Opinie

De schraalheid van wetenschappelijke inzichten

Wetenschap en technologie zijn bepalend voor ons wereldbeeld, maar mogen ook op de nodige weerstand rekenen. Erg warmbloedig zijn ze immers niet. In ‘De vreugdeloze wetenschap’ buigen ruim twintig wetenschappelijke geesten zich over hun vermeende koude harten.

Wat is het toch met wetenschappers dat ze hun normale, zorgvuldige manier van redeneren vrijwel meteen terzijde schuiven zodra er een kwakzalver, astroloog of andere wichelaar in beeld komt? Meteen op de eerste pagina van ‘De vreugdeloze wetenschap’, een bundeling van columns die eerder in AMC Magazine verscheen, valt de volgende passage te noteren: ‘Alsof er geen reden is wetenschappelijke kennis meer waarde toe te kennen dan welke andere kennis dan ook. Alsof het welbeschouwd een beetje aanmatigend van de wetenschap is om het beter te willen weten dan eeuwenoude geneestradities, exotische stammen die nog dicht bij de natuur staan en originele denkers voor wie de wetten der natuurkunde en chemie er niet zo toe doen. Al mijmerend waagden we de veronderstelling dat die nogal kleinerende visie op de wetenschappen moest samenhangen met de soberheid, de schraalheid van veel wetenschappelijke inzichten.’

Voor degenen die net als de samenstellers van de bundel, Simon Knepper en Johan Kortenray, denken hier met een volstrekt redelijke redenering van doen te hebben, even een wat nadere analyse. In de eerste zin wordt met een retorisch trucje de wetenschap superieur verklaard. De suggestie is dat iedereen die iets anders zou willen vinden, dom is, omdat hij die onuitgesproken reden niet kent.

Vervolgens delen de tweede volgende zinnen een sneer uit naar andersdenken: hoe halen die het in hun hoofd zich op gelijke hoogte te willen bevinden als de wetenschap, wanneer ze zich niet naar diens wetten willen voegen? Het aan de kaak stellen van de zojuist nogmaals geëtaleerde arrogantie is een ‘nogal kleinerende visie’. Dit is een redenering die alleen de eigen parochie zal overtuigen.

Gelukkig komt het toch nog goed, zodra het woord ‘soberheid’ valt. Want ‘De vreugdeloze wetenschap’ heeft wel degelijk een interessanter thema dan een lofzang op de eigen superioriteit. Het gaat over de onuitgesproken reden van die eerste geciteerde zin, namelijk dat de wetenschap de mensheid vooral een grote materiële welvaart geschonken heeft. De mensheid heeft echter ook behoefte aan zingeving en daarin voorziet de wetenschap nu eenmaal niet.

De bundel bevat 21 columns (waarvan welgeteld één geschreven door een vrouw) met een zeer uiteenlopend karakter. De Leidse astronoom Vincent Icke houdt het bij een platte, argumentloze boutade tegen alles wat hem niet bevalt, terwijl de onvermijdelijke Hans Achterhuis, techniekfilosoof te Twente, een subtiel verhaal afsteekt over hoe de wetenschap zelf haar criticasters in de kaart speelt. De Leidse psychologe Fenna Poletiek neemt de grappigste, maar daarmee niet minder zinnige bijdrage over wetenschappelijke rituelen, voor haar rekening.

Dankzij de grote variatie worden veel verschijnselen van alle kanten belicht. Zo is het uiterst verfrissend om rechtsfilosoof Paul Cliteur eerst op behoorlijk overtuigende wijze de incompatibiliteit van geloof en modernisme te zien betogen, om een paar bladzijden verderop door godsdiensfilosoof Willem Drees erop gewezen te worden dat je daarvoor een nogal ouderwets geloof moet hebben. Net als de wetenschap kent de westerse religie immers ook het verschijnsel van voortschrijdend inzicht.

De mooiste bijdrage in ‘De vreugdeloze wetenschap’ komt van de hand van Govert Schilling, bekend van zijn stukken over astronomie in de Volkskrant en een van de drie auteurs die niet aan een universiteit verbonden is. Schillings sterke punt is dat hij de nietigheid van de mens uit astronomisch oogpunt slechts beschrijft en niet verder uitanalyseert. De neiging om alles tot op het bot te willen analyseren is immers juist waar niet iedereen te allen tijde behoefte aan heeft.

Hoewel Schilling in de buurt komt, is er in de hele bundel eigenlijk geen enkele schrijver die de moeite neemt om empathie op te brengen voor degenen die zich ongemakkelijk voelen bij een puur wetenschappelijk wereldbeeld, en van daaruit het verschijnsel van de vreugdeloze wetenschap in kaart te brengen. Daardoor straalt de bundel ook enigszins de rationele kilheid uit die haar onderwerp is.

Dat neemt niet weg dat de bundel genoeg diversiteit bevat om voor ieder wat wils te bieden. ‘De vreugdeloze wetenschap’ is een risicoloos weggevertje voor kerst of Sinterklaas, al ben je met ‘De vrolijke wetenschap’ van Friedrich Nietszche natuurlijk beter af.

