Philip Habing haalde in 1991 met hangen en wurgen zijn ingenieursbul bij Materiaalkunde. Z’n studie heeft hij eigenlijk nooit zien zitten. ,,Ingenieur zijn, dat is niets voor mij.’
‘ In plaats daarvan is hij sinds korte tijd publiciteitscoördinator van de Stichting Wetenschap & TechniekWeek en doet dat werk met veel plezier.
Zaterdagmiddag, een kantoorgebouw met uitzicht op Utrecht Centraal Station. Habing is hier al de hele dag te vinden en gisteravond was het al niet anders. Hij moet zich inwerken in een team van zes mensen dat elk jaar in oktober de Wetenschap & TechniekWeek organiseert. Een beetje overwerken kan geen kwaad, want over een maand moet Habing fungeren als spin in het mediaweb dat rond die week zal onstaan.
Hoe hij daar terecht is gekomen, is een lang verhaal. De materiaalkundige doet zijn relaas. ,,Toen ik afstudeerde wist ik al dat ik iets anders wilde. Ik vind techniek leuk, maar niet om het zelf te doen. Als je onderzoek doet, duurt het soms jaren voordat je enig zichtbaar resultaat hebt. Dat duurt mij te lang, ik heb snel resultaten nodig. Dat lange wachten op een aha-erlebnis, dat kan ik gewoon niet.”
En tijdens zijn afstuderen wist hij het zeker. ,,Wat schoot ik daar nu mee op als persoon? Ik kon er helemaal niets mee. Dat werken met dode dingen is niets. Ik werk liever met mensen.” Maar veel ingenieurs belanden uiteindelijk in een leidinggevende functie. Dan doe je geen onderzoek en werk je veel met mensen. Wat is daar mis mee? Habing: ,,Als je manager wordt, moet je constant hard werken. Ach, een carriëre als ingenieur kan mij gewoon niet boeien. Er zijn andere dingen die ik leuker vind.”
Als verse ingenieur gaf Habing zichzelf een half jaar om een leuker beroep te vinden. ,,Tekstschrijver, cursussen geven bij het LOI, activiteitenleider bij Het Paard in Den Haag; ik heb er allemaal op gesolliciteerd. Al snel merkte ik dat het schrijven van sommige sollicitatiebrieven me beter af ging dan andere. Brieven naar kranten bijvoorbeeld. Maar dan kreeg ik een reactie terug in de trant van: Maar meneer, u bent een ingenieur.”
Het was voor Habing aanleiding om cursussen in journalistiek te gaan volgen. En met succes, want na een vroegtijdig afgeblazen stage bij NRC Handelsblad kreeg hij een baan als wetenschapsvoorlichter bij de Dienst Interne en Externe Communicatie van de TU. ,,Bij de sollicitatie was het in een middag besloten. Ze wilden daar per se een ingenieur hebben, het liefst een van de TU zelf. En ik toonde genoeg goede wil en interesse.” Als voorlichter hield Habing zich bezig met het samenstellen van persberichten en de wetenschapsagenda. Daarnaast schreef hij artikelen voor Delft Integraal, het wetenschapsmagazine van de DIEC, en stond hij de pers te woord.
,,Het eerste jaar was erg zwaar en moeilijk. Je bent toch bang dat je het niet goed doet. Je bedient journalisten. Je moetzorgen dat ze de weg vinden binnen de TU.” Over zijn voormalige werkkring vertelt Habing niets dan goeds. ,,De DIEC doet zijn werk heel goed, dat vind ik absoluut. De mensen zijn fanatiek. De redacteur van Delft Integraal is bijvoorbeeld zeven dagen per week met zijn vak bezig.”
Toch vreemd, een met tegenzin afgestudeerde ingenieur die de pers voorlicht over datgene wat hij zelf nooit meer wil doen: werken met techniek. ,,Je moet een onderscheid maken tussen doen en voorlichting geven”, verklaart Habing. ,,Er is gewoon veel nieuws op de TU te vinden en het was mijn taak om te zorgen dat dat naar buiten kwam. Ik vond dat ik daar zinnig werk deed.”
