Campus

‘De wereld verbeteren kan ik niet, wel delen ervan’

Mikolaj Krzewicki, 18 jaarEerstejaars student natuurkundeVader woont in Wroclaw, Polen, moeder in ZutphenWe kwamen in november in Berlijn aan, in het jaar waarin de Muur viel.

Die paar maanden na onze aankomst werd de Muur afgebroken en ook werd mijn zusje geboren. Schitterend, zoals ze met houwelen en grote hamers de Muur te lijf gingen. Ik heb er zelf ook een paar stukjes van.

Het was wel even schrikken toen ik voor het eerst de Kurfürstendamm zag, al die lichten, al die winkels, al die etalages. En het KdW, het Kaufhaus de Westens, dat was echt iets groots. Enorm. In Polen zag je ook wel grote warenhuizen, maar wat je krijgen kon: lege planken. Of je zag een hele afdeling die vol lag met één soort schoenen.

Toen ik klein was, was het communisme in volle gang, hoewel Polen altijd wat anders was dan de landen waartussen het ingeklemd lag. Oost-Duitsland en Rusland waren orthodox, Polen was wat vrijer. Maar ik denk dat we toen allemaal wel eens de cola en de hamburgers misten. Ik weet nog dat veel kinderen zich bezighielden met het verzamelen van colablikjes, leeg natuurlijk, uit het westen – toen nog Het Westen. Dat was voor ons echt een dromenland, ja. Daar kon je drinken uit een blikje, daar had je van die kleine metalen autootjes, hamburgers en chocola.

Maar omdat de mensen het fysiek niet zo goed hadden, moest dat geestelijk gecompenseerd worden. Het communisme was materieel niet zo sterk, dus werden andere punten benadrukt. Kunst werd zwaar gesubsidieerd: theater, film, opera, boeken, en ook reizen waren heel goedkoop. Ik houd nog steeds erg van boeken en films. Dat idee, dat welvaart niet goed is voor je geestelijke ontwikkeling, dat kom je in bijna elke godsdienst of filosofie wel tegen. Maar natuurlijk ben ik ook deels materialist. Ik wil rijk worden, steenrijk.

Ik mis Polen wel eens. Na drieëneenhalf jaar in Nederland mis ik het landschap, de vieze stinkende treinen en de overvolle bussen. Dat vervoer is echt schitterend, tenminste vanuit mijn perspectief. Het is wel handig hier, om alles geregeld te hebben, maar ook zo kil. Het landschap is hier ook zo slap. Polen is erg wild. Ik ben opgegroeid in de wildernis, in een dorpje in de bergen, waar de wolven ’s winters rond het huis liepen. Prachtig, met van die glinsterende ogen. We woonden in een alleenstaand huisje en er lag soms wel anderhalve meter sneeuw, tenminste vroeger, misschien nu niet meer. Ik heb daar alles bij elkaar vijf jaar gewoond. Zo nu en dan ga ik terug. Iedere vakantie ga ik op bezoek bij mijn vader. Maar definitief? Nee. Hoe mooi Polen ook is, de mensen zijn niet te helpen. Het enige wat ze doen is beraadslagen en oorlogvoeren.

Tijdens één van die vakanties heb ik me kaal laten scheren. Het was een ideetje van m’n vader. Ik had een vriendin, die bij me sliep, en in een nacht heeft m’n vader me kaal geschoren. Daarna ben ik weer naast m’n vriendin in bed gaan liggen. Vervolgens maakt m’n vader haar boos wakker. ‘Met wie lig jij in bed?’ Ze schrok zich helemaal rot.

Ik ben verzot op vrouwen. Okee, voor sommige dingen beperk je je tot één vrouw: ik heb nu sinds twee jaar een vriendin. Maar wat de rest betreft, houd ik van vrouwen in het algemeen. Om mee te praten, om bij te zijn, om naar te kijken. Vrouwen zijn makkelijker te overtuigen, die zijn niet zo eigenwijs. En vrouwen zijn gewoon mooier dan mannen. Ik vind het jammer dat er in Delft zo weinig vrouwelijk schoon rondloopt, als fotograaf snak ik ernaar.

Ik fotografeer vooral mensen die ik persoonlijk ken, die ik persoonlijk kan uitdrukken. Ook naakt. Of ik goed ben? Ik weet niet hoe goed ik ben. Fotografie is zo’n vreemde manier van uitdrukken, het heeft zoveel aspecten: je kunt een tafeltje schieten, je kunt een trein schieten, dat zijn natuurlijk twee totaal verschillende dingen. Dat kun je niet vergelijken. Persoonlijk vind ik een tafeltje veel mooier.