Simon Knepper en Johan Kortenray (samenstelling), ‘De vreugdeloze wetenschap’, pp. 208, Meulenhoff, 18,90 euro.

Wat is het toch met wetenschappers dat ze hun normale, zorgvuldige manier van redeneren vrijwel meteen terzijde schuiven zodra er een kwakzalver, astroloog of andere wichelaar in beeld komt? Meteen op de eerste pagina van ‘De vreugdeloze wetenschap’, een bundeling van columns die eerder in AMC Magazine verscheen, valt de volgende passage te noteren: ‘Alsof er geen reden is wetenschappelijke kennis meer waarde toe te kennen dan welke andere kennis dan ook. Alsof het welbeschouwd een beetje aanmatigend van de wetenschap is om het beter te willen weten dan eeuwenoude geneestradities, exotische stammen die nog dicht bij de natuur staan en originele denkers voor wie de wetten der natuurkunde en chemie er niet zo toe doen. Al mijmerend waagden we de veronderstelling dat die nogal kleinerende visie op de wetenschappen moest samenhangen met de soberheid, de schraalheid van veel wetenschappelijke inzichten.’

Voor degenen die net als de samenstellers van de bundel, Simon Knepper en Johan Kortenray, denken hier met een volstrekt redelijke redenering van doen te hebben, even een wat nadere analyse. In de eerste zin wordt met een retorisch trucje de wetenschap superieur verklaard. De suggestie is dat iedereen die iets anders zou willen vinden, dom is, omdat hij die onuitgesproken reden niet kent.

Vervolgens delen de tweede volgende zinnen een sneer uit naar andersdenken: hoe halen die het in hun hoofd zich op gelijke hoogte te willen bevinden als de wetenschap, wanneer ze zich niet naar diens wetten willen voegen? Het aan de kaak stellen van de zojuist nogmaals geëtaleerde arrogantie is een ‘nogal kleinerende visie’. Dit is een redenering die alleen de eigen parochie zal overtuigen.

Gelukkig komt het toch nog goed, zodra het woord ‘soberheid’ valt. Want ‘De vreugdeloze wetenschap’ heeft wel degelijk een interessanter thema dan een lofzang op de eigen superioriteit. Het gaat over de onuitgesproken reden van die eerste geciteerde zin, namelijk dat de wetenschap de mensheid vooral een grote materiële welvaart geschonken heeft. De mensheid heeft echter ook behoefte aan zingeving en daarin voorziet de wetenschap nu eenmaal niet.

De bundel bevat 21 columns (waarvan welgeteld één geschreven door een vrouw) met een zeer uiteenlopend karakter. De Leidse astronoom Vincent Icke houdt het bij een platte, argumentloze boutade tegen alles wat hem niet bevalt, terwijl de onvermijdelijke Hans Achterhuis, techniekfilosoof te Twente, een subtiel verhaal afsteekt over hoe de wetenschap zelf haar criticasters in de kaart speelt. De Leidse psychologe Fenna Poletiek neemt de grappigste, maar daarmee niet minder zinnige bijdrage over wetenschappelijke rituelen, voor haar rekening.

Dankzij de grote variatie worden veel verschijnselen van alle kanten belicht. Zo is het uiterst verfrissend om rechtsfilosoof Paul Cliteur eerst op behoorlijk overtuigende wijze de incompatibiliteit van geloof en modernisme te zien betogen, om een paar bladzijden verderop door godsdiensfilosoof Willem Drees erop gewezen te worden dat je daarvoor een nogal ouderwets geloof moet hebben. Net als de wetenschap kent de westerse religie immers ook het verschijnsel van voortschrijdend inzicht.

De mooiste bijdrage in ‘De vreugdeloze wetenschap’ komt van de hand van Govert Schilling, bekend van zijn stukken over astronomie in de Volkskrant en een van de drie auteurs die niet aan een universiteit verbonden is. Schillings sterke punt is dat hij de nietigheid van de mens uit astronomisch oogpunt slechts beschrijft en niet verder uitanalyseert. De neiging om alles tot op het bot te willen analyseren is immers juist waar niet iedereen te allen tijde behoefte aan heeft.

Hoewel Schilling in de buurt komt, is er in de hele bundel eigenlijk geen enkele schrijver die de moeite neemt om empathie op te brengen voor degenen die zich ongemakkelijk voelen bij een puur wetenschappelijk wereldbeeld, en van daaruit het verschijnsel van de vreugdeloze wetenschap in kaart te brengen. Daardoor straalt de bundel ook enigszins de rationele kilheid uit die haar onderwerp is.

Dat neemt niet weg dat de bundel genoeg diversiteit bevat om voor ieder wat wils te bieden. ‘De vreugdeloze wetenschap’ is een risicoloos weggevertje voor kerst of Sinterklaas, al ben je met ‘De vrolijke wetenschap’ van Friedrich Nietszche natuurlijk beter af.

Simon Knepper en Johan Kortenray (samenstelling), ‘De vreugdeloze wetenschap’, pp. 208, Meulenhoff, 18,90 euro.

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.