,,Mijn grootste zorg is dat de eerstejaars direct vanaf 4 september gaan studeren”, zegt de kersverse studentenpsychologe drs. Sabina Beijne. ,,Vaak beginnen ze te laat.
Dat veroorzaakt studieproblemen, die het begin kunnen zijn van een vicieuze cirkel met sociale en motivatieproblemen. Maar over het algemeen gaan de eerstejaars als een trein”, stelt Beijne gerust. ,,We krijgen er relatief weinig op ons spreekuur.”
In de auto van Delft naar huis in Leiden is Beijne de meeste problemen van studenten weer vergeten. Slechts zelden blijft ze lang piekeren over wat ze nu toch zou kunnen doen om iemand te helpen. ,,Dat moet ook wel”, zegt ze. ,,Een te sterke band tussen student en psycholoog leidt tot afhankelijkheid, terwijl je in de therapie juist onafhankelijkheid nastreeft. Er is wel een soort band nodig, waarmee je kunt werken. Een zeker vertrouwen in elkaar moet er zijn. Maar meer niet.”
Beijne doet haar werk met plezier. In de avonduren werkt ze in een particuliere psychologische praktijk om meer ervaring op te doen. Tot voor kort zat ze drie dagen in de week bij Lucht- en Ruimtevaart als studieadviseur en sinds vorige week maandag is ze studentenpsycholoog bij het Studentenadviesbureau. Ze ziet wel veel overlap in de twee functies. ,,Als studie-adviseur had ik iets meer met de algemene problemen van studenten te maken. Nu zijn het wat meer diepgaande psychische en sociale problemen.”
Figuur 1 Beijne: ,,De eerstejaars zie je het eerste half jaar nog niet”
Hartstikke druk heeft Beijne het op dit moment. Op maandagochtend staat de rest van de week al vast. ,,Deze plek is even een tijdje onderbezet geweest, dus de schade moet weer ingelopen worden.” Ze heeft met name ouderejaars op het spreekuur. ,,De eerstejaars zie je het eerste half jaar nog niet.”
Heimwee
,,Heimwee”, zegt Beijne, is een typisch eerstejaarsprobleem. ,,Dat kan echt een ziekte zijn. De meeste studenten houden zich groot, praten er niet over. Maar eigenlijk zouden ze het moeten komen vertellen. Ze houden het vol totdat een bepaalde grens overschreden wordt en in het ergste geval zie je dat ze met de studie stoppen. Het overkomt vooral mensen die van ver komen, Limburg bijvoorbeeld. Ze stappen vaak in één keer volledig over. Maar er is toch niets mis mee om in het weekend lekker naar huis te gaan?”
Bij buitenlandse eerstejaars ziet Beijne soms dat ze moeite hebben met aanpassen. ,,Het vervelende is dat ze vaak te lang wachten met de hulp inschakelen van de studieadviseur of de studentenpsycholoog”, zegt Beijne. ,,Waarschijnlijk is de drempel voor hen hoog of weten ze niet van de mogelijkheden tot hulp. Erg jammer, want daar kunnen we best wat voor doen.In contact brengen met medestudenten uit dat land bijvoorbeeld. En ook het aanpassen van het studieprogramma kan al een heleboel stress wegnemen.”
,,Verder komen eerstejaars soms met twijfeldingen, zoals ‘heb ik wel de goede studie gekozen?’ Maar over het algemeen komen ze met dezelfde problemen als waar ouderejaars studenten ook mee zitten.”
Op haar bureau ligt een boekje getiteld ‘Eenzaam en toch verder’. ,,Misschien zou je het niet verwachten, maar eenzaamheid is een vrij veel voorkomend probleem. Mensen lopen bijvoorbeeld studievertraging op, verliezen daardoor hun jaargenoten uit het oog, hebben geen tijd meer voor de studentenvereniging, vluchten soms in computerspelletjes en vereenzamen. Het is iets waar velen niet voor uit durven te komen, terwijl er best wat aan te doen is.”
