Opinie

‘De lat ligt niet lager, het is alleen duidelijker waar hij ligt’

Tien van de vijftien Delftse bacheloropleidingen starten deze week met een nieuw curriculum, dat studenten vanaf dag één aan het werk moet houden. De studieprogramma’s blinken
uit in overzichtelijkheid en voorspelbaarheid en staan bol van de toetsmomenten.

Of studenten daar evenveel door gemotiveerd worden, moet de toekomst uitwijzen.


Eerstejaars studenten die voor een bachelor technische aardwetenschappen hebben gekozen én voor een lidmaatschap van een studentenvereniging, gaan zware weken tegemoet. De vereniging eist alle aandacht op en de studieboeken lijken te kunnen wachten. Alleen, de tijd is voorbij dat studenten pas jaren later merken dat ze hun achterstand nooit meer hebbenen ingehaald. In week twee is er al een tussentoets voor het vak introduction to chemistry and thermodynamics, in week drie volgt een deeltoets voor geology 1. En zo gaat er tijdens het eerste kwartaal nauwelijks een week voorbij dat de studenten moeten laten zien wat ze weten en kunnen.

Zo is het niet alleen bij technische aardwetenschappen. Tien van de vijftien Delftse bacheloropleidingen starten deze week een nieuw curriculum (zie kader). Iedere faculteit maakt haar eigen keuzes voor de opbouw en de wijze van invoering, maar de belangrijkste uitgangspunten komen overal terug: vakken zijn per module en vaak per thema gegroepeerd, er lopen minder vakken naast elkaar dan voorheen en studenten worden actief gehouden met tussentoetsen, deeltoetsen en het schrijven van verslagen. Allemaal om studenten sneller door de studie heen te loodsen.


Breder pakket

Het nieuwe curriculum maakt deel uit van een breder pakket maatregelen om het studiesucces te verhogen, zoals de invoering en ophoging van het bindend studieadvies. De afgelopen twee jaar hebben docenten, onderwijskundigen, onderwijsmanagers en studenten hun studieprogramma’s kritisch tegen het licht gehouden en opnieuw opgezet.

Hier en daar is verouderde of elkaar overlappende stof verdwenen, ergens anders is er juist wat bijgekomen. Veel vakken zijn verschoven naar een ander kwartaal, soms zelfs naar een ander studiejaar, of in elkaar geschoven. De verwachting is dat het samenhangender groeperen van vakken in modules studenten meer motiveert, omdat ze meer inzicht krijgen in waarom ze leren wat ze leren. Ze kunnen de theorie meteen toepassen. Ook is nagedacht over de onderwijsmethodes waarmee docenten hun kennis overdragen. Hoor- of werkcollege, project of zelfstudie. Welke vorm past het best bij welk leerdoel?

Dat alles moet de studeerbaarheid vergroten. Net als het verkleinen van het aantal parallelle vakken, wat moet zorgen voor meer focus. Tussentijdse toetsen moeten studenten met de neus in de boeken houden, ook als de cijfers die ze daarvoor halen niet direct meetellen voor het eindcijfer. Het geeft studenten dan een idee van hun kennisniveau en een gevoel van urgentie, is de hoop.


Herkenbare blokken

Bij technische aardwetenschappen is opleidingsdirecteur Evert Slob in zijn nopjes met zijn nieuwe curriculum. De vele kleine vakjes hebben plaatsgemaakt voor herkenbare blokken, docenten hebben gezamenlijk een nieuwe vorm bedacht om de bestaande kennis over te dragen. Slob erkent dat technische aardwetenschappen uit veel te veel kleine vakjes bestond. “Dat stond nominaal studeren in de weg. Ik zeg daarbij: vergeet niet dat de studenten degenen blijven die het doen. Ze moeten zich realiseren dat ze hier per 2 september zijn om 42 uur per week te werken. Wij sturen ze daarin.”

Het nieuwe curriculum van technische aardwetenschappen wordt gefaseerd ingevoerd. In 2013 het eerste jaar, in 2014 het tweede jaar en een jaar later het derde jaar.

Ook technische bestuurskunde heeft voor een gefaseerde invoering gekozen, zij het op een andere manier. In 2013 gaat het nieuwe eerste jaar van start, een jaar later de andere twee studiejaren. Volgens opleidingsdirecteur Ivo Bouwmans worden zo minder studenten belast met verandering dan wanneer het hele curriculum in één keer verandert. Tegelijkertijd verandert het derde studiejaar zo weinig (het bestaat immers voor de helft uit een minor en voor een kwart uit het bacheloreindproject) dat daarmee niet gewacht hoeft te worden tot 2015.

Bouwmans legt uit hoe de verandering in gang is gezet. “Onze modulemanagers en clustercoördinatoren zijn vakken gaan hergroeperen. In logische eenheden van vijf studiepunten hebben ze ze opnieuw afgebakend. Dat is top-down gebeurd. De docenten zijn daarna die vakken inhoudelijk gaan opbouwen, niet gedacht vanuit hun eigen vak, maar vanuit het curriculum. De opbouw van de studie is nu veel duidelijker. De vakinhoud is beter op elkaar afgestemd, de toetsing is beter, alle vakken hebben een tijdshorizon van tien weken, met tussentoetsen die behoorlijk meetellen.”


Pijn

Het nieuwe curriculum lijkt met veel enthousiasme omgeven, al kostte de totstandkoming ervan soms bloed, zweet en tranen en doet verandering pijn. Zoals bij bouwkunde, vertelt bachelorcoördinator en docent stedenbouwkunde Remon Rooij. “Niemand houdt van veranderen. Het is veel gemakkelijker om te blijven zitten op je leerstoel met een muur erom heen. Gelukkig ontstond er al vrij snel enthousiasme en hebben we het curriculum grondig kunnen aanpakken. Het is niet gemakkelijker geworden, wel beter studeerbaar. De lat ligt niet lager, het is alleen duidelijker waar hij ligt. We hebben zes leerlijnen (zoals ontwerpen en technologie, red.), het jaar is verdeeld in kwartalen, er zijn nooit meer dan twee modules tegelijk. Doublures zijn uit het curriculum, inhoudelijk spelen we beter in op de crisis in de bouw. Eindeloos herkansen van tentamens is er niet meer bij. Eén herkansing is alles.”

Bouwkunde gaat in één klap over naar een compleet nieuwe bacheloropleiding. Rooij is er blij om. “Doe je het gefaseerd, dan is steeds één jaargang – de eerstejaars die nu beginnen – proefkonijn. Kinderziektes zijn nu eenmaal nooit helemaal te vermijden. Bovendien zit je minder lang met overgangsregelingen voor studenten die vakken uit het oude curriculum niet hebben gehaald.”


Veel feedback

De faculteit Werktuigbouwkunde, Maritieme Techniek & Technische Materiaalwetenschappen (3mE), die de twee bacheloropleidingen werktuigbouwkunde en maritieme techniek in huis heeft, heeft juist wel de weg van de geleidelijkheid gekozen. Om zich beter te kunnen voorbereiden op de onderwijsvernieuwing in latere semesters en om de studenten die al eerder aan hun studie waren begonnen zoveel mogelijk in het oude curriculum te houden. Directeur onderwijs Hans Hellendoorn vertelt dat op zijn faculteit een groep van vijftien mensen gemiddeld één a twee dagen per week bezig is geweest met de inrichting van het nieuwe lesprogramma. In grote lijnen is het gereed, de precieze invulling van vakken uit het tweede, derde en vierde semester volgt later dit jaar.

En niet alleen dat. Evalueren zal net zoveel energie vergen. Hellendoorn: “Halverwege het eerste kwartaal zullen we per vak bijeenkomsten houden. Met kerst volgt een grote evaluatie. Betrokken hoogleraren krijgen groepjes studenten toegewezen met wie ze doorlopend bespreken hoe het studieprogramma loopt. We willen een zo breed mogelijke feedback.”

Dat is precies waar de overkoepelende projectgroep studiesucces op heeft aangestuurd. Zitting daarin heeft onder anderen Ellen Bos, hoofd onderwijs en studentenzaken op Industrieel Ontwerpen. “Het kost tijd voordat een grootschalige vernieuwing staat. Je moet de kwaliteitszorg strak houden. We volgen de bachelor heel nauwgezet”, zegt zij. Evaluaties zullen meteen duidelijk maken hoe de verschillende keuzes van de faculteiten uitpakken voor bijvoorbeeld wanneer en hoe ze tussentoetsen houden.

De bedoeling was dat er alleen getoetst zou worden in de weken 5, 10, 15, enzovoort. In de praktijk maakt een opleiding als technische aardwetenschappen de keuze veel vaker te toetsen. “We moeten nog bespreken wat we daar als projectorganisatie van vinden. We hebben het nu laten gebeuren. Komend jaar maken we de balans op. Daarbij moeten we rekening houden met verschillende perspectieven. Dat van de studenten: sociaal gezien kan het moeilijk zijn als iedereen andere toetsmomenten heeft. Roostertechnisch moet het te doen zijn. En natuurlijk kijken we er met een didactische bril naar. Wat werkt het beste om studenten aan de bal te houden?”

Bos heeft er vertrouwen in dát het nieuwe curriculum zijn vruchten zal afwerpen. Haar eigen faculteit Industrieel Ontwerpen stapte in 2007 al over op een nieuwe bachelor met per kwartaal twee vakken van 7,5 studiepunten. Sindsdien is het aantal studenten dat in vier jaar de bachelor afrondde fors gestegen van 26 naar 62 procent. “Over een paar jaar weten we hoe het op andere faculteiten uitwerkt.”


Laatbloeiers

De kille cijfers zijn niet het enige waarop gelet kan worden bij de evaluaties. Remon Rooij is enthousiast pleitbezorger van het nieuwe curriculum met zijn duidelijkheid en studeerbaarheid. Toch heeft hij een waarschuwing voor de universiteit. “Er zitten nadelen aan het studiesucces-programma. Het past niet bij iedereen. Hoe meer we mensen in een format dwingen, des te meer we de helft van de bevolking de ruimte ontnemen om zich te ontwikkelen. Door de latere ontwikkeling van hun prefrontale cortex zijn jongens vaker laatbloeiers dan meisjes. Is het voor de samenleving wenselijk hen te frustreren? Als TU moeten we onze eigen studenten kennen. De universiteit moet soms sterker zijn dan de waan van de politieke dag. Natuurlijk, de gemiddelde studieduur van 7,2 jaar moet omlaag. Maar de mogelijke keerzijde van alle maatregelen moeten we in de gaten houden.”

Evert Slob, die blij is dat hij voor de eerstejaars studenten instrumenten in handen heeft gekregen om ze aan het werk te krijgen, denkt om die reden dat het goed is de sturing per studiejaar te laten afnemen. “De verhouding tussen college en zelfstudie is bij ons in het eerste jaar 1 op 1, in het tweede jaar 1 op 2 en in het derde jaar 1 op 3. Dat moet, want in de master moet het 1 op 5 zijn. Dan wordt zelfstandigheid verwacht.”

Ook bij 3mE begint de studie met veel verplichtingen voor de studenten. Week voor week is uitgewerkt, er zijn vaste dagen en dagdelen voor alle vakken. De eerstejaars beginnen dit eerste kwartaal met één dag in de week wiskunde, twee dagen statica en twee dagen project. Elke woensdag- en zondagavond moeten ze verplicht huiswerk inleveren, aanwezigheid bij werkcolleges is verplicht. In week vijf zijn er verplichte tussentoetsen, die niet herkanst kunnen worden. In week tien volgt het tentamen, waarvoor slechts één herkansing is: in week vijf van het volgende kwartaal. Gedurende het eerste jaar worden de teugels echter steeds een beetje meer gevierd. Hellendoorn: “Bij Technische Natuurwetenschappen zie je dat een langere aanwezigheidsplicht contraproductief werkt. Studenten gaan het systeem boycotten. Het is onze taak hen te leren studeren, daarna laten we het zo snel mogelijk aan henzelf over. Het blijft hun studie.”

Redacteur Redactie

Heb je een vraag of opmerking over dit artikel?

delta@tudelft.nl

Comments are closed.