Deze zomer verruilde hij zijn baan voor een functie bij de Stichting Wetenschap en Techniek. ,,Ik had zo bij de DIEC kunnen blijven. Het waren goede collega’s. Maar de TU Delft is zo groot. Ik werk liever in een kleiner verband. De Stichting werkt met z’n zessen; wij bepalen samen de koers. Verder is het eens iets anders. Ik loop nu al tien jaar in Delft rond, dat is lang genoeg.”
Over zijn nieuwe betrekking is Habing erg enthousiast. ,,Het is een gezellige club en ze staan ergens voor. Wetenschap en techniek staan steeds verder weg van de gewone burger. De kenniskloof neemt toe. Mensen hebben vaak een ongenuanceerd beeld van techniek, bijvoorbeeld van biotechnologie. Met de Stichting willen we daar wat aan doen.”
Hij noemt een paar highlights van de komende Wetenschap en TechniekWeek. ,,Op 9 oktober is er de Wetenschapsdag. Zo’n honderdvijftig wetenschappelijke instellingen zijn dan voor het publiek geopend, waaronder de Bouwkundefaculteit in Delft. Verder zijn er gedurende de week scholierenmanifestaties, waarbij middelbare scholieren kennismaken met de universiteiten.” Veel zal hij er niet van meemaken. ,,Ik zie aankomen dat ik de hele dag de media te woord moet staan. Er blijft geen tijd over om even een kijkje te nemen.”
Tijd is nu al een kostbaar begrip voor Habing. Er moeten nog persberichten worden opgesteld en op hele korte termijn moet een aftiteling van een instructiefilm over het vouwen van papieren vliegtuigjes worden voltooid. ,,Leuk werk”, vindt hij. ,,Ik begin me hier al een beetje thuis te voelen.”
Duidelijke toekomstplannen heeft Habing niet. ,,Hierna? Ik zie het wel. Ik heb er geen concreet idee over. Misschien word ik wel wiskundeleraar in Suriname”, zegt hij lachend. ,,Als ik er maar achter sta.” (R.L.)
Philip Habing op de Dom in Utrecht kijkend door een gadget uit een lespakket van de stichting
Philip Habing haalde in 1991 met hangen en wurgen zijn ingenieursbul bij Materiaalkunde. Z’n studie heeft hij eigenlijk nooit zien zitten. ,,Ingenieur zijn, dat is niets voor mij.” In plaats daarvan is hij sinds korte tijd publiciteitscoördinator van de Stichting Wetenschap & TechniekWeek en doet dat werk met veel plezier.
Zaterdagmiddag, een kantoorgebouw met uitzicht op Utrecht Centraal Station. Habing is hier al de hele dag te vinden en gisteravond was het al niet anders. Hij moet zich inwerken in een team van zes mensen dat elk jaar in oktober de Wetenschap & TechniekWeek organiseert. Een beetje overwerken kan geen kwaad, want over een maand moet Habing fungeren als spin in het mediaweb dat rond die week zal onstaan.
Hoe hij daar terecht is gekomen, is een lang verhaal. De materiaalkundige doet zijn relaas. ,,Toen ik afstudeerde wist ik al dat ik iets anders wilde. Ik vind techniek leuk, maar niet om het zelf te doen. Als je onderzoek doet, duurt het soms jaren voordat je enig zichtbaar resultaat hebt. Dat duurt mij te lang, ik heb snel resultaten nodig. Dat lange wachten op een aha-erlebnis, dat kan ik gewoon niet.”
En tijdens zijn afstuderen wist hij het zeker. ,,Wat schoot ik daar nu mee op als persoon? Ik kon er helemaal niets mee. Dat werken met dode dingen is niets. Ik werk liever met mensen.” Maar veel ingenieurs belanden uiteindelijk in een leidinggevende functie. Dan doe je geen onderzoek en werk je veel met mensen. Wat is daar mis mee? Habing: ,,Als je manager wordt, moet je constant hard werken. Ach, een carriëre als ingenieur kan mij gewoon niet boeien. Er zijn andere dingen die ik leuker vind.”
Als verse ingenieur gaf Habing zichzelf een half jaar om een leuker beroep te vinden. ,,Tekstschrijver, cursussen geven bij het LOI, activiteitenleider bij Het Paard in Den Haag; ik heb er allemaal op gesolliciteerd. Al snel merkte ik dat het schrijven van sommige sollicitatiebrieven me beter af ging dan andere. Brieven naar kranten bijvoorbeeld. Maar dan kreeg ik een reactie terug in de trant van: Maar meneer, u bent een ingenieur.”
Het was voor Habing aanleiding om cursussen in journalistiek te gaan volgen. En met succes, want na een vroegtijdig afgeblazen stage bij NRC Handelsblad kreeg hij een baan als wetenschapsvoorlichter bij de Dienst Interne en Externe Communicatie van de TU. ,,Bij de sollicitatie was het in een middag besloten. Ze wilden daar per se een ingenieur hebben, het liefst een van de TU zelf. En ik toonde genoeg goede wil en interesse.” Als voorlichter hield Habing zich bezig met het samenstellen van persberichten en de wetenschapsagenda. Daarnaast schreef hij artikelen voor Delft Integraal, het wetenschapsmagazine van de DIEC, en stond hij de pers te woord.
,,Het eerste jaar was erg zwaar en moeilijk. Je bent toch bang dat je het niet goed doet. Je bedient journalisten. Je moetzorgen dat ze de weg vinden binnen de TU.” Over zijn voormalige werkkring vertelt Habing niets dan goeds. ,,De DIEC doet zijn werk heel goed, dat vind ik absoluut. De mensen zijn fanatiek. De redacteur van Delft Integraal is bijvoorbeeld zeven dagen per week met zijn vak bezig.”
Toch vreemd, een met tegenzin afgestudeerde ingenieur die de pers voorlicht over datgene wat hij zelf nooit meer wil doen: werken met techniek. ,,Je moet een onderscheid maken tussen doen en voorlichting geven”, verklaart Habing. ,,Er is gewoon veel nieuws op de TU te vinden en het was mijn taak om te zorgen dat dat naar buiten kwam. Ik vond dat ik daar zinnig werk deed.”
Deze zomer verruilde hij zijn baan voor een functie bij de Stichting Wetenschap en Techniek. ,,Ik had zo bij de DIEC kunnen blijven. Het waren goede collega’s. Maar de TU Delft is zo groot. Ik werk liever in een kleiner verband. De Stichting werkt met z’n zessen; wij bepalen samen de koers. Verder is het eens iets anders. Ik loop nu al tien jaar in Delft rond, dat is lang genoeg.”
Over zijn nieuwe betrekking is Habing erg enthousiast. ,,Het is een gezellige club en ze staan ergens voor. Wetenschap en techniek staan steeds verder weg van de gewone burger. De kenniskloof neemt toe. Mensen hebben vaak een ongenuanceerd beeld van techniek, bijvoorbeeld van biotechnologie. Met de Stichting willen we daar wat aan doen.”
Hij noemt een paar highlights van de komende Wetenschap en TechniekWeek. ,,Op 9 oktober is er de Wetenschapsdag. Zo’n honderdvijftig wetenschappelijke instellingen zijn dan voor het publiek geopend, waaronder de Bouwkundefaculteit in Delft. Verder zijn er gedurende de week scholierenmanifestaties, waarbij middelbare scholieren kennismaken met de universiteiten.” Veel zal hij er niet van meemaken. ,,Ik zie aankomen dat ik de hele dag de media te woord moet staan. Er blijft geen tijd over om even een kijkje te nemen.”
Tijd is nu al een kostbaar begrip voor Habing. Er moeten nog persberichten worden opgesteld en op hele korte termijn moet een aftiteling van een instructiefilm over het vouwen van papieren vliegtuigjes worden voltooid. ,,Leuk werk”, vindt hij. ,,Ik begin me hier al een beetje thuis te voelen.”
Duidelijke toekomstplannen heeft Habing niet. ,,Hierna? Ik zie het wel. Ik heb er geen concreet idee over. Misschien word ik wel wiskundeleraar in Suriname”, zegt hij lachend. ,,Als ik er maar achter sta.” (R.L.)
Philip Habing op de Dom in Utrecht kijkend door een gadget uit een lespakket van de stichting
Comments are closed.