Ook alcoholisme is een probleem. ,,Vaak komen studenten met algemene klachten. Na enkele gesprekken blijkt dat ze redelijk wat alcohol gebruiken, maar daar, naar eigen zeggen, geen last van hebben. Voor mij is dat een veeg teken. Dan zit het echt mis. Alcohol leidt vaak tot zware medische problemen en verval. Die mensen hebben hele specifieke hulp nodig en die verwijzen we dan door naar het Consultatiebureau voor Alcohol en Drugs.”
Drempel
,,Als studentenpsycholoog fungeer je als eerste opvang”, zegt Beijne. ,,Het RIAGG of de huisarts is vaak eng. Bij ons is de drempel wat lager. We houden elke dag van half twaalf tot half een open spreekuur, maar studenten kunnen ook een afspraak maken. Gemiddeld komen studenten zo’n vijf keer. Soms meer, soms minder. Als we voorzien dat een lange behandeling nodig is, zoeken we een goed doorverwijsadres. Tot die tijd behandelen we zelf en ook daarna houden we nog een vinger aan de pols. Mocht het bijvoorbeeld niet goed gaan bij de nieuwe hulpverlener, dan komen de studenten weer terug bij ons en zoeken we naar een nieuwe aanpak van het probleem.”
,,Er zijn echt forse problemen bij”, zegt Beijne. ,,Studenten met in hun nabije omgeving psychiatrisch zieken of bijvoorbeeld een vader die alcoholist is. Of slachtoffers van verkrachting en incest. Dat zijn traumatische ervaringen. En hoe concentreer je je dan op je studie? Het specifieke aan onze hulpverlening is dat we niet alleen het probleem aanpakken, maar met name ook kijken naar hoe de problemen te combineren zijn met de studie.”
Uitstelgedrag
Sommige problemen hebben ook specifiek betrekking op de studie. Uitstelgedrag bijvoorbeeld. ,,Voor dat gedrag hebben we een soort algemene aanpak, die voor meer dan de helft van de deelnemers oplossing biedt. Studenten worden in groepen opgeroepen en met hen worden weekplanningen gemaakt, waarin ze moeten aangeven wanneer ze hoelang van plan zijn te studeren. Na afloop van die week wordt besproken wanneer en waarom van de planning afgeweken is. Daarbij worden ze telkens geconfronteerd met het doel, dat tentamen halen, en het gevolg, herkansen. Je ziet dat de groepjes elkaar opporren en bijvoorbeeld samen gaan studeren in de bibliotheek.”
Beijne: ,,Je ziet vaak snel vooruitgang en dat is erg leuk.Dat is mijns inziens ook echt de verdienste van de gedragstherapie. Die therapie gaat ervan uit dat gedrag is aangeleerd en dus ook weer af te leren is. Daardoor ben je erg oplossingsgericht bezig. Je werkt in het nu. Als dan blijkt dat er een dieperliggend probleem onder de oppervlakte ligt, bijvoorbeeld vervelende ervaringen uit het verleden, dan komt dat vanzelf boven drijven. We verwachten wel van de student dat hij hard meewerkt, en dat betekent vaak ook huiswerk.”
Volgens Beijne komt er eigenlijk nooit iemand met ‘onzindingetjes’. Wel komen ze soms alleen een verklaring halen. ,,En wat je ziet is mensen die een soort alibi zoeken voor het feit dat ze alles geprobeerd hebben om de studie te redden. Net als je bij relaties wel eens ziet. Eigenlijk heeft het stel al besloten uit elkaar te gaan, maar om toch maar alles geprobeerd te hebben, gaan ze toch ook nog maar even naar de relatietherapeut. De echte motivatie ontbreekt dan dus.”
Maar over het algemeen wachten mensen juist te lang met hulp zoeken, vindt Beijne. ,,Hoe eerder je komt, hoe meer er aan problemen gedaan kan worden. Ook later kan dat in je voordeel werken, wanneer je steun van het afstudeerfonds nodig hebt vanwege opgelopen studievertraging.” (J.O.)
