. Het was voor het eerst van mijn leven dat ik mij thuis voelde in mijn lichaam en geest. De eerste dagen liep ik daar verloren rond, totdat ik iemand uit Equatoriaal Guinea ontmoette, Jesus Nakoumba. Die introduceerde mij in de Afrikaanse gemeenschap. Ik wilde eigenlijk rock ‘n’ roll, blues en jazz spelen, maar ik kwam bij een groepje Afrikanen terecht. Hun muziek pakte mij meteen. Ik vond het pra’chtig. Met een cassetterecorder liep ik achter ze aan om hun muziek op te nemen. Ze waren met zijn vieren. In mijn hostel luisterde ik die muziek af en probeerde het na te spelen. Op een dag kwam de gitarist van dat bandje niet opdagen. Ik zei brutaal: let me play with you. No, no, you can’t play our music!, riepen ze. Ik zei: yes, I ca’n play your music! Ik had stiekem geoefend. Zo heb ik mij in die band gespeeld. Algauw was ik een van hen.”

Was je reis naar Madrid een vlucht?

“Ja. Maar als je altijd op dezelfde plek blijft, kijk je alleen van binnen naar buiten. In Madrid zag ik hoe ik in Nederland had geleefd. Het was een soort reïncarnatie bij leven. Ik stierf daar duizend doden omdat ik de taal niet sprak. Ik was altijd alleen. Ik leerde van buiten naar binnen te kijken. Toen kon ik terug naar Nederland.”

Wat gebeurde er toen je terugkwam?

“In Madrid was Jesus mijn ‘wegwijzer’, thuis kwam ik Mohamed Benchakhchakh tegen. Van de ene profeet naar de andere, haha. Een Marokkaan die mij de ogen opende. Hij is overleden, maar is nog steeds bij mij. Hij leerde mij vanuit rust te luisteren. Niet vanuit herrie. Een heel bijzonder, spiritueel, wijs mens. Hij heeft mij de gnaoua, traditionele Marokkaanse oermuziek, gegeven.

Toen ik een keer drie optredens vlak achter elkaar had met East Meets West, Q65 en Gnaoua Electrique, een door Mohamed opgerichte band, ontdekte ik dat ik drie keer dezelfde solo speelde, al klonk het steeds anders. Jazz, blues, Arabische muziek, rock: ze hebben allemaal dezelfde basis, alleen de opvattingen en de techniek verschillen. Gnaoua is de muziek waar alles van afgeleid is. Het is één bron waar we allemaal uit tappen. Iedereen heeft een eigen soort karaf en schenkt uit in een eigen soort glas.”

Je zat ook in de eerste begeleidingsband van Anouk. Hoe was dat?

“Tussen Madrid en Anouk zit precies tien jaar. Van straatmuzikant heb ik mij in die periode opgewerkt tot aan de Groenoordhallen. Daar was ik wel trots op. Haar eerste hit, ‘Nobody’s Wive’, is als ballad begonnen. Ik zei tegen Anouk: volgens mij is het een rocksong, moet je het uitschreeuwen. Als een rockbitch. Ik heb er een rockarrangement voor gemaakt. In de oefenruimte hebben we alles op tien gezet en zijn we het zo gaan spelen. Edwin Janssen – prima kerel! – was de manager die voor optredens zorgde, ik zocht de muzikanten bij elkaar. Blank en zwart door elkaar. We speelden een soort funk â la Mothers Finest. Het viel allemaal op zijn plek. Een jaar later hadden we een nummer-1-hit.”

Je staat bekend als iemand die steeds weer met andere muzikanten uit de meest uiteenlopende culturen komt aanzetten. Hoe komt dat?

“Ik ben altijd in andere culturen geïnteresseerd geweest. Op de lagere school had ik al Indonesische vriendjes. In Madrid ben ik opgevangen door Argentijnen, Afrikanen, Spanjaarden. Ik heb geluk dat ik met die mensen mag spelen. En ik ben heel blij dat ik heel veel met jongere mensen speel. Dat ik kan bewegen tussen jong en oud.”

Volgende week (5 oktober) kunnen je aankomende studenten je zien spelen in Speakers. Als gitarist in de Delftse Zappa-tributeband Cuccurullo Brillo Brullo. Wat heb je met Frank Zappa?

“Toen ik negentien was kwam Reinier Parengkuan, nu de bandleider van Cuccurullo, auditie doen als drummer bij het bandje waar ik toen in speelde. Hij vroeg wat ik van Frank Zappa wist. Dat was niet veel. Hij gaf mij een stapel elpees mee als ‘huiswerk’. Ik hoorde platen als ‘One Size Fitts All’ en ‘Joe’s Garage’. ‘Watermelon in Eastern Hay’ vond ik meteen een van de mooiste gitaarstukken die ik ooit gehoord had. En ik was enorm onder de indruk van zijn teksten. Ik vind Zappa de grootste muzikant van de vorige eeuw. Daar kan geen enkele zichzelf respecterende muzikant omheen. Zoals dat ook geldt voor Jimi Hendrix, Bach of Mozart. Eigenlijk was het onvermijdelijk dat ik bij Cuccurullo terechtkwam.”

Wat doe je verder?

“Als gitarist ben ik heel hard aan het studeren om heel goed te worden. Verder ga ik zelden meer naar optredens. Wat er tegenwoordig gemaakt wordt. vind ik bijna allemaal boring. Laatst kocht ik een dvd van ‘The Concert For Bangla Desh’, met George Harrison, Bob Dylan en Ravi Shankar, uit 1971. Heel goede muziek en uitstekende teksten. Je hoort dat band en publiek één zijn. Dat samenzijn is wat mij ontroert. Wij zijn elkaars reflectie. De bloem gaat open als je bij elkaar bent. Bij een concert van de pianist Lang Lang, op tv, zag ik al die mensen meezingen op het plein. De harmonie in het samenzijn, de kracht die dat geeft. Dat is waar het in de muziek om gaat. Gelukkig dat ik de diepte altijd heb gezien en gevoeld, en heb kunnen delen met anderen. Het hoogste wat je kunt halen in je leven is delen in wie je bent. Zodat anderen iets herkennen. Elkaars klankbord zijn.”

www.derkgroen.nl
WIE IS DERK GROEN?

Gitarist, zanger, bandleider, arrangeur, componist en muziekdocent Derk Groen (Rotterdam, 1959) groeide op in Delft. Op zijn twaalfde bouwde hij zijn eerste elektrische gitaar, twee jaar later had hij zijn eerste bandje: Quincke. Als gitarist is hij autodidact. Na een opleiding aan de lts werkte hij een tijdje op de TH Delft als instrumentmaker. Een ontmoeting in Madrid met de Afrikaanse muzikant ‘Tommie’ Jesus Nakoumba bepaalde zijn verdere muzikale leven. Sindsdien speelde hij in talloze multiculturele formaties als Magic Fingers, East Meets West en El Fluvia’. Maar ook bij de latere Q65 en in de eerste rockband die Anouk begeleidde. “Ik houd niet zozeer van een specifieke stijl. Ik houd van muziek.” Momenteel is hij actief als gitarist in de Zappa-tribute-band Cuccurullo Brillo Brullo en Gnaoua Electrique, een muzikale fusie tussen rock en traditionele Marokkaanse muziek. Onlangs werd hij aangenomen als docent rockgitaar bij het cultureel centrum.

(Foto’s: Sam Rentmeester/FMAX)

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.