Campus

In de marge

Eeuwig jonge honden Elke zaterdag zijn ze present, van drie tot half zes. Bij zon, regen of sneeuw, 52 weken per jaar, inclusief kerst en oudjaar. Desnoods spelen ze twee tegen twee. Rond de twintig mannen houden het wilde voetbalclubje in leven, dat in 1980 ontstond op een verdieping van het studentencomplex aan de Van Hasseltlaan.

Bejaardenvoetbal noemen ze het zelf, hoewel er ook wel eens zonen meevoetballen.

Aanvankelijk speelden ze op een nabijgelegen veldje, met een ‘vage, goedkope’ leren bal uit Pakistan, die bij de eerste de beste regenbui vervormde. Na wat omzwervingen kwamen ze op het grasveld terecht van het Hugo Grotius aan de Juniusstraat. Via een gat in het hek hadden ze gemakkelijk toegang, totdat een paar jaar geleden een stevig, nieuw Heras-hekwerk rond het veld oprees. “We hebben een sleutel gekregen en huren het nu van de school”, vertelt bouwkundig ingenieur Marius Voet, een van de vier vijftigplussers van de groep. Ze spelen met een echte Derby-bal (trots: “net als Ajax”) en met minigoaltjes, waar je achterlangs mag doorspelen. “Een aanbieding van de Aldi, van die kleine trainingsdoeltjes, met stalen pinnen die je kunt demonteren, en een netje erbij. Maar het is te veel gedoe om dat elke keer vast te maken.”

Soms zijn er verhitte discussies, bijvoorbeeld over de vijfmeter-regel. “We spelen zonder keeper. Je mag alleen binnen de vijf meter scoren. Maar ja, wat is vijf meter?” Ooit nam iemand een touwtje van vijf meter mee. Wiskundige Joop van der Vaart: “Dat legde hij dan vijf keer uit bij een twijfelgeval. Dat namen we na één keer al niet meer serieus. Als we er niet uitkomen gelden de meeste stemmen. Daarna spelen we gewoon door.”

Elke zaterdag zijn ze present, van drie tot half zes. Bij zon, regen of sneeuw, 52 weken per jaar, inclusief kerst en oudjaar. Desnoods spelen ze twee tegen twee. Rond de twintig mannen houden het wilde voetbalclubje in leven, dat in 1980 ontstond op een verdieping van het studentencomplex aan de Van Hasseltlaan. Bejaardenvoetbal noemen ze het zelf, hoewel er ook wel eens zonen meevoetballen.

Aanvankelijk speelden ze op een nabijgelegen veldje, met een ‘vage, goedkope’ leren bal uit Pakistan, die bij de eerste de beste regenbui vervormde. Na wat omzwervingen kwamen ze op het grasveld terecht van het Hugo Grotius aan de Juniusstraat. Via een gat in het hek hadden ze gemakkelijk toegang, totdat een paar jaar geleden een stevig, nieuw Heras-hekwerk rond het veld oprees. “We hebben een sleutel gekregen en huren het nu van de school”, vertelt bouwkundig ingenieur Marius Voet, een van de vier vijftigplussers van de groep. Ze spelen met een echte Derby-bal (trots: “net als Ajax”) en met minigoaltjes, waar je achterlangs mag doorspelen. “Een aanbieding van de Aldi, van die kleine trainingsdoeltjes, met stalen pinnen die je kunt demonteren, en een netje erbij. Maar het is te veel gedoe om dat elke keer vast te maken.”

Soms zijn er verhitte discussies, bijvoorbeeld over de vijfmeter-regel. “We spelen zonder keeper. Je mag alleen binnen de vijf meter scoren. Maar ja, wat is vijf meter?” Ooit nam iemand een touwtje van vijf meter mee. Wiskundige Joop van der Vaart: “Dat legde hij dan vijf keer uit bij een twijfelgeval. Dat namen we na één keer al niet meer serieus. Als we er niet uitkomen gelden de meeste stemmen. Daarna spelen we gewoon door.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.