Wordt Loek Vredevoogd de machtigste man in het hoger onderwijs? De voorzitter van de Nationale Accreditatie Organisatie wenst zich in ieder geval niet te beperken tot het goedkeuren van visitatierapporten.
,,Visitaties zijn voor ons doel te veel gericht op het onderwijsproces. Wij vinden het niveau van de afgestudeerden belangrijker.”
Op dit moment is Vredevoogd nog bestuursvoorzitter van de Universiteit Leiden. Maar een deel van zijn tijd besteedt hij nu al aan de Nationale Accreditatie Organisatie (NAO). Op 1 januari aanstaande gaat die nieuwe organisatie draaien, en Vredevoogd wordt er dan fulltime voorzitter van.
De NAO gaat alle opleidingen van universiteiten en hogescholen accrediteren. Nu nog wordt de onderwijskwaliteit bewaakt door visitatiecommissies van de universiteiten en hogescholen zelf. Dat blijft zo, maar daarnaast hebben de opleidingen straks een keurmerk nodig. De NAO gaat dat keurmerk verlenen, op basis van de visitatierapporten die haar voorgelegd worden. Opleidingen die er niet in slagen een keurmerk te verwerven, verliezen hun recht op overheidsgeld, hun studenten krijgen geen studiefinanciering meer en hun diploma’s worden niet langer wettelijk erkend.
Daarnaast krijgt de NAO een rol bij het toelaten van nieuwe opleidingen. Een nieuwe opleiding mag vanaf komend jaar pas van start gaan als de NAO heeft vastgesteld dat de kwaliteit van het plan in orde is. Voor bestuurders, onderzoekers, politici en journalisten in het hoger onderwijs was dit alles genoeg om Vredevoogd alvast uit te roepen tot de meest invloedrijke persoon in het hoger onderwijs, zo bleek vorige maand uit een enquête van de website ScienceGuide.org. Vredevoogd glimlacht er wat om. ,,Wie zo hoog stijgt, kan diep vallen.”
Toch heeft die enquête-uitslag een serieuze ondertoon. Bestuurders in het hoger onderwijs zijn bang dat de NAO te veel invloed krijgt en zich bijvoorbeeld met de inhoud van het onderwijs gaat bemoeien.
,,De NAO wordt in elk geval gezien als een organisatie met enige betekenis. En inderdaad, met name de universiteiten kijken er wat sceptisch naar. Daarom vind ik het ook sterk van minister Hermans dat hij als vice-voorzitter van de NAO drie mensen heeft benoemd die lange tijd in het hoger onderwijs zelf gewerkt hebben en begrijpen wat daar omgaat. Uiteraard gaan we de bedoeling van de wetgever uitvoeren, maar met respect voor de hogescholen en universiteiten.”
Hoever reikt uw invloed? Gaat u zich inlaten met de inhoud van het onderwijs % wat bestuurders vrezen?
,,We moeten een eigen weg ontwikkelen. In januari moeten we ons accreditatiekader klaar hebben, waarin de criteria staan die we willen hanteren. We hebben dus buitengewoon weinig tijd, er is geen ruimte voor experimenten of wilde plannen. Mede daarom zullen we aansluiten bij het bestaande visitatiestelsel. Dat werkt al vijftienjaar uitstekend en is een voorbeeld in Europa en daarbuiten.
Maar we nemen het bestaande visitatiestelsel niet klakkeloos over. We zullen er kritisch naar kijken. In het algemeen kun je zeggen dat de huidige visitaties zich voor ons doel te veel richten op de kwaliteit van het onderwijsproces. Maar voor ons is de kwaliteit van de output belangrijker: wat is het niveau van de kennis en vaardigheden van de afgestudeerden?
In elk geval willen we niet al te veel parameters laten meewegen in onze beoordeling. Als je meer vraagt, kom je meer te weten, denkt men vaak. Maar het is andersom. Het gaat om de kern van de zaak, en die moet je niet aan het zicht onttrekken door een teveel aan informatie. En die kern, dat is de kwaliteit van afgestudeerden. De NAO moet die outputgeoriënteerde benadering versterken.”
Hermans wilde door middel van accreditatie de kwaliteit van het Nederlandse onderwijs internationaal beter over het voetlicht brengen. Gaat dat lukken?
,,Visitaties worden uitgevoerd door de universiteiten en hogescholen zelf. Het creëren van een onafhankelijk orgaan versterkt het stelsel. Maar ik schat de positie van Nederland niet als matig in. Wat ons in Europa straks hopelijk onderscheidt van de Verenigde Staten, is dat wij een duidelijke bodem in de markt leggen. Daar mag iedereen bachelor of master heten, maar de verschillen zijn gigantisch, die titels zijn geen enkele garantie voor een zeker basisniveau. Ons stelsel moet die basiskwaliteit wel garanderen.”
Het verder reikende perspectief is dat van een Europees kwaliteitskeurmerk. Is dat haalbaar?
,,Overal in Europa wordt eraan gewerkt, en overal zit men in het beginstadium. Het is nu heel belangrijk om naar elkaar te kijken en van elkaar te leren. Maar een gemeenschappelijke vormgeving is ver weg, want er zijn grote verschillen in traditie, cultuur en onderwijssysteem. Het grootste risico is dat van blokvorming. Tot nu toe lopen de West- en Noord-Europese landen voorop. Als Zuid- en Oost-Europa de kloof straks niet meer weten te overbruggen, dan hebben we nog steeds geen transparant Europees kwaliteitsstelsel.”
Straks mogen Nederlandse opleidingen zich laten visiteren door kwaliteitsinstanties naar eigen keus. Is het dan nog mogelijk de kwaliteit te vergelijken?
,,Nederlandse universiteiten en hogescholen zullen meer en meer nastreven zich in internationale context te laten visiteren. Daarvoor zullen zij instanties kiezen die passen bij hun eigen profiel. De onderlinge vergelijkbaarheid neemt daardoor inderdaad af. Vooral die profielkenmerken laten zich straks nog vergelijken. Maar van elke opleiding die door ons geaccrediteerd is, staat vast dat de basiskwaliteit voldoet.”
De NAO gaat ook een kwaliteitstoets op nieuwe opleidingen uitvoeren. Alom wordt geroepen dat het aantal nieuwe opleidingen beperkt moet worden. Gaat uw toets remmend werken?
,,Dat weet ik niet. Maar de NAO toetst niet de doelmatigheid van het opleidingenaanbod, alleen de kwaliteit. Ik heb overigens de indruk dat veel nieuwe opleidingen niet echt nieuw zijn, maar slechtsnieuwe groeperingen van bestaande modulen. Een opleiding marketing wordt bijvoorbeeld uitgesplitst in marketing van de horeca, van de detailhandel enzovoorts. Laten we daarmee ophouden. Natuurlijk, als de bestaande modules goed zijn, zal die nieuwe opleiding ook wel in orde zijn. Dan is het niet onze taak als een rem te gaan werken. Maar we zullen er zeker op wijzen dat zo’n opleiding in feite niet nieuw is.”
Intussen zucht het hoger onderwijs onder bezuinigingen. Die brengen de kwaliteit in gevaar, zeggen bestuurders. Wat moet de NAO met dat gegeven?
,,De eisen zullen niet omlaag gaan, met de basiskwaliteit mag niet gesjoemeld worden. Stel dat opleidingen er massaal niet meer in slagen aan onze eisen te voldoen, dan is er uiteraard iets loos. Maar het is aan de universiteiten en hogescholen om dat gegeven politieke betekenis te geven, niet aan de NAO.” (HOP)
Wordt Loek Vredevoogd de machtigste man in het hoger onderwijs? De voorzitter van de Nationale Accreditatie Organisatie wenst zich in ieder geval niet te beperken tot het goedkeuren van visitatierapporten. ,,Visitaties zijn voor ons doel te veel gericht op het onderwijsproces. Wij vinden het niveau van de afgestudeerden belangrijker.”
Op dit moment is Vredevoogd nog bestuursvoorzitter van de Universiteit Leiden. Maar een deel van zijn tijd besteedt hij nu al aan de Nationale Accreditatie Organisatie (NAO). Op 1 januari aanstaande gaat die nieuwe organisatie draaien, en Vredevoogd wordt er dan fulltime voorzitter van.
De NAO gaat alle opleidingen van universiteiten en hogescholen accrediteren. Nu nog wordt de onderwijskwaliteit bewaakt door visitatiecommissies van de universiteiten en hogescholen zelf. Dat blijft zo, maar daarnaast hebben de opleidingen straks een keurmerk nodig. De NAO gaat dat keurmerk verlenen, op basis van de visitatierapporten die haar voorgelegd worden. Opleidingen die er niet in slagen een keurmerk te verwerven, verliezen hun recht op overheidsgeld, hun studenten krijgen geen studiefinanciering meer en hun diploma’s worden niet langer wettelijk erkend.
Daarnaast krijgt de NAO een rol bij het toelaten van nieuwe opleidingen. Een nieuwe opleiding mag vanaf komend jaar pas van start gaan als de NAO heeft vastgesteld dat de kwaliteit van het plan in orde is. Voor bestuurders, onderzoekers, politici en journalisten in het hoger onderwijs was dit alles genoeg om Vredevoogd alvast uit te roepen tot de meest invloedrijke persoon in het hoger onderwijs, zo bleek vorige maand uit een enquête van de website ScienceGuide.org. Vredevoogd glimlacht er wat om. ,,Wie zo hoog stijgt, kan diep vallen.”
Toch heeft die enquête-uitslag een serieuze ondertoon. Bestuurders in het hoger onderwijs zijn bang dat de NAO te veel invloed krijgt en zich bijvoorbeeld met de inhoud van het onderwijs gaat bemoeien.
,,De NAO wordt in elk geval gezien als een organisatie met enige betekenis. En inderdaad, met name de universiteiten kijken er wat sceptisch naar. Daarom vind ik het ook sterk van minister Hermans dat hij als vice-voorzitter van de NAO drie mensen heeft benoemd die lange tijd in het hoger onderwijs zelf gewerkt hebben en begrijpen wat daar omgaat. Uiteraard gaan we de bedoeling van de wetgever uitvoeren, maar met respect voor de hogescholen en universiteiten.”
Hoever reikt uw invloed? Gaat u zich inlaten met de inhoud van het onderwijs % wat bestuurders vrezen?
,,We moeten een eigen weg ontwikkelen. In januari moeten we ons accreditatiekader klaar hebben, waarin de criteria staan die we willen hanteren. We hebben dus buitengewoon weinig tijd, er is geen ruimte voor experimenten of wilde plannen. Mede daarom zullen we aansluiten bij het bestaande visitatiestelsel. Dat werkt al vijftienjaar uitstekend en is een voorbeeld in Europa en daarbuiten.
Maar we nemen het bestaande visitatiestelsel niet klakkeloos over. We zullen er kritisch naar kijken. In het algemeen kun je zeggen dat de huidige visitaties zich voor ons doel te veel richten op de kwaliteit van het onderwijsproces. Maar voor ons is de kwaliteit van de output belangrijker: wat is het niveau van de kennis en vaardigheden van de afgestudeerden?
In elk geval willen we niet al te veel parameters laten meewegen in onze beoordeling. Als je meer vraagt, kom je meer te weten, denkt men vaak. Maar het is andersom. Het gaat om de kern van de zaak, en die moet je niet aan het zicht onttrekken door een teveel aan informatie. En die kern, dat is de kwaliteit van afgestudeerden. De NAO moet die outputgeoriënteerde benadering versterken.”
Hermans wilde door middel van accreditatie de kwaliteit van het Nederlandse onderwijs internationaal beter over het voetlicht brengen. Gaat dat lukken?
,,Visitaties worden uitgevoerd door de universiteiten en hogescholen zelf. Het creëren van een onafhankelijk orgaan versterkt het stelsel. Maar ik schat de positie van Nederland niet als matig in. Wat ons in Europa straks hopelijk onderscheidt van de Verenigde Staten, is dat wij een duidelijke bodem in de markt leggen. Daar mag iedereen bachelor of master heten, maar de verschillen zijn gigantisch, die titels zijn geen enkele garantie voor een zeker basisniveau. Ons stelsel moet die basiskwaliteit wel garanderen.”
Het verder reikende perspectief is dat van een Europees kwaliteitskeurmerk. Is dat haalbaar?
,,Overal in Europa wordt eraan gewerkt, en overal zit men in het beginstadium. Het is nu heel belangrijk om naar elkaar te kijken en van elkaar te leren. Maar een gemeenschappelijke vormgeving is ver weg, want er zijn grote verschillen in traditie, cultuur en onderwijssysteem. Het grootste risico is dat van blokvorming. Tot nu toe lopen de West- en Noord-Europese landen voorop. Als Zuid- en Oost-Europa de kloof straks niet meer weten te overbruggen, dan hebben we nog steeds geen transparant Europees kwaliteitsstelsel.”
Straks mogen Nederlandse opleidingen zich laten visiteren door kwaliteitsinstanties naar eigen keus. Is het dan nog mogelijk de kwaliteit te vergelijken?
,,Nederlandse universiteiten en hogescholen zullen meer en meer nastreven zich in internationale context te laten visiteren. Daarvoor zullen zij instanties kiezen die passen bij hun eigen profiel. De onderlinge vergelijkbaarheid neemt daardoor inderdaad af. Vooral die profielkenmerken laten zich straks nog vergelijken. Maar van elke opleiding die door ons geaccrediteerd is, staat vast dat de basiskwaliteit voldoet.”
De NAO gaat ook een kwaliteitstoets op nieuwe opleidingen uitvoeren. Alom wordt geroepen dat het aantal nieuwe opleidingen beperkt moet worden. Gaat uw toets remmend werken?
,,Dat weet ik niet. Maar de NAO toetst niet de doelmatigheid van het opleidingenaanbod, alleen de kwaliteit. Ik heb overigens de indruk dat veel nieuwe opleidingen niet echt nieuw zijn, maar slechtsnieuwe groeperingen van bestaande modulen. Een opleiding marketing wordt bijvoorbeeld uitgesplitst in marketing van de horeca, van de detailhandel enzovoorts. Laten we daarmee ophouden. Natuurlijk, als de bestaande modules goed zijn, zal die nieuwe opleiding ook wel in orde zijn. Dan is het niet onze taak als een rem te gaan werken. Maar we zullen er zeker op wijzen dat zo’n opleiding in feite niet nieuw is.”
Intussen zucht het hoger onderwijs onder bezuinigingen. Die brengen de kwaliteit in gevaar, zeggen bestuurders. Wat moet de NAO met dat gegeven?
,,De eisen zullen niet omlaag gaan, met de basiskwaliteit mag niet gesjoemeld worden. Stel dat opleidingen er massaal niet meer in slagen aan onze eisen te voldoen, dan is er uiteraard iets loos. Maar het is aan de universiteiten en hogescholen om dat gegeven politieke betekenis te geven, niet aan de NAO.” (HOP)

Comments are closed.