Ik vind het erg leuk, fotografie, maar ik heb er nooit over gedacht om naar de kunstacademie te gaan. Fotograferen kan ik ook zonder opleiding; ik vind het veel beter om een goede opleiding te volgen. Ik wilde iets abstracts doen en iets technisch, dus kwam ik bij Technische Natuurkunde terecht. Ik heb ook nog even gedacht aan theoretische natuurkunde, maar die fysici kunnen later, na hun studie, alleen maar doceren, die kunnen niet creatief zijn.

Later wil ik iets gaan doen richting kunstmatige intelligentie en computers. Daar kun je rijk mee worden. Ik wil ook best iets groots ontdekken, wat dat betreft ben ik wel een beetje megalomaan. Ik heb grootse plannen. De wereld kan ik niet verbeteren, wel delen ervan. Ik wil oplossingen zoeken, verbeterde oplossingen voor bestaande problemen. Het geeft grote voldoening om iets te verbeteren, nog grotere voldoening dan iets bedenken, want als je iets bedenkt weet je zeker dat het later verbeterd gaat worden.

Als kind heb ik wel eens iets bedacht, dat later in de wetenschappelijke wereld opdook – een of ander ding om een geladen deeltje vast te houden. Ik was nog erg klein, maar was geschokt toen twee geleerden daar later de Nobelprijs voor kregen. Mijn moeder voedde me op met wetenschappelijke boeken, ze kocht ze in grote hoeveelheden.

Een ander hobby van me is jiu-jitsu. Dat is niet zomaar een vechtsport, maar echt een manier van leven en denken. Sommige mensen bekijken het als zomaar een verdedigingssport, een kunstje, een worpje, een klemmetje, maar er zit een hele filosofie achter. In principe heeft elke vechtsport zo’n filosofie, die meestal ongeveer op hetzelfde neerkomt. Door te werken aan je lichaam versterk je je geest, en andersom. Eigenlijk leer je te vechten om niet te hoeven vechten, dat is het idee.

Ik ben wel een beetje gelovig, geloof ik. Ik liet me dopen toen ik dertien was. Ik mocht het zelf beslissen. Ik deed het voor het horloge. Maar ik geloof niet in de principes van de katholieke kerk. De regels zijn achterhaald. Het is een winstgevende instantie geworden in plaats van zieleherders. Toch, de bijbel lees ik wel eens, vooral mijn favoriete hoofdstuk’Openbaring’, waarin de apocalyps beschreven wordt. Ik krijg er kippevel van. Ik lees het als verhaal ja, maar ook als profetie, als voorspelling. En of ik geloof dat God bestaat? Als hij bestaat, ben ik niet bevoegd om daar een uitspraak over te doen.

Michael Persson

Mikolaj Krzewicki, 18 jaar

Eerstejaars student natuurkunde

Vader woont in Wroclaw, Polen, moeder in Zutphen

We kwamen in november in Berlijn aan, in het jaar waarin de Muur viel. Die paar maanden na onze aankomst werd de Muur afgebroken en ook werd mijn zusje geboren. Schitterend, zoals ze met houwelen en grote hamers de Muur te lijf gingen. Ik heb er zelf ook een paar stukjes van.

Het was wel even schrikken toen ik voor het eerst de Kurfürstendamm zag, al die lichten, al die winkels, al die etalages. En het KdW, het Kaufhaus de Westens, dat was echt iets groots. Enorm. In Polen zag je ook wel grote warenhuizen, maar wat je krijgen kon: lege planken. Of je zag een hele afdeling die vol lag met één soort schoenen.

Toen ik klein was, was het communisme in volle gang, hoewel Polen altijd wat anders was dan de landen waartussen het ingeklemd lag. Oost-Duitsland en Rusland waren orthodox, Polen was wat vrijer. Maar ik denk dat we toen allemaal wel eens de cola en de hamburgers misten. Ik weet nog dat veel kinderen zich bezighielden met het verzamelen van colablikjes, leeg natuurlijk, uit het westen – toen nog Het Westen. Dat was voor ons echt een dromenland, ja. Daar kon je drinken uit een blikje, daar had je van die kleine metalen autootjes, hamburgers en chocola.

Maar omdat de mensen het fysiek niet zo goed hadden, moest dat geestelijk gecompenseerd worden. Het communisme was materieel niet zo sterk, dus werden andere punten benadrukt. Kunst werd zwaar gesubsidieerd: theater, film, opera, boeken, en ook reizen waren heel goedkoop. Ik houd nog steeds erg van boeken en films. Dat idee, dat welvaart niet goed is voor je geestelijke ontwikkeling, dat kom je in bijna elke godsdienst of filosofie wel tegen. Maar natuurlijk ben ik ook deels materialist. Ik wil rijk worden, steenrijk.

Ik mis Polen wel eens. Na drieëneenhalf jaar in Nederland mis ik het landschap, de vieze stinkende treinen en de overvolle bussen. Dat vervoer is echt schitterend, tenminste vanuit mijn perspectief. Het is wel handig hier, om alles geregeld te hebben, maar ook zo kil. Het landschap is hier ook zo slap. Polen is erg wild. Ik ben opgegroeid in de wildernis, in een dorpje in de bergen, waar de wolven ’s winters rond het huis liepen. Prachtig, met van die glinsterende ogen. We woonden in een alleenstaand huisje en er lag soms wel anderhalve meter sneeuw, tenminste vroeger, misschien nu niet meer. Ik heb daar alles bij elkaar vijf jaar gewoond. Zo nu en dan ga ik terug. Iedere vakantie ga ik op bezoek bij mijn vader. Maar definitief? Nee. Hoe mooi Polen ook is, de mensen zijn niet te helpen. Het enige wat ze doen is beraadslagen en oorlogvoeren.

Tijdens één van die vakanties heb ik me kaal laten scheren. Het was een ideetje van m’n vader. Ik had een vriendin, die bij me sliep, en in een nacht heeft m’n vader me kaal geschoren. Daarna ben ik weer naast m’n vriendin in bed gaan liggen. Vervolgens maakt m’n vader haar boos wakker. ‘Met wie lig jij in bed?’ Ze schrok zich helemaal rot.

Ik ben verzot op vrouwen. Okee, voor sommige dingen beperk je je tot één vrouw: ik heb nu sinds twee jaar een vriendin. Maar wat de rest betreft, houd ik van vrouwen in het algemeen. Om mee te praten, om bij te zijn, om naar te kijken. Vrouwen zijn makkelijker te overtuigen, die zijn niet zo eigenwijs. En vrouwen zijn gewoon mooier dan mannen. Ik vind het jammer dat er in Delft zo weinig vrouwelijk schoon rondloopt, als fotograaf snak ik ernaar.

Ik fotografeer vooral mensen die ik persoonlijk ken, die ik persoonlijk kan uitdrukken. Ook naakt. Of ik goed ben? Ik weet niet hoe goed ik ben. Fotografie is zo’n vreemde manier van uitdrukken, het heeft zoveel aspecten: je kunt een tafeltje schieten, je kunt een trein schieten, dat zijn natuurlijk twee totaal verschillende dingen. Dat kun je niet vergelijken. Persoonlijk vind ik een tafeltje veel mooier.

Ik vind het erg leuk, fotografie, maar ik heb er nooit over gedacht om naar de kunstacademie te gaan. Fotograferen kan ik ook zonder opleiding; ik vind het veel beter om een goede opleiding te volgen. Ik wilde iets abstracts doen en iets technisch, dus kwam ik bij Technische Natuurkunde terecht. Ik heb ook nog even gedacht aan theoretische natuurkunde, maar die fysici kunnen later, na hun studie, alleen maar doceren, die kunnen niet creatief zijn.

Later wil ik iets gaan doen richting kunstmatige intelligentie en computers. Daar kun je rijk mee worden. Ik wil ook best iets groots ontdekken, wat dat betreft ben ik wel een beetje megalomaan. Ik heb grootse plannen. De wereld kan ik niet verbeteren, wel delen ervan. Ik wil oplossingen zoeken, verbeterde oplossingen voor bestaande problemen. Het geeft grote voldoening om iets te verbeteren, nog grotere voldoening dan iets bedenken, want als je iets bedenkt weet je zeker dat het later verbeterd gaat worden.

Als kind heb ik wel eens iets bedacht, dat later in de wetenschappelijke wereld opdook – een of ander ding om een geladen deeltje vast te houden. Ik was nog erg klein, maar was geschokt toen twee geleerden daar later de Nobelprijs voor kregen. Mijn moeder voedde me op met wetenschappelijke boeken, ze kocht ze in grote hoeveelheden.

Een ander hobby van me is jiu-jitsu. Dat is niet zomaar een vechtsport, maar echt een manier van leven en denken. Sommige mensen bekijken het als zomaar een verdedigingssport, een kunstje, een worpje, een klemmetje, maar er zit een hele filosofie achter. In principe heeft elke vechtsport zo’n filosofie, die meestal ongeveer op hetzelfde neerkomt. Door te werken aan je lichaam versterk je je geest, en andersom. Eigenlijk leer je te vechten om niet te hoeven vechten, dat is het idee.

Ik ben wel een beetje gelovig, geloof ik. Ik liet me dopen toen ik dertien was. Ik mocht het zelf beslissen. Ik deed het voor het horloge. Maar ik geloof niet in de principes van de katholieke kerk. De regels zijn achterhaald. Het is een winstgevende instantie geworden in plaats van zieleherders. Toch, de bijbel lees ik wel eens, vooral mijn favoriete hoofdstuk’Openbaring’, waarin de apocalyps beschreven wordt. Ik krijg er kippevel van. Ik lees het als verhaal ja, maar ook als profetie, als voorspelling. En of ik geloof dat God bestaat? Als hij bestaat, ben ik niet bevoegd om daar een uitspraak over te doen.

Michael Persson

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.