,,Mijn grootste zorg is dat de eerstejaars direct vanaf 4 september gaan studeren”, zegt de kersverse studentenpsychologe drs. Sabina Beijne. ,,Vaak beginnen ze te laat. Dat veroorzaakt studieproblemen, die het begin kunnen zijn van een vicieuze cirkel met sociale en motivatieproblemen. Maar over het algemeen gaan de eerstejaars als een trein”, stelt Beijne gerust. ,,We krijgen er relatief weinig op ons spreekuur.”
In de auto van Delft naar huis in Leiden is Beijne de meeste problemen van studenten weer vergeten. Slechts zelden blijft ze lang piekeren over wat ze nu toch zou kunnen doen om iemand te helpen. ,,Dat moet ook wel”, zegt ze. ,,Een te sterke band tussen student en psycholoog leidt tot afhankelijkheid, terwijl je in de therapie juist onafhankelijkheid nastreeft. Er is wel een soort band nodig, waarmee je kunt werken. Een zeker vertrouwen in elkaar moet er zijn. Maar meer niet.”
Beijne doet haar werk met plezier. In de avonduren werkt ze in een particuliere psychologische praktijk om meer ervaring op te doen. Tot voor kort zat ze drie dagen in de week bij Lucht- en Ruimtevaart als studieadviseur en sinds vorige week maandag is ze studentenpsycholoog bij het Studentenadviesbureau. Ze ziet wel veel overlap in de twee functies. ,,Als studie-adviseur had ik iets meer met de algemene problemen van studenten te maken. Nu zijn het wat meer diepgaande psychische en sociale problemen.”
Figuur 1 Beijne: ,,De eerstejaars zie je het eerste half jaar nog niet”
Hartstikke druk heeft Beijne het op dit moment. Op maandagochtend staat de rest van de week al vast. ,,Deze plek is even een tijdje onderbezet geweest, dus de schade moet weer ingelopen worden.” Ze heeft met name ouderejaars op het spreekuur. ,,De eerstejaars zie je het eerste half jaar nog niet.”
Heimwee
,,Heimwee”, zegt Beijne, is een typisch eerstejaarsprobleem. ,,Dat kan echt een ziekte zijn. De meeste studenten houden zich groot, praten er niet over. Maar eigenlijk zouden ze het moeten komen vertellen. Ze houden het vol totdat een bepaalde grens overschreden wordt en in het ergste geval zie je dat ze met de studie stoppen. Het overkomt vooral mensen die van ver komen, Limburg bijvoorbeeld. Ze stappen vaak in één keer volledig over. Maar er is toch niets mis mee om in het weekend lekker naar huis te gaan?”
Bij buitenlandse eerstejaars ziet Beijne soms dat ze moeite hebben met aanpassen. ,,Het vervelende is dat ze vaak te lang wachten met de hulp inschakelen van de studieadviseur of de studentenpsycholoog”, zegt Beijne. ,,Waarschijnlijk is de drempel voor hen hoog of weten ze niet van de mogelijkheden tot hulp. Erg jammer, want daar kunnen we best wat voor doen.In contact brengen met medestudenten uit dat land bijvoorbeeld. En ook het aanpassen van het studieprogramma kan al een heleboel stress wegnemen.”
,,Verder komen eerstejaars soms met twijfeldingen, zoals ‘heb ik wel de goede studie gekozen?’ Maar over het algemeen komen ze met dezelfde problemen als waar ouderejaars studenten ook mee zitten.”
Op haar bureau ligt een boekje getiteld ‘Eenzaam en toch verder’. ,,Misschien zou je het niet verwachten, maar eenzaamheid is een vrij veel voorkomend probleem. Mensen lopen bijvoorbeeld studievertraging op, verliezen daardoor hun jaargenoten uit het oog, hebben geen tijd meer voor de studentenvereniging, vluchten soms in computerspelletjes en vereenzamen. Het is iets waar velen niet voor uit durven te komen, terwijl er best wat aan te doen is.”
Ook alcoholisme is een probleem. ,,Vaak komen studenten met algemene klachten. Na enkele gesprekken blijkt dat ze redelijk wat alcohol gebruiken, maar daar, naar eigen zeggen, geen last van hebben. Voor mij is dat een veeg teken. Dan zit het echt mis. Alcohol leidt vaak tot zware medische problemen en verval. Die mensen hebben hele specifieke hulp nodig en die verwijzen we dan door naar het Consultatiebureau voor Alcohol en Drugs.”
Drempel
,,Als studentenpsycholoog fungeer je als eerste opvang”, zegt Beijne. ,,Het RIAGG of de huisarts is vaak eng. Bij ons is de drempel wat lager. We houden elke dag van half twaalf tot half een open spreekuur, maar studenten kunnen ook een afspraak maken. Gemiddeld komen studenten zo’n vijf keer. Soms meer, soms minder. Als we voorzien dat een lange behandeling nodig is, zoeken we een goed doorverwijsadres. Tot die tijd behandelen we zelf en ook daarna houden we nog een vinger aan de pols. Mocht het bijvoorbeeld niet goed gaan bij de nieuwe hulpverlener, dan komen de studenten weer terug bij ons en zoeken we naar een nieuwe aanpak van het probleem.”
,,Er zijn echt forse problemen bij”, zegt Beijne. ,,Studenten met in hun nabije omgeving psychiatrisch zieken of bijvoorbeeld een vader die alcoholist is. Of slachtoffers van verkrachting en incest. Dat zijn traumatische ervaringen. En hoe concentreer je je dan op je studie? Het specifieke aan onze hulpverlening is dat we niet alleen het probleem aanpakken, maar met name ook kijken naar hoe de problemen te combineren zijn met de studie.”
Uitstelgedrag
Sommige problemen hebben ook specifiek betrekking op de studie. Uitstelgedrag bijvoorbeeld. ,,Voor dat gedrag hebben we een soort algemene aanpak, die voor meer dan de helft van de deelnemers oplossing biedt. Studenten worden in groepen opgeroepen en met hen worden weekplanningen gemaakt, waarin ze moeten aangeven wanneer ze hoelang van plan zijn te studeren. Na afloop van die week wordt besproken wanneer en waarom van de planning afgeweken is. Daarbij worden ze telkens geconfronteerd met het doel, dat tentamen halen, en het gevolg, herkansen. Je ziet dat de groepjes elkaar opporren en bijvoorbeeld samen gaan studeren in de bibliotheek.”
Beijne: ,,Je ziet vaak snel vooruitgang en dat is erg leuk.Dat is mijns inziens ook echt de verdienste van de gedragstherapie. Die therapie gaat ervan uit dat gedrag is aangeleerd en dus ook weer af te leren is. Daardoor ben je erg oplossingsgericht bezig. Je werkt in het nu. Als dan blijkt dat er een dieperliggend probleem onder de oppervlakte ligt, bijvoorbeeld vervelende ervaringen uit het verleden, dan komt dat vanzelf boven drijven. We verwachten wel van de student dat hij hard meewerkt, en dat betekent vaak ook huiswerk.”
Volgens Beijne komt er eigenlijk nooit iemand met ‘onzindingetjes’. Wel komen ze soms alleen een verklaring halen. ,,En wat je ziet is mensen die een soort alibi zoeken voor het feit dat ze alles geprobeerd hebben om de studie te redden. Net als je bij relaties wel eens ziet. Eigenlijk heeft het stel al besloten uit elkaar te gaan, maar om toch maar alles geprobeerd te hebben, gaan ze toch ook nog maar even naar de relatietherapeut. De echte motivatie ontbreekt dan dus.”
Maar over het algemeen wachten mensen juist te lang met hulp zoeken, vindt Beijne. ,,Hoe eerder je komt, hoe meer er aan problemen gedaan kan worden. Ook later kan dat in je voordeel werken, wanneer je steun van het afstudeerfonds nodig hebt vanwege opgelopen studievertraging.” (J.O.)
Comments